Categorie: Formidastisch

Een klontje boter in de pap

Het is hier even stil geweest, maar ik had, dacht ik, een gegronde reden om geen acte de présence te geven, om eens een chique, want Franse uitdrukking te gebruiken. Er is me namelijk een soortement geschenk uit de hemel te beurt en in de schoot gevallen, in de vorm van een snoepreisje. Nu ja, eigenlijk niet helemaal een snoepreisje, want er kwam wat werk aan te pas, maar ik ben wel op andermans kosten naar New York gevlogen en heb daar een kleine week doorgebracht, zonder dat ik in de beurs hoefde te tasten. Integendeel zelfs. Ik diende iedere dag slechts een paar uurtjes te tolken en werd daar nog voor betaald ook.

Niet dat ik inhalig ben, maar dergelijke faveurtjes mag men me in onbeperkte mate blijven aandragen. Iemand?

Soppen

Ik ben keurig en netjes opgevoed ─ kijk me aan een doe er je voordeel mee! ─ gedraag me hoffelijk, geef altijd mijn ‘schoon’ handje, spreek met twee woorden en neem steevast de nochtans vaak oubollige etiquette in acht, behalve …

Ik heb een logeergast: een knul van net geen zestien jaar. Zijn ouders, met wie ik bevriend ben, zijn begonnen aan een verre tocht waarvoor vaccinaties verplicht zijn en hebben de vrucht van hun liefde tijdelijk te mijnent ondergebracht. Dat reist prettiger. Hij is een gave jongeling, welgemanierd in spreken en handelen, waarvoor ik geneigd ben enthousiaste superlatieven te gebruiken. Je hebt er bij wijze van spreken geen kind aan.

We zaten samen aan het ontbijt. Ik betrapte hem erop dat hij herhaaldelijk aanstalten maakte om het broodje dat hij verorberde in zijn kop met cacao te dompelen, maar dat telkens wist te voorkomen.
─”Je hebt zin om te soppen, hè?” veronderstelde ik.
─”Het is bijna sterker dan mezelf,” gaf hij toe, “maar mama heeft me op het hart gedrukt dat ik het hier niet mag doen.”
─”Jouw moeder weet waarschijnlijk niet dat ik zelf ook een fervent sopper ben”, meesmuilde ik samenzweerderig. “Zullen we?”

Gesopt dat we hebben! En gelachen.

Op 11 december 2010 heb ik hier ─ in Tafelmanieren ─ vermeld dat ik met soppen begonnen was en niet de intentie had om daar ooit mee op te houden. Wel, ik ben er dus niet mee opgehouden.

Slimmigheidje

Ik kreeg een e-mail van een reclamebedrijf, waarvoor ik ooit een aantal opdrachten heb uitgevoerd. Het bericht omvatte een leeg vak, met daaronder de mededeling: als je deze e-mail niet goed kunt lezen, klik dan op deze link.

Aangezien de e-mail me niets leesbaars aanbood ─ en ik stilletjes op een lucratief reclameopdrachtje hoopte ─ klikte ik op de link …

… en toen kwam ik op de website van een opticien terecht.

Meer moet dat niet zijn

Margriet, voor wie ik soms wat administratieve klusjes opknap, heeft inmiddels de leeftijd van de zeer sterken bereikt, maar ze is nog goed bij haar hoofd. Desalniettemin diende ze onlangs enkele weken in het ziekenhuis te verblijven, hetgeen, het is algemeen geweten, nogal wat papieren rompslomp met zich meebrengt, dus bracht ik haar een bezoek om me daar eens duchtig mee te bemoeien.

Ze serveerde me de gebruikelijke kop koffie en zei:
“‘k En stieve hoe franse pan’n. Moej ièn én?”
De meesten van jullie zitten nu waarschijnlijk te kijken alsof ik jullie een oneerbaar voorstel heb gedaan. Daarom lijkt het me beter dat ik toch even dat West-Vlaamse koeterwaals in het verstaanbaars vertaal: Ik heb buitengewoon goeie Franse pannen. Wil je er een hebben?
frangipaneIk wist echt niet wat ik op dat moment met een pan moest aanvangen en al helemaal niet met een Frans exemplaar, maar aangezien ze het ding zo aanprees, durfde ik niet te weigeren. Ze pantoffelde naar de keuken en ik was buitengewoon benieuwd met wat ze zou terugkeren. Dat bleek een gebakje te zijn, dat in de wandeling een frangipane heet, maar dat Margriet tot een franse panne vermassacreerde, wat niet wegnam dat ik het ongegeneerd lekker vond.

