Tag: reizen

Sta ik hier even mooi te kakken

Het stond in de sterren geschreven dat ik vanmiddag in een vliegtuig zou stappen, teneinde een oceaan en de evenaar over te steken, om aan de overkant, meer bepaald in Argentinië, gedurende drie weken goede sier te maken.

Het heeft niet mogen zijn en dat noodt geenszins tot lachen. Wel integendeel! Ik word daar lastig van. Ik zit me thuis omstandig op te winden en me een ongeluk te ergeren aan een eigengereid virus en meer nog, aan het amateurisme, om niet te zeggen de aperte onkunde van een stelletje onbenullen, die het in Belgenland voor het zeggen hebben, waarvan sommigen niet eens verkozen zijn en toch hoog van de toren menen te moeten blazen en mijn leven te versjteren. Ik heb het over de schijnheilige missiepater Vande Lanotte en het domme zurkeltrutje Verlinden. De commedia dell’arte van Vivaldi heeft nu lang genoeg geduurd. Die bende zal daar op afgerekend worden. Wacht maar!

Dan heb ik nog met geen woord gerept over het nooit overtroffen gestoethaspel van het Europese vehikel, dat kerkhof voor politieke lijken.

Tenslotte wilde ik nog wat zeggen over de ‘kaliesjeklutser’ Van Ranst, viroloog bij de gratie Gods, maar die vent maakt de duivel in me wakker, dus kan ik maar beter zwijgen voor ik hem een ongeneeslijke ziekte toewens.

Het zou weleens zo kunnen gaan dat ik, en velen met mij, burgerlijke ongehoorzaamheid aan den dag leg, of erger nog … overloop naar het Vlaams Belang. Ze mogen het me vooral niet tegen maken.

We stegen met een zucht …

Op Twitter verscheen een bericht van ene Vincent Peone: hij zou de enige passagier geweest zijn in een vliegtuig van Delta Air Lines, dat van Aspen naar Salt Lake City vloog. De tweet ging vergezeld van een filmpje, waarmee hij zijn bewering staafde en dat meer dan drie miljoen keer bekeken werd, voor bleek dat het hele verhaal verzonnen was. Het vliegtuig in kwestie was zelfs niet van de grond geweest en het boordpersoneel had het spelletje meegespeeld. ’t Was maar om te lachen …

… maar nu ben ik aan de beurt en ik zweer op mijn eerstecommuniezieltje dat hetgeen ik verkondig de gehele waarheid is en niets dan de waarheid.

Op 1 april 1991 ─ nee, het is geen grap ─ zat ik als enige passagier in een Boeing 737 van Sabena, die om 20u25 opsteeg van het vliegveld Kloten  ─ hoe verzinnen ze het? ─ In het Zwitserse Zürich en omstreeks 21u40 in Zaventem landde.

Gelachen dat ik heb! En over de kop dat Sabena tien jaar later ging!

vliegbiljet

Kijk, kijk, een homo!

HomoUniversalisIk was in de supermarkt met een vriendin. Toen een jongeman met blakend blonde en nogal chaotische manen – coupe windhoos – die een agrarische stevigheid over zich had in het gangpad verscheen en aanstalten maakte om ons te kruisen, hief mijn gezellin plots een soortement jubelzang aan, waarna ze zich tot die potige gozer wendde:
“Ha Selattin! Proficiat wei! ’t Ee nie vele geschild hè? ‘k Zoaten te schudd’n en te kluttern in miene zetel beist dajje bizzig woart, moa jeddet hoald.”

Ik zie me genoodzaakt omdat voor de meeste van jullie even te vertalen:
“Ha Selattin! Proficiat hoor! Het heeft niet veel gescheeld hè? Ik zat te schudden en te beven in mijn fauteuil terwijl je bezig was, maar je hebt het gehaald.”

Door het horen van de in onze contreien toch wel zeldzame naam, Selattin, ging er bij mij een belletje rinkelen en opeens wist ik wie er voor me stond. Hij was namelijk de jongste kandidaat (18) en de winnaar van de wedstrijd Homo Universalis: een onderdeel van het programma Iedereen Beroemd op de Vlaamse televisie. Honderd kandidaten moesten iedere dag een behendigheidsproef afleggen, waarbij telkens iemand afviel, tot als laatste de Homo Universalis overbleef, die als beloning een heel jaar lang gratis mocht reizen.

