Er is een heer gestorven

Gedurende meer dan twintig jaar onderhield ik een uitstekende relatie met mijn huisdokter/lijfarts. Ooit was ik zijn allereerste klant/patiënt en sindsdien kon ik hem zaken toevertrouwen, die ik nooit met iemand deelde. Hij van zijn kant vertelde me ook dingen die eigenlijk tot de persoonlijkere sfeer behoorden. We waren niet echt vrienden, maar het scheelde toch niet veel.

De man was achtenveertig jaar jong, twee keer getrouwd, vader van vier veelbelovende kinderen en hij had een bloeiende praktijk uitgebouwd.

En toch is hij op een recente zondagavond totaal onverwacht uit het leven gestapt, door … onder een trein te springen.

Wat moet een weldenkend mens daar nu mee? Zich afvragen of je als arts geen elegantere, minder doortastende manier kunt bedenken om er de brui aan te geven? Dat is alleszins wat ik doe.

Eén keer, nooit weer

limelon

Op zoek naar gezonde versnaperingen kuierde ik wat rond in de groente- en fruitafdeling van een grootwarenhuis en daar stond ik plots oog in oog met een groengele bol, zijnde een mij onbekende vrucht, die naar de naam Limelon luisterde en naar verluidt een combinatie was van meloen en limoen, hetgeen resulteerde in een ‘juicy melon with a touch of lime’ of ook nog ’the most refreshing melon on the market’.

Ik vertaal dit even voor de schaarse Engels-onkundigen onder jullie:
– een sappige meloen met een vleugje limoen;
– de meest verfrissende meloen op de markt.

Het spreekt vanzelf dat ik ─ altijd in voor nieuwe ervaringen op alle gebied ─ zo’n intrigerende bol naar de kassa transporteerde. De dame ─ juffrouw ─ die daar de dienst uitmaakte en niettegenstaande de door haar tentoongespreide vingervlugheid ─ ik heb slomere kassabediendes meegemaakt ─ nog de tijd vond om op luchtige wijze een babbel met haar klanten te voeren, verbaasde zich eveneens over deze vrucht, want ze zei:
“De hemel mag weten hoe ze erin slagen om een meloen met een limoen te verenigen.”
Ik wist het ook niet en ik vroeg het me eveneens af.

Thuis heb ik die merkwaardige en ‘supersappige dorstlesser’ meedogenloos vermoord en geproefd. Tja, laaiend enthousiast ben ik er niet over. Ik hou van limoenen en meloenen vind ik om te zoenen, maar samen … nee, toch maar niet. Geen gelukkig huwelijk.

Ik zal me van mijn lieve levensdagen geen Limelon meer aanschaffen. Dat weet ik wel zeker.

Vroegrijp ─ 2

Ik koop mijn bananen altijd als die zich nog in enigszins groene toestand bevinden. Desalniettemin zijn die binnen de kortste keren ─ hooguit een week ─ rijp, om niet te zeggen overrijp.

Volgens internet moet je die wassen en de kop van de kam vervolgens met vochtig keukenpapier omwikkelen. Heb ik gedaan, maar bij mij sorteert dat bitter weinig effect en verhindert het allerminst een te snelle rijping.

Nu vraag ik me af hoe men erin slaagt om die vruchten uit verre, exotische contreien in gave en presentabele toestand tot bij ons te brengen. Als daar een trucje voor bestaat, wil ik me dat handigheidje bijzonder gaarne eigen maken.

Hoe doen ze dat?!

banaan

Mijn wraak zal zoet zijn

Ik ben vanmorgen opgestaan met een ochtendhumeur van jewelste en van de weeromstuit, om me af te reageren, heb ik besloten om vandaag over een maand niet te gaan stemmen. Dat zet toch geen zoden aan de dijk en al die wannabe’s kunnen feestelijk mijn kloten kussen. Het blijft dweilen met de kraan open in Belgenland en pappen en nathouden in Vlaanderen.

Ja, ik ben al ettelijke jaren een lid van N-VA, maar lang zal dat niet meer duren. Het zijn een bende prutsers, met die windhaan van een De Wever op kop. Veel beloven, maar …

Als je het volstrekt ondemocratische cordon sanitaire afschaft en luistert naar hetgeen Vlamingen via hun stem kenbaar maakten, hadden we al een regering gehad, waaraan de patjepeeër Rousseau ─ die onnatuurlijk veel van zichzelf houdt en zijn eigendunk nauwelijks kan tillen ─ een punt kon zuigen, als hij die bezigheid al niet elders aan het uitvoeren was. Die Sammy Mahdi heeft trouwens ook het charisma van een zak kippenvoer met gebroken maïs.