“Ik heb nog wat voor je”, zei ze toen ik op het punt stond om te vertrekken en ze glunderde haar ouderdom weg terwijl ze me een plastic tasje overhandigde, waarin ik tot mijn verrukkelijke verbazing de eerste, uiterst zeldzame en vrijwel ongeschonden drukken aantrof van de beide boeken van de hand van Willem Denys, die op gulle wijze de vaak hilarische wederwaardigheden beschrijven van Peegie, de roemruchtige en legendarische volksfiguur van de Roeselaarse Nieuwmarkt, zijnde:
Peegie in zijn apejaren (1949)
Zijn triem door ’t leven (1951)

Het maakt mijn dag. Ik ben zo blij als … eh … een hond met zeven pikken en zo godsgruwelijk gelukkig als … eh … een teek in een bloedbank.

peegie

Speeltjes

Ik was van plan om aan de lenteschoonmaak te beginnen, maar ik heb me bedacht. In de eerste plaats duurt het, in weerwil van de verzachtende omstandigheid van het fraaie weer, nog bijna twee weken voor de lente echt begint en in de tweede plaats voelde ik er niets voor om mij met borstels, emmers, dweilen, sponzen, zeemlappen … hijg, hijg … en wat er nog meer aan poetsgerei bestaat onledig te houden, want het leven en het toeval disten me een veel leukere bezigheid op.

Ik heb het hier vroeger al herhaaldelijk over het aantekenboekje van Moleskine gehad, dat ik altijd en overal bij me draag en dat dus een onafscheidelijke metgezel is, die ik meestal met enige vertedering ‘mijn calepingsje’ noem, omdat we bij ons in West-Vlaanderen nogal eens een beroep op de Franse taal durven doen als we ten prooi vallen aan gemoedservaringen van diverse pluimage. Zo’n geheugensteun is natuurlijk een hopeloos ouderwets hulpmiddel en bovendien nogal knullig om te gebruiken, want men is niet altijd in de gelegenheid om met een schrijfstift over papier te navigeren.

speeltjesNu heb ik de hommel in het hoofd gekregen. Ik ben overgegaan tot de aankoop van een speeltje: een digitaal dicteerapparaatje van Olympus. Voortaan duikel ik geen onnozel notitieboekje meer op, maar trek ik een minuscule dictafoon om er mijn intiemste gedachten aan toe te vertrouwen. Daarenboven heb ik mijn pc toegerust met een ander speeltje, zeg maar speel: de spraakherkenning van Dragon. Christene zielen! Wat is dat een magische duvelstoejager! Er komt nogal wat op je af als je de software ten volle wil gebruiken en het is dus even wennen ─ vandaar dat het hier even stil was ─ maar dan weet je echt niet wat je meemaakt. Het programma kan niet alleen aan een razend tempo de teksten uittikken die ik dicteer, maar met mijn stem kan ik tevens mijn hele computer bedienen. De snelheid en de accuratesse waarmee dat allemaal gebeurt, zijn voor mij een bron van niet aflatende en verrukkelijke verwondering.

Tja, ik moet met mijn tijd meegaan, om te voorkomen dat ik inkak.

Zo trots als een ouwe aap

Het zal jullie wellicht niet ontgaan zijn dat ik even uit de roulatie was, of dat er hier op zijn minst een ongebruikelijke stilte heerste. Ik vrees dat dit in de toekomst vaker zal gebeuren. Nee, er is niets ernstigs met me aan de hand ─ prijs de hemelen! ─ maar ik ben erin geslaagd om een nogal arbeidsintensief vertaalcontract buit te maken en binnen te rijven. Het is een minder leuke, maar wel lucratievere bezigheid dan het bijhouden van een blog, waar geen droog brood mee te verdienen valt. Helaas is het ook een activiteit die me in een dwangbuis van tijdslimieten kluistert, waardoor het schrijven van een aardig stukje soms in het gedrang zal komen. Ik probeer alleszins de kerk in het midden te laten en er het beste van te maken.

Op mijn pc draait een uitermate handig programmaatje, dat zo nu en dan een venster met een in meer of mindere mate belangrijke mededeling laat verschijnen. Daarnet kreeg ik te lezen dat het straks, om halfacht, vier jaar geleden zal zijn dat ik mijn laatste sigaret opstookte. Ik ben niet licht geneigd om prat op iets te gaan, maar dat het me gelukt is om het verfoeilijke roken af te zweren, vervult mij nog steeds met kolossale trots … en dat wou ik toch even gezegd hebben.