Die Homo Universalis blijkt zich dus in mijn dorp op te houden. Meer zelfs: deze veelzijdige Vlaming woont amper een kilometer bij me vandaan. Ik voel me vereerd.

Anderzijds is het natuurlijk mooi meegenomen dat zo’n handige harry … eeh … zo’n handige Selattin, zo’n manusje-van-alles, bij me in de buurt woont. Je weet maar nooit waar dat goed voor kan zijn.

En? Sta ik er mooi op?

“Those friends thou hast and their adoption tried,
Grapple them unto thy soul with hoops of steel.”*
Shakespeare, Hamlet, Act I, 3

R&B
Een paar weken geleden belandde ik in een nostalgische bui. Dat overkomt me tegenwoordig wel vaker, want naar verluidt zijn jeugdsentiment en toenemende weekhartigheid de eerste kwaaltjes die zich met het klimmen der jaren aandienen, om iemand een ouwelullengevoel te geven. Ik ben ondertussen ruimschoots van mijn jeugd bekomen en besef dat jongensachtig verzet tegen de ouderdom geen zoden aan de dijk zet, dus val ik af en toe ten prooi aan een nostalgische bui …

… en toen me dat een paar weken geleden overkwam, keerde ik in gedachten terug naar een zalig vroeger. Ik was jong en boosaardig en iedereen die er voor mij toe deed leefde nog. Hoe lang is dat wel niet geleden? Mijn ouwelui namen me mee naar het Eifelgebergte, naar de romantische boorden van de Rijn en de al even poëtische oevers van de Moezel. Ik heb destijds zeer van dat reisje genoten ─ ik ben en blijf een romantische ziel ─ en wel in die mate dat ik, decennia later, besloot om het over te doen.

Omdat er aangenamere dingen bestaan dan in je eentje een reis ondernemen, vroeg ik aan R. of hij me wilde vergezellen. R., die hier al ruim een dozijn keer aan bod kwam ─ zie de links onderaan dit stukje ─ is al heel lang een vriend van me en ik zal in mijn leven wellicht nooit een betere vriend hebben. We kennen elkaar van haver tot gort. Hij is een intelligente en onbekrompen gentleman, die een verfrissend naturel tentoonspreidt, over een zeldzaam gevoel voor humor beschikt en een bescheidenheid aan de dag legt die nooit vals is. Verder is hij een hoffelijk en beschaafd persoon met een groot inlevingsvermogen … mijn evenbeeld als het ware. Als ik mezelf niet kietel, lach ik nooit.

Hij is een van de weinige mensen die ik voortdurend om me heen kan velen, dus nodigde ik hem uit om me met me mee te gaan. Daar had hij wel oren naar, want hij is niemand rekenschap verschuldigd omtrent zijn doen en laten. Hij werd ooit op buitengewoon lafhartige wijze door zijn echtgenote – de hemeltergende trut – uitgerangeerd en sindsdien is hij zijn eigen baas.

Het werd een uitermate aangename en vruchtbare reis. R. pleegt namelijk regelmatig iets te zeggen dat ik als opschrijvenswaardig beschouw en dat was ook nu weer het geval. Zo noteerde ik in mijn onafscheidelijke calepingske  (de links onderaan zullen tekst en uitleg geven omtrent deze metgezel van me):

– Oud worden is niet erg. Dat lelijk worden daarentegen …
– Ik: je moet geduld hebben. Hij: ik heb geen tijd om geduld te hebben.
– Bij het betreden van een bijna leeg restaurant: Nog een geluk dat we gereserveerd hebben.
– Over zelfmoord plegen: Als je het goed doet, hoef je het slechts één keer te doen.
– Beter een kort varkensleven dan een lang hondenleven.
– Vroeger is steeds langer geleden.
– Een maatschappelijk assistent noemt hij steevast een maatschappelijk accident (en hij heeft nog gelijk ook).
– Bij een trage voorganger in het verkeer: Heeft die kruipolie getankt of zo?

