Tag: gedrag

Opgekrast staat netjes

Er zijn van die dingen waaraan ik een godsgruwelijke schurfthekel heb, waardoor ik me in mijn nadagen vermoedelijk tot een knorrige, mopperende oude man zal ontpoppen, om nog te zwijgen van deprimerend gesjok achter een looprek, of het zitten kwijlen in een rolstoel. De hemel verhoede zoiets.

Ik heb het over:

– Het reinigen van de frituurpan en het verversen van de olie ervan. Het reinigen van de twee ovens in mijn keuken.
– Het strijken in het algemeen.
– Het lappen van de ramen.
– Mensen die ongegeneerd scheten laten, luidkeels boeren of in hun neus pulken.
– Personen die het voortdurend over ‘hun carrière’ hebben, ook al hebben ze eigenlijk weinig of zelfs niets gepresteerd op welk gebied dan ook.
– Volwassen mannen die zich tooien met honkbalpetten met van die idiote kleppen.
– Het gebruik van ‘kids’, ‘bubbels’, ‘overheerlijk’, ‘sowieso’, en tegenwoordig ook ‘hongerke’.
– Personen die voortdurend en bovendien schabouwelijk Engels door hun Nederlands roeren.
– Dat seks niet langer met een x geschreven wordt en de ergerlijke tussen-n in pannenkoeken.
– Overhoop gehaalde kranten.
– Doppen die na het openen blijven vastzitten op het flesje.
– Loslopende honden, hondendrollen op de stoep en paardenvijgen op straat.
– Met krijsende varkens volgestouwde vrachtwagen op weg naar een slachthuis.
– Zwerfvuil.
– Het wachten op het resultaat van een bloedonderzoek na het halfjaarlijkse bezoek aan een huisarts.
– Dat de meeste televisiezenders nooit de aftiteling van films en dergelijke laten zien.
– Het gedrag van wielertoeristen en tegenwoordig ook van pedelecs, die je geruisloos naderen en je vervolgens voorbijzoeven.

Mijn gevederde vrienden

voedertafelIn mijn hoedanigheid van dierenvriend in het algemeen, met een voorliefde voor al dan niet bontgevederde vogels, heb ik op mijn tuinterras voor die schepsels een gevaarte neergepoot, dat zowel een voedertafel als een drink- en badgelegenheid omvat.

Sindsdien pleeg ik de gevleugelden, die in groten getale mijn tuin met een bezoek vereren en mij wat kijkplezier verschaffen, iedere morgen fris water en een flinke portie strooivoer te verschaffen. Daar maken ze met zijn allen dankbaar ─ nu ja ─ gebruik van. Helaas krijg ik vooral duiven van diverse pluimage op visite en dat zijn buitengewoon vraatzuchtige wezens … maar goed, ze zijn ook iemands kindje.

Aanvankelijk kocht ik het strooivoer in Colruyt, aan € 3,19 per kilogram, maar dat was echt niet vol te houden. Mijn gasten verslonden maandelijks immers ruim twintig kilogram van die zaden en granen en dat ging me niet in mijn koude kleren zitten. Het kostte me klauwen geld en alleszins meer dan ik aan die lekkerbekjes wilde besteden. Om er me niet blauw aan te betalen zag ik me genoodzaakt uit te wijken naar een leverancier, waar ik het voedsel als het ware in familieverpakking kon krijgen, te weten 2 x 20 kg, aan huis geleverd voor € 46,95, hetzij € 1,17/kg. Nou moe, dat scheelde gelijk een ferme slok op een borrel.

Dientengevolge zullen we met zijn allen nog lang, tevreden en voldaan leven.

De amokmaker

Onlangs kwam ik nogal onverhoeds op een rommelmarkt terecht. Het zijn samenscholingen die ik niet pleeg te frequenteren, want ik heb zo al genoeg rommel in mijn kot. Ik werd er staande gehouden en aangesproken door een persoon die ik slechts zeer oppervlakkig ken, sinds we jaren geleden in hetzelfde hotel in het diepste zuiden van Frankrijk vertoefden. Hij herinnerde me aan die, wat mij betreft, niet zo heuglijke vakantie en zei met een jarig gezicht:
“Dat waren nog eens tijden!”
Dat waren het zeker! Ja, tegen wie zei hij het?

Vooral die ene avond staat ten eeuwigen dage op mijn netvlies gebrand en in mijn geheugen gegrift. We schreven 14 juli, de nationale feestdag van Frankrijk, en te dezer gelegenheid greep er in het dorp waar we verbleven een zogeheten ‘fête champêtre’ plaats: een bal populaire in de openlucht, waar een opgeklopt sfeertje van feestvreugde heerste en waar de plaatselijke wijnen, Grenache en Muscat de Rivesaltes rijkelijk vloeiden.