Zouden jullie geloven dat ik Tom Van Grieken van het Vlaams Belang eigenlijk wel een toffe gast begin te vinden?

Nee, op 13 oktober blijf ik thuis, om met mijn tenen te spelen, of met wat anders.

stempotloden

Een niet zo heuglijk afscheid

Eergisteren was mijn televisie jarig. Vijftien jaar! Dat kan tellen voor een toestel ─ een zogeheten ‘flatscreen’ ─ waarvan men beweert dat tien jaar een respectabele, om niet te zeggen gezegende leeftijd zou zijn.

Gisteren, amper één dag na die verjaardag, gaf ze ─ televisies behoren volgens mij tot de vrouwelijke kunne ─ er evenwel plotsklaps de brui aan. Ze deed dat niet op spectaculaire wijze. Nee, ik zat gemoedelijk te kijken naar hetgeen ze tentoonspreidde toen ze opeens een ontploffinkje produceerde, nu ja, ontploffinkje, laten we zeggen een voor haar doen een nogal onchristelijk geluidje ─ pets! ─ en van de weeromstuit uitdoofde.

Tja, daar stond ik dan met mijn goeie gedrag. Ik stuiterde wat rond als een pingpongbal, maar vervolgens bleef ik niet bij de pakken neerzitten en nam een kloek besluit: ik begaf me op internet en bestelde een nieuwe televisie, van Sony, inclusief een ding dat soundbar heette. Aangezien ik een compositie voor twee linkerhanden ben en zelfs als ik op stoot ben een kerk op zijn toren zou zetten, maakte ik meteen gebruik van het aanbod van het bedrijf in kwestie, om niet alleen voor de levering in te staan, maar ook voor de installatie te zorgen, zij het tegen betaling van vijfenzeventig euro.

Binnen de kortste keren deelde men me per e-mail mee dat zowel de levering als de installatie reeds de daaropvolgende dag zouden gebeuren, meer bepaald tussen vijf over elf en vijf minuten na de middag, hetgeen ik een nogal onnozele tijdsaanduiding vond. Van mij mocht dat gerust elf en twaalf uur geweest zijn.

’s Anderendaags … Twaalf uur. Eén uur? Twee uur. Drie uur … en geen mens te zien of te horen. Hoe was het gods ter wereld mogelijk?! Ik begon het al danig op mijn teringtietjes te krijgen. Pas om vier uur daagden zowel mijn televisie als de installateur ervan op. Hèhè!
“Ik heb me vanmorgen overslapen en daardoor worstel ik nu met vertraging”, bekende de man met verfrissende eerlijkheid.

Ik vergaf het hem. Tenslotte had hij als excuus van alles kunnen verzinnen ─ file, panne, lekke band, overstekend wild ─ maar hij had zich overslapen … en dat kan iedereen overkomen.

Aanvankelijk was ik van plan geweest om het bedrijf in kwestie genadeloos de mantel uit te vegen, maar als hun werknemer de euvele moed had om zich niet achter leugens te verschansen, wilde ik graag de hand over het hart strijken en doen alsof mijn neus bloedde …

… al hadden ze me natuurlijk wel even kunnen waarschuwen dat er een vertraging zat aan te komen, of me achteraf een excuusje kunnen aanbieden, maar daar zijn ze kennelijk te ‘cool’ en te ‘blue’ voor.

Bedrieglijke reclame

Reclamespots overwoekeren tegenwoordig in toenemende mate ons leven en vooral onze televisieschermen. Ik zou die met alle plezier wegzappen, als ik dat al kon, maar de bedrijven die ons van beeld en klank voorzien, verhinderen eigengereid dat we ons van die commerciële boodschappen ontdoen, ook al betalen we ons blauw aan hetgeen Telenet en consorten ons aanbieden.

Bovendien blijkt men in veel van die reclamespots te vergeten, of al dan niet moedwillig te veronachtzamen, dat er zich in Belgenland, en meer bepaald in Vlaanderen, hoofdzakelijk blanke en hoofddoekloze personen ophouden. Ze blijven kleurlingen en kopvoddragers opvoeren, alsof dat hier te lande de gewone gang van zaken is. Dat is het dus niet en ik ben als blanke, onbesluierde Vlaming, niet van plan noch geneigd om me producten van die bedrijven aan te schaffen.