Een tiental dagen later waren we thuis. De televisie begon de film Jaws van Steven Spielberg te vertonen en we keken ernaar. Helemaal in het begin van die prent komt de twaalfjarige zoon des huizes de kamer binnen en zegt tegen zijn moeder: Mam, I have a cut. Hij bedoelt een snee in zijn vinger, maar R. interpreteert dat natuurlijk anders en mompelt: het moet erg zijn als je als moeder van je zoon te horen krijgt dat hij een kut heeft.

Dan kun je me wegdragen, hè. De hemel weet dat ik dit stukje liever eleganter zou eindigen, maar de omstandigheden nopen mij helaas tot een zekere vulgariteit, kwestie van de sfeer accuraat weer te geven.

Over een paar maanden reizen R. en ik samen naar Argentinië. Ik zal voor een nieuw calepingske moeten zorgen.

Er bestaan slechts weinig foto’s van mijn persoontje en ik ben alleszins nooit eerder in beeld op mijn blog verschenen. Vandaag doe ik dat dus wel en helemaal bovenaan kunnen jullie me dus samen met mijn vriend R. aanschouwen, indien al niet te bewonderen. Jullie mogen zelf kiezen wie van de twee ik ben.
 

*Hebt gij een vriend beproefd en loyaal bevonden, klem hem dan vast aan uw ziel met stalen banden.

Omtrent Calepingske

Mijn calepingske
Dit zijn brutale tijden
Hardleers
Moddervet

Omtrent R.

Een ronkedoor?! Ik?!
De wetten van Pernikkel
Pistekieten
Het had erger gekund
Sneukelbucht
Een baarse streek
Opstekers
Het laatste loodje
Gastronomen
Ouwe-jongens-krentenbrood
Pépé beleeft een onvergetelijke dag
Manten en Kalle
Er zijn grenzen
Goeie babbel!

Een gerechte straf – 2

Op de parkeerplaats van een provinciaal domein stroomde een autobus leeg. De passagiers ─ vogels van diverse pluimage en kostgangers van allerhande allooi ─ schaarden zich rond de chauffeur, die mededeelde dat ze met z’n allen en ieder apart over zo maar eventjes drie vrije uren konden beschikken, dewelke ze naar believen mochten invullen, waarna ze opnieuw bij het voertuig verwacht werden. Maar! Hij stak een waarschuwende vinger op.
“Wie tien minuten te laat komt,” vervolgde hij, “moet zich voor de bus opstellen en een lied ten beste geven. Wie twintig minuten te laat komt, moet voor de bus plaatsnemen, een lied zingen en een dansje placeren. En wie een halfuur te laat is, moet een lied zingen en een dansje placeren op de plek waar de bus heeft gestaan.”

Dat was lachen! Voor een harde kwast moet er een scherpe beitel zijn. Origineler had ik het niet kunnen verzinnen en op dat gebied ben ik nochtans tot heel wat in staat.

Op zoek naar de dodo

Jullie zullen ongetwijfeld gedacht hebben dat ik van de aardbodem verdwenen was, maar niets is minder waar, want hier ben ik weer! Onkruid vergaat niet.

Als ik vooraf niet aangekondigd heb dat ik er even tussenuit zou knijpen, dan was dat om te vermijden dat ongewenst bezoek zich tijdens mijn afwezigheid toegang tot mijn woning zou verschaffen, om zich op wederrechtelijke wijze mijn schamele bezittingen toe te eigenen.

Ik heb mezelf gedurende een paar weken zoekgemaakt op wat men in de wandeling een paradijselijke plek pleegt te noemen. In mijn geval was dat het eiland Mauritius, dat zich in de Indische Oceaan boven de zeespiegel verheft: een stuk van de hemel dat op aarde gevallen is en eigenlijk geen spek voor mijn bek, want wie daar wil verblijven, moet zich schreeuwend dure opwellingen kunnen veroorloven.

Mij is echter het geluk beschoren dat ik daarginds sinds jaar en dag een beroep kan doen op een vriend. Hij heet Hurrynarain, hetgeen zo’n ingewikkelde naam is dat we – zijn echtgenote en ikzelf – hem meestal Gyan noemen. Dat bekt lekkerder.