Ik zag het gebeuren, maar ik kon er niet meteen een etiket opplakken en toen ik dat wel kon, was het al te laat. Mijn landgenoot, die nogal mateloos van de dranken genoot, begon plots met een verwilderde en angstaanjagende blik om zich heen te kijken. Amper een paar tellen later ontstak hij in regelrechte razernij en dat bleef niet zonder gevolgen. Hij was door het dolle heen, ging als een wildeman tekeer en vernielde alles ─ tafels, stoelen, serviesgoed ─ wat hij op zijn rampage doorheen het dorp aantrof.
“Hij weet nochtans heel goed dat hij geen druppel alcohol mag drinken”, jammerde zijn echtgenote voor ze de aan voor achtervolging inzette.
Naar verluidt maakte hij ook aanstalten om mensen aan te vallen, maar voor hij dat kon doen, greep de politie in door hem op ik weet niet welke manier te neutraliseren en naar een ziekenhuis over te brengen.

De dag daarna verscheen hij in het hotel en bleek hij zich niets van het hele voorval te herinneren, tot de politie opdaagde en hij de rekening voor de door hem aangerichte schade gepresenteerd kreeg.

“Dat waren nog eens tijden!” zei hij tegen mij toen ik hem tijdens een rommelmarkt tegen het lijf liep.
Ja, tegen wie zei hij het?

Ik weet niet of hij die avond wat gedronken heeft, want ik ben veiligheidshalve ver uit zijn buurt gebleven.

Te kust en te keur

Ik heb hier al een paar keer melding gemaakt van mijn nogal lammenadige onhebbelijkheid: ik ben verslingerd op en verslaafd aan kantoorspullen in het algemeen en schrijfwaren in het bijzonder, te weten papier en schrijfgerief. Gelukkig beschik ik over nogal omvangrijke bureaumeubelen met veel opbergruimte, waarin ik behoorlijk wat kan onderbrengen.

Omdat er een nieuw schooljaar op til is, ben ik op mijn qui-vive, want dit is voor mij een extreem gevaarlijke periode. In de winkelrekken liggen mijn favoriete artikelen immers verlekkerd naar me te lonken en ik laat me nogal makkelijk door ze verleiden, waarschijnlijk omdat ik een zwakkeling ben.

Uit nieuwsgierigheid en vooral ook omdat ik niets beters te doen had, heb ik eventjes een inventaris opgemaakt van de schrijfstokken waarover ik beschik. Nou moe, dat is geen klein bier. Ik ben namelijk de bezitter van:
– 187 potloden
– 314 kogelpennen
– 138 vulpennen
– 47 markeerstiften
– 98 viltstiften
– 114 rolpennen

“Ga daarmee naar den oorlog!” zou mijn moeder zeggen als ze nog leefde

Dan rep ik vooralsnog met geen woord over de stapels papier, in talloze kleuren en formaten, waar ik eigenaar van ben. Schijthuizen kun je ermee dekken.

“Huye de los tentaciones, despacio, para que puedan alcanzarte! * zou mijn vader Les Luthiers citeren als hij nog leefde.


* Vlucht weg van de verleidingen, maar doe het langzaam, zodat ze je kunnen inhalen.

Geurvlaggen planten en bruine truien breien

Jullie kunnen en zullen nooit raden wat ik deze week in mijn brievenbus aantrof. Het was een presentje, maar hoegenaamd niet van het leuke soort. Ik diepte er namelijk een giftig groen drollenzakje uit op, met inhoud, te weten een stevige hondenbout, of wat hadden jullie gedacht?

Zal ik nu toch het zeepokkenlazarus krijgen! Als ik de schenker van dit cadeau kan pakken, is hij of zij ─ het zal wel een hij zijn, vermoed ik ─ nog niet jarig. Dan ruk ik zijn/haar de ogen uit, zodat hij/zij kan kijken hoe ik hem/haar in mekaar ram.

Naar aanleiding daarvan en hoewel ik eigenlijk wel wat beters te doen had, heb ik vanmorgen tussen 9.00 en 12:00 uur de wacht opgetrokken, om het aan mijn stulp grenzende en bovendien private bospad in de gaten te houden. Ik heb ze geteld. Vierentwintig waren het er. Vierentwintig! Wie, wat, waar?

In die drie uur zijn twee dozijn honden voorbij mijn woning gewandeld ─ nu ja, gewandeld ─ gaande van frêle juffershondjes ─ die we in Vlaanderen graag preutelikkertjes noemen ─ tot modellen waarop een zadel niet zou misstaan.

Slechts zestien ervan waren aangelijnd. Ik zag er acht zeiken en drie vonden het nodig om in de buurt van mijn oprit een drollemans uit te draaien. Geen van de begeleiders ─ mannen, vrouwen, jongens, meisjes ─ vond het nodig, of getroostte zich de moeite om die troep op te ruimen.

Ik ben al mijn hele leven een verdraagzame dierenvriend, maar nu ben ik het toch goed zat. Er zijn grenzen. Wie zich voortaan in de buurt van mijn optrekje waagt en zich niet aan de regels van het fatsoen houdt, mag van mij een tirade verwachten … en reken maar dat ik daar goed in ben. Bovendien is een private weg nog steeds een private weg en dat zullen ze geweten hebben.