Is dat duidelijk, of zal ik er ook nog een tekeningetje bij maken?

En eeuwig luiden de klokken

In het dorp waar ik hoofdkwartier houd, beginnen de kerkklokken om onnaspeurbare redenen iedere morgen om vijf voor acht te luiden. ’s Middags, om vijf voor twaalf, doen ze dat nog een keer, en dan rep ik nog met geen woord over hetgeen ze zich op zondag veroorloven.

Ik woon weliswaar aan de rand van het dorp, maar toch binnen gehoorsafstand van dat lawaaimolest, dat me in niet geringe mate irriteert, vooral als de wind me niet gunstig gezind is.

Waarom in vredesnaam ─ of in dit geval in hemelsnaam ─ blijven ze in die boosheid volharden? In het dorp waar ik hoofdkwartier houd, begeven er zich nog anderhalve man en een paardenkop ter kerke, dus hou nu toch eindelijk eens op met dat in hoge mate storend gebeier.

‘t Is niet meer wat het geweest is

In de zomers van mijn jeugd – toen ik nog jong en boosaardig was – dartelden er talloze vlinders doorheen de geblondeerde dagen.

wildebloemen

Ik heb in mijn tuin veel ruimte toebedeeld aan Flora’s wilde kinderen, die reclame maken om insecten aan te trekken. Vandaag heb ik daar welgeteld drie vlinders opgemerkt. Drie!

In een zalig vroeger waren op op warme zomeravonden de concerterende krekels niet uit de lucht. Hier te lande heb ik in geen jaren hun gekrakeel gehoord, maar wel het enigszins kwellend geratel van cicaden in het diepe zuiden van Frankrijk.

Veel manen geleden – in tempo doeloe – stond ik geregeld naar leeuweriken te turen, hoe die lierlouwend ten hemel stegen, om daar een wijle te bidden en dan met ware doodsverachting in de diepte te duiken. Ik heb al jaren geen leeuwerik gehoord of gezien.

Ik vrees dat we niet goed bezig zijn.

Een slakkeninvasie

Zoals ik hier al eerder mededeelde, heb ik op mijn terras een nogal kitscherig gevaarte neergepoot, dat ik iedere ochtend van water en strooivoer voor vogels voorzien.

slakkeninvasieNu zijn vogels niet echt ‘propere’ eters en er komt derhalve nogal wat graan op de terrastegels terecht. Dat lijkt aanlokkelijk te zijn voor vieze naaktslakken. Die zijn overigens veel sneller dan men van slakken zou verwachten. Eerst zijn ze er niet en plots zijn ze er wel.

Ik heb niets tegen die wezentjes, maar ik ben ze liever kwijt dan rijk. Daarom lanceer ik ze steevast, met behulp van een vuilnisblik en niet bepaald op omzichtige wijze, de wijde ruimte van het gazon in, waar ze wellicht eerlang onder een grasmaaier zullen belanden en sneuvelen.

O, wat ben ik toch een wreed schepsel. Ik mag mezelf graag een dierenvriend noemen, maar eigenlijk ben ik daar een aanfluiting van.

Dan heb je eens goed veel centen in je zak

In het dorp waar ik hoofdkwartier houd, bevindt er zich een automaat, waaraan men allerhande levensmiddelen en voedingswaren kan ontfutselen.

Dat is vanzelfsprekend buitengewoon handig, tenminste als je over contant geld beschikt en meer bepaald over muntstukken, of coupures van vijf, tien of twintig euro. Met biljetten van vijftig euro, of hoger, vang je er bot en ook betaalkaarten komen er niet in de gratie.

In het dorp waar ik hoofdkwartier houd, bevindt er zich evenwel geen flappentap: een automaat waaraan men bankbiljetten kan ontfutselen. Ik moet me zo maar eventjes zeven kilometer verplaatsen – enkele reis – om aan mijn trekken te komen en een betaalmiddel te verwerven, waarmee ik onze lokale automaat kan overhalen tot het spuien van aardappelen, of eieren, of aardbeien, of appelen, of kaas, of… Nu ja, van alles eigenlijk, maar volgens mijn moeder zaliger is van alles kippenstront … en dat kan die automaat me niet bezorgen.

“Le vrai luxe n’est pas d’avoir de l’argent, mais de savoir en profiter.”