Tante Pos ─ 2

Ik ben hoegenaamd niet te spreken over hetgeen de Belgische post tegenwoordig hier te lande allemaal uitvreet.

Hoewel perfectie niet van deze wereld is, benaderde mijn vroegere postbode die toch heel dicht. Er was niks, maar dan ook echt niks dat ik, en anderen met mij, hem ten euvel kon duiden.

Nu hebben enkele gluntuttels ─ aangevoerd door een halfslachtige trut: Petra De Sutter ─ mij om onnaspeurbare redenen een andere postbode toebedeeld en wat die allemaal uitvoert, laat veel te wensen over, om niet te zeggen dat het nergens op lijkt. Sommige brieven bereiken me pas na vijf dagen, of verdwijnen spoorloos. Andere belanden verkeerdelijk bij me brievenbus en als ik die aan hem terugbezorg, vraagt hij me doodgemoedereerd en ietwat verontwaardigd of ik die dan niet zelf naar de correcte bestemmeling kon brengen.

Ja zeg, kerel, maak het een beetje! Als je voor iets betaald wordt, mag men geredelijk van je verwachten dat je dat iets naar behoren uitvoert. Of niet soms?

Gerede twijfel

De N-VA ─ een Vlaamse politieke partij ─ nodigt mij uit om mijn lidmaatschap voor 2025 te vernieuwen. Zal ik dat doen? Ik verkeer in dubio, want net als Bart De Wever kan ik ook aardig uit de voeten met het Latijn.

Het zal me slechts € 12,50 kosten en dat kan men bezwaarlijk een aderlating noemen, maar anderzijds ben ik eigenlijk allerminst tevreden over hetgeen ik ervoor in de plaats krijg. Ze, de N-VA’ers, hebben in het voorbije jaar twee keer mijn stemmen binnengehaald, maar daar hebben ze vooralsnog bitter weinig, om niet te zeggen niets mee aangevangen.

adelaarDie danig over het paard getilde De Wever begint me nu toch aardig te beknellen. Hij blaat weliswaar nog altijd veel, zelfs in het Latijn zoals ik hierboven al mededeelde, maar hij bezorgt ons vooralsnog bitter weinig Vlaamse wol. Volgens mij haalt hij zijn wijsheden gewoon van internet en is hij hoegenaamd niet in staat om een Latijnse conversatie te onderhouden. Zijn mentaliteit bevalt me trouwens evenmin. Die adelaar waar hij na de verkiezing mee uitpakte, getuigt toch zeker wel van enige grootheidswaan.

Zie ik daar aan de horizon de verguisde, maar guitige en hoegenaamd niet domme Tom Van Grieken van het Vlaams Belang opduiken en naar me wenken, ja zelfs lonken en knipogen? En die Barbara Pas mag er ook best wezen. Ze is van geen kleintje vervaard. Van mij krijgt ze zelfs een tien met een griffel en een zoen van de juffrouw … eh … de meester.

Het is maar mayonaise

De televisie ─ onbeschoft als altijd ─ drong klakkelings binnen in een nogal armetierige keuken, waar een knaap van een jaar of dertien bezig was een frietje te verorberen.

Hij was zo te zien een arme jongen. Het leek alsof er in zijn haardos wat opgewonden vogeltjes rondgescharreld hadden en zijn lichaam zwom ietwat onbeholpen rond in een sloddervossige, in hoge mate verwassen trui: eigenlijk meer een configuratie van niet bepaald strategische gaten, die volgens mij niet veroorzaakt waren door de ondeugende ravotterij van een kwikzilverige deugniet, maar eigendom was van iemand die gelaten, want noodgedwongen, tegen de armoedegrens aanschurkte.

De vakantie was net voorbij en het joch verklapte dat hij die eerste schooldagen hoegenaamd niet leuk vond.
─ “Iedereen heeft de mond vol over de reizen die ze gemaakt hebben en wat ze daar allemaal zagen en beleefden,” schokschouderde hij, “en dan zit ik daar te zitten, want ik ben helemaal nergens geweest. Zelfs niet naar een pretpark.”
Terwijl hij dat zei, dumpte hij een frietje in een saus die enigszins op mayonaise leek en hij bracht het ding met zichtbare tegenzin naar de mond, om het met lange tanden weg te kauwen.
─ “Is ’t niet lekker dan?” vroeg de door een opdringerige camera geflankeerde indringer.
─ “Er zit kraak noch smaak aan die mayonaise”, zei de jongen. “Doe mij maar die van Devos Lemmens, maar mama kan dat niet betalen. We hebben het nogal krapjes.”