Hyperboreeërs

Jonge mensen zouden hem een flipper noemen, want zo heet een excentrieke en onprettige man in hun taaltje. Marcel was zo’n figuur.

Hij verstopte zich steevast achter een tobberige gelaatsuitdrukking, tooide zich met het chaotisch kapsel van een bolsjewiek, alsof er in zijn haardos wat vogels rondgescharreld hadden, en vertoonde een merkwaardige kincreatie, die men als een poging tot baard zou kunnen omschrijven.

Marcel was dan ook een kunstenaar, bij de gratie Gods, die zich met schilderen onledig hield en daar, het mag gezegd, een grote bedrevenheid in verworven had. Hij zou ongetwijfeld de sterren van de hemel gepenseeld hebben als Vincent van Gogh hem dat niet op onnavolgbare wijze had voorgedaan.

vanGogh2

Nee, Marcel specialiseerde zich in maritieme taferelen en zeelandschappen – raar woord eigenlijk – : intimiderende, door storm heftig bewogen golven onder getourmenteerde wolkenluchten; over zwalpend water schrijdende vaartuigen en hun gekapseisde soortgenoten; lillende en kruivende baren …

Nu ben ik al mijn hele leven ten zeerste verknocht aan de zee en haar ap- en dependenties. Daarom leek het me geen slecht idee om mijn werkkamer – waar ik het overgrote deel van mijn dagen verkwansel – op te leuken met wat schilderkunstige … eh … zeeschappen.

Via via kwam ik bij Marcel terecht en die was bereid om me, voor een niet bepaald gezapige prijs, te gerieven met twee werken van zijn hand. Hij kwam zich te mijnent van de omstandigheden vergewissen, kwestie van lichtinval en zo. Het was bij die gelegenheid dat hij op het tuinpad struikelde en zich ternauwernood overeind kon houden, hetgeen gepaard ging met sierlijke, bijkans aan het ballet ontleende gebaren. Ik kreeg het op de lachspieren en deelde heel even een plaagstootje uit, want wat is er nu vermakelijker dan een struikelende mens?

Er verstreken een paar maanden en Marcel liet niets van zich horen, dus probeerde ik hem gisteren telefonisch te bereiken. Ik kreeg evenwel een nogal onbeschofte kakmadam aan de lijn en door wat zij me vertelde, sloegen mijn hersens door mijn oren naar buiten: Marcel weigerde de schilderijen voor me te maken, omdat ik met hem gelachen had.

Krijg nu even het slingersschijt! Ik weet dat veel kunstenaars er idiote hersenkronkels op na houden, maar Marcel is kennelijk nog geschifter dan een pak zure melk. Er zijn alleszins serieuze kosten aan.

Ik zou zelf wat op doek kunnen gooien, maar ik kan enkel schilderen met woorden en zinnen. Daar kun je geen muur mee versieren. Of toch?

Een carillon van ijsblokjes

Vandaag steek ik van wal met een parafrase van een kwinkslag van een in onze contreien overigens illustere onbekende, Sam Knott:
If I have not one at eleven, I must have eleven at one.
Als ik er om elf uur geen inneem (te weten een alcoholische drank), moet ik er om één uur elf innemen.

Iedere morgen – strijk-en-zet rond de klok van elf uur – krijg ik een kinderachtige smaak in de mond en vordert mijn lichaam iets pittigs in een tumbler, zeg maar een onbekrompen aperitief.

Ik hou van afwisseling, dus kan dat appetijtwekkertje een cuba libre zijn, een campari-soda, een gin-tonic of zelfs een mojito … afhankelijk van mijn humeur en van wat ik in huis heb, hetgeen evenwel zelden mijn keuze beïnvloedt of beperkt, als jullie begrijpen wat ik bedoel, want ik heb meestal de drankvoorraad van een klein café in huis.

Het gebruik van een krasse vloeistof zou naar verluid je hersens aantasten en je leven halveren, maar je ziet natuurlijk wel dubbel zoveel. Tja, als ik wat gedronken heb, weet ik nog steeds de weg in samengestelde zinnen en na zo’n slok ben ik zelfs helemaal herbouwd. Bovendien zou alcohol de nucleus accumbens stimuleren. Dat is het deel van het brein dat onder veel meer aantrekkelijkheid beoordeelt, waardoor men iemand leuker vindt als men wat gedronken heeft en dat is toch mooi meegenomen.

Men beweert dat Elizabeth II, de vroegere kween van over het Kanaal, zich iedere dag aan een gin-Dubonnet verlustigde en dat mens is zomaar eventjes 96 jaar geworden. Ook haar moeder, de moederkween, vergreep zich dagelijks aan datzelfde lustmakertje, tot ze er noodgedwongen mee ophield toen ze stierf, 101 jaar oud.

Helaas kan ik voorlopig nergens een essentieel ingrediënt van dat toverdrankje vinden. Gin à volonté in de winkels en supermarkten die ik frequenteer, maar Dubonnet … Ho maar! Edoch, ik blijf zoeken. Ik wil, moet en zal een eeuweling worden, of toch bijna.

dubonnet