Oudjaar met Martine Tanghe

Hè hè! Dat hebben we dus ook weer gehad. Blij dat het achter de rug is. Nu hoef ik overmorgen nog enkel met een jarig gezicht een falanx kaarsjes uit te blazen en dan kan ik me voor de rest van 2014 als een Chinese schim op het achterplan houden, of uitgestrekt liggen op een bedje van lauweren.

Het vertederendste moment van de hele jaarwisseling beleefde ik al op silvesteravond, toen ik naar het televisiejournaal zat te kijken, dat gepresenteerd werd door Martine Tanghe, die ─ ik heb me hier al ten overvloede in lovende bewoordingen over haar uitgelaten ─ een wit voetje bij me heeft, omdat ze zich van onberispelijk Nederlands bedient en omdat ze een onwereldse klasse uitademt.

In de haven van Taiwan was een reuzenbadeend ontploft. Daar moest ik zo erg om lachen dat mijn katten ijlings mijn gezelschap ontvluchtten. Ik was nog niet helemaal uitgelachen of de televisie nam me al op sleeptouw naar het onherbergzame Antarctica, waar een Russisch schip in het pakijs vastgelopen was. De opvarenden ─ onvervaarde wetenschappers en voor niets beduchte toeristen ─ zaten al een week op hun ontzetting te wachten en gaven blijk van opgefokte vrolijkheid, hetgeen zoals men weet een verschijningsvorm van de wanhoop is. In ongeordende samenzang gaven ze een lied ten beste ─ men kan me folteren met dat soort deunen ─ en ze waagden zich zelfs aan een dansje … alsof ze in koeienflatsen trapten. Gelukkig zocht de camera toen zijn heil bij twee pinguïns, die zich op de zuidpool vermeiden en wobbelend over het ijs waggelden …

… en opeens verscheen toen Martine Tanghe in beeld. De camera betrapte haar als het ware terwijl ze naar de heupwiegende pinguïns zat te kijken, met een verzaligde uitdrukking op haar gezicht en een hoofd dat onwillekeurig met hun bewegingen meewiebelde. Het vertederde me en Martine kreeg meteen een nog witter voetje bij me. Ze houdt duidelijk van dieren en net als ik heeft ze wellicht een zwak voor pinguïns. 

Neuzenvreugde

Ik ben de fortuinlijke eigenaar van een ontwikkeld orgaan … eh … ik bedoel vanzelfsprekend mijn reukorgaan. Met het bijvoeglijk naamwoord ontwikkeld doel ik overigens geenszins op het formaat van mijn neus, want dat valt behoorlijk mee. Ik behoor in alle geval niet tot de mensen die met een brandende sigaret in hun mond onder de douche kunnen. Nee, met ontwikkeld zinspeel ik op het reukvermogen van mijn snotkoker. Je hoort me niet beweren dat ik kan ruiken als een speurhond, maar het scheelt toch niet veel.

Zo’n twee jaar geleden heb ik hier al eens een schrijfsel ─ Orgastje ─ aan mijn geurverslaving gewijd en jullie toevertrouwd dat ik bijvoorbeeld verslingerd ben aan de odeur die uit nieuwe boeken opstijgt: een bijna roesverwekkend bouquet van papier en drukinkt. Ook de geur die met het slijpen van een potlood of met het gebruiken van een viltstift gepaard gaat, vermag mij in verrukking te brengen. Een regenbui na een broeierige zomerdag, het watertandende luchtje dat zich in de buurt van de werkplaats van een warme bakker ophoudt, of het aroma van koffie in de morgen … Niet vervelend!

Over koffie gesproken …  Vlakbij De Markt in Brugge, in de Steenstraat 6 en dus pal in het hart van de stad, kun je de koffiebranderij Javana vinden. Mensen kinderen! Ruikt dat even ongegeneerd lekker! Allen daarheen! Enkel al er voorbijlopen is een weergaloze gewaarwording en een regelrechte lust voor snufferds. Ik zou er blijven passeren, ware het niet dat ik dan de indruk wek dat ik een overval beraam, of toch op zijn minst iets onbetamelijks van plan ben.

“Als het lekker ruikt, smaakt het over het algemeen ook lekker”, zei mijn moeder altijd en ik geloofde haar onvoorwaardelijk … al zie ik me toch niet direct boeken, potloden of viltstiften verorberen. 

javana