Zijn armoede was aandoenlijk, om niet te zeggen vertederend en ze staat op mijn netvlies gegrift. Hij moest zich met minderwaardige mayonaise tevreden stellen, maar daar bracht hij begrip voor op, omdat het zijn moeder betrof.

Om mezelf te sussen, zal ik  met plezier een nulletje toevoegen aan het bedrag dat ik jaarlijks aan voedselbanken overmaak, als ze mij kunnen garanderen dat die jongen bij tijd en wijle een grote bokaal mayonaise van Devos Lemmens krijgt …

… zodat hij ten volle van zijn o zo schamele frietje kan genieten.

Gedachten zijn tolvrij

Mijn Zwarte Pieten waren, zijn en zullen altijd zo zwart als Moriaantje zijn. Christene zielen, wat heb ik een hekel aan die halfslachtige pieten en vooral aan dat met roet besmeurde manwijf, dat in Antwerpen naast Sinterklaas mocht postvatten.

Mijn kerstmarkten waren, zijn en zullen altijd KERSTmarkten zijn en niet die ondingen met ‘WINTER’se benamingen, waarmee men ─ de pietluttige woke-adepten ─ ons tegenwoordig probeert op te zadelen.

Een zwarte medemens was, is en zal voor mij altijd een neger of een negerin zijn en laat mij dat een charmante benaming vinden.

Een Melocake was, is en zal voor mij altijd een negerinnentette zijn, waar ik trouwens immens plezier aan beleef. Lekkere tetten!

Mijn beste vriend is een jood. Hij heeft nog nooit iemand vermoord en is dat ook niet van plan.

Euh …

Het valt mij op dat slechts heel weinig mensen kunnen converseren zonder voortdurend euh … te gebruiken. Als je daar als toehoorder begint op te letten, kan dat je behoorlijk irriteren. Ik krijg het er alleszins flink van op mijn teringtietjes.

Nu ik erop let en het hogelijk irritant vind, kom ik evenwel tot de onaangename ontdekking dat ik er me ook aan bezondig en zowaar niet te min. Ik euh … er lustig op los.

Zal ik er euh … maar een kurk in stoppen en me … euh … hullen in de stilte van de euh … diepzee?

Je moet er aardigheid in hebben

hunkemöllerHet televisiescherm trakteerde me op een reclamefilmpje voor … bustehouders. Het is een artikel dat me totaal niet aanbelangt, maar aangezien ik ernaar bleef kijken, wil ik het er hier toch even over hebben.

De bustehouders in kwestie ─ christene zielen, wat is dat toch een afschuwelijke benaming voor die frivole dingen ─ worden namelijk vervaardigd door een bedrijf dat naar de naam Hunkemöller luistert. What’s in a name?!

Het zal jullie dan ook niet verbazen dat mijn verdorven hersens ervoor zorgen dat ik bij het zien van die reclame telkens een ovenvers glimlachje in stelling breng, omdat ik Hunkemöller gewillig naar hunkermuil vertaal. Jullie mogen drie keer raden waar die muil naar hunkert … of zal ik er ook nog een tekeningetje bij maken?

Als men zichzelf niet kietelt, lacht men nooit.

Kijk mij eens!

kleverOp het dorpsplein zag ik een auto die al jaren zijn houdbaarheidsdatum tartte en op de achterruit een klever torste ─ nu ja, torste? ─ van de Großglockner Hochalpenstraßen in Oostenrijk. Ik keerde op slag terug in de tijd, naar de jaren waarin vrijwel iedereen met dergelijke pleisters kenbaar maakte welke oorden men allemaal bezocht had, of waarvan men pretendeerde dat gedaan te hebben.

Buren van me hadden wel dertig van die dingen op hun voertuig aangebracht. God van de hoge hemel, wat waren die bereisd! Op een dag vertrokken ze met veel bombarie en door mij uitgewuifd naar Spanje, waarna ik ze twee dagen later op een kampeerterrein in de Ardennen aantrof. Ik denk niet dat ze daar toeristische stickers verkochten.

Gelachen dat ik heb. Nu ja, zij iets minder dan dat ik stiekem deed, al was dat meer gniffelen en gnuiven.