Als ik derhalve naar Mauritius reis, en dat heb ik inmiddels twee keer gedaan, hoef ik enkel een vliegbiljet aan te schaffen, want logies en voedsel worden me gratis verstrekt en dat scheelt vanzelfsprekend een slok op een borrel.

Ik dwaalde er door de botanische tuinen van Pamplemousses, bezocht het droomeiland Ile aux Cerfs en de watervallen van Chamarel, genoot van de bruisende hoofdstad Port Louis, vermeide me op waarlijk sprookjesachtige stranden en ging ook op zoek naar de fameuze dodovogel …

… maar die bleek uitgestorven te zijn. Dat is misschien maar goed ook, want de wereld heeft nooit een lelijkere vogel voortgebracht.

534867707

Lentenieren

Ik was tot gisteren in een land hier ver vandaan (waar mijn wiegje heeft gestaan). Toen ik vernam dat de herfst daar vandaag zou beginnen, ben ik in allerijl op een grote vogel geklauterd, om met gezwinde vleugelslag en gejaagd door straalmotoren naar Vlaanderen te fladderen, waar vanmorgen, meer bepaald om 11.28 uur, de lente haar intrede doet.

Prijs de hemelen! Men zou er haast optimistisch van worden. Dat wordt drie maanden genieten! Als het niet regent.

piepkuiken

Dingen des levens

Poeppijn
Op een plek waar alleen maar verten te zien waren, kruiste mijn fietspad zich met dat van een echtpaar en hun dochtertje van naar schatting zeven jaar, maar het is jullie inmiddels genoegzaam bekend dat ik heel slecht in het schatten van leeftijden ben. Het meisje verplaatste zich met een pastelroze fietsje, waarvan de stuurstang gefestonneerd was met een bloemenguirlande. Plots zette ze een indrukwekkende keel op.
─”Mama, mijn poep doet heel erg pijn!” riep ze met een stem waarin zich zowel opstandigheid, als protest en geweeklaag ophielden.
─”Tja meisje …” kreeg ze als antwoord en ik hoorde de wanhoop van een moeder, die zich voor een voldongen feit geplaatst ziet.

Wat moet je in Nergenshuizen aanvangen met een kind dat last heeft van zadelpijn? Ik zou het ook niet weten.

Eilandhoppen
Jullie zullen ongetwijfeld gemerkt hebben dat ik hier een paar weken afwezig bleef. Ik bevond me, in opdracht van een reisorganisator en allerminst tegen mijn zin, op de met losse hand uitgestrooide eilanden, die zich ten westen van Marokko en de Westelijke Sahara boven de zeespiegel van de Atlantische Oceaan verheffen en bekend staan als de Canarische Eilanden. Niets is beter dan betaald te worden voor iets waarvan je geniet.

Het spreekt vanzelf dat men me zulke ‘klusjes’ in onbeperkte mate mag blijven aandragen. Ik hoop dat men me bij een volgende gelegenheid uitstuurt naar eilanden in de Stille Zuidzee. Pukapuka bijvoorbeeld. Of anders Aitutaki. Ik ben niet kieskeurig.

Hè hè, dat was leuk!

thuis

Ik heb de hele voorbije nacht in een Boeing 777-306 ER van KLM doorgebracht, om een afstand van bijna 12 000 km te overbruggen en vervolgens gemoedelijk op Schiphol neer te strijken. Dertien uur vliegen gaat me niet in mijn koude kleren zitten, niet in het minst omdat ik me nog steeds met tegenzin in hogere sferen waag en vooral ook omdat ik er maar niet in slaag om daarboven een dutje te doen, laat staan een dut.

Sinds vanmiddag ben ik opnieuw in Belgenland, dat nog natrilt van de bommen die tijdens mijn afwezigheid ontploften toen de lente nauwelijks één dag jong was. Hier, te mijnent, tonen bomen en struiken inmiddels trots hun pril gebladerte. De zon gooit af en toe wat goudstukken in de tuin en twee koolmezen zijn begonnen een nest te bouwen in een daarvoor bestemd kastje op het terras.

Kijk, daar fleurt een mens van op.