Tag: tradities
En eeuwig luiden de klokken
In het dorp waar ik hoofdkwartier houd, beginnen de kerkklokken om onnaspeurbare redenen iedere morgen om vijf voor acht te luiden. ’s Middags, om vijf voor twaalf, doen ze dat nog een keer, en dan rep ik nog met geen woord over hetgeen ze zich op zondag veroorloven.
Ik woon weliswaar aan de rand van het dorp, maar toch binnen gehoorsafstand van dat lawaaimolest, dat me in niet geringe mate irriteert, vooral als de wind me niet gunstig gezind is.
Waarom in vredesnaam ─ of in dit geval in hemelsnaam ─ blijven ze in die boosheid volharden? In het dorp waar ik hoofdkwartier houd, begeven er zich nog anderhalve man en een paardenkop ter kerke, dus hou nu toch eindelijk eens op met dat in hoge mate storend gebeier.
Op de valreep van 2023
Zo was het, is het en blijft het
Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om Zwarte Piet uit mijn leven te bannen of uit mijn geheugen te wissen. Mijn Piet was, is en blijft zwart.
Ook zal ik naar hartenlust negerinnentetten blijven smoefelen.
En kerstmis met zijn dependentiën moeten ze wat mij betreft met rust laten. Ik ben niet van plan om wintermarkten en consorten te bezoeken. Foei Brugge, Gent en andere negorijen.
Dit is Vlaanderen.
In Vlaanderen drinken we alcohol
en eten we varkensvlees.
Hier behandelen we vrouwen
op dezelfde manier als mannen.
In Vlaanderen zijn zowel Sinterklaas
als Zwarte Piet
al eeuwen welkome gasten.
De kerstdagen beschouwen wij
als de mooiste dagen van het jaar.
Daar blijven jullie met jullie
ongewijde en kleinzerige fikken af.
Als dat jullie niet bevalt,
keer dan terug naar waar
jullie vandaan komen.
Een faveurtje voor zondebokken
Ik raakte onverhoeds op een veiling verzeild en daar bracht men – wie beschrijft mijn verbazing? – zowaar een authentieke biechtstoel onder de hamer.
Zo’n meubel is eigenlijk niet meer dan een houten hok, waarin men aan weerszijden kan neerknielen, om zonden te belijden, ten aanhoren van een likkebaardende, met christelijke diploma’s toegeruste vrijgezel, die in het middelste compartiment van het gevaarte heeft plaatsgenomen.
Ik heb uitgesproken negatieve herinneringen aan dat meubelstuk. Ik versleet namelijk een aantal jongensbroeken op de schoolbanken van een streng katholiek college, waar biechten tot de wekelijkse geplogenheden behoorde, om een in het Nederlands ongangbaar, maar in christelijke middens courant woord te gebruiken. Geplogenheden …
Ik moet bekennen dat ik slechts één keer van deze ‘uitlaatklep’ gebruik maakte. Bij die gelegenheid vroeg de opgewonden, indien al niet geile biechtvader – die naderhand uit het college verwijderd werd, omdat hij zich handtastelijkheden met jongens veroorloofde – of ik al wit spul aan mijn geslachtsorgaan ontlokte. Ja zeg, maak het een beetje! Ik voelde me echt niet geroepen om aan zo’n toehoorder toe te vertrouwen hoe vaak ik aan mijn pietje – zeg maar piet – witte producten ontlokte en daar onnoemelijk veel plezier aan beleefde.
Nee, biechtstoelen waren en zijn niet aan mij besteed, al heeft zo’n ding mij en veel anderen met mij gedenkwaardige momenten bezorgd. Ik heb die populaire biechtconferences van Angèle hier al beschreven, dus lees en geniet:
Als men op die veiling nu een jukebox aangeboden had, maar een biechtstoel nog aan toe! Wat kan een mens daar nu mee aanvangen? En toch raakte die verkocht.
Zet de knop maar op lol!
Al ettelijke decennia breng ik zowel de kerstdagen als de jaarwisseling in mijn eentje door. Het hele gebeuren is niet aan mij besteed en gaat vrijwel compleet aan me voorbij, maar zo heb ik het graag.
Mijn toch al schaarse vrienden ─ wie er meer dan vijf heeft, heeft er eigenlijk geen ─ nemen inmiddels niet meer de moeite om me uit te nodigen, omdat ze toch altijd nul op het rekest krijgen en zo onderhand weten dat ik het weldadig ontbreken van mensen verkies boven het opgefokte feestgedruis ─ een verschijningsvorm van de wanhoop ─ dat met het jaareinde gepaard gaat.
Weliswaar kan ik niet ontkennen dat ik in deze periode een zeldzame keer onderhevig ben aan aanvallen van weemoed, mijmerzucht en zielengriep, maar dat is allemaal van voorbijgaande aard.
Op 1 januari rest er me dan niets meer dan de weinig historische woorden ‘zo, dat hebben we ook weer gehad’ uit te spreken en neer te schrijven.
Amper drie dagen later ben ik jarig en met het verstrijken der jaren is dat ook niet direct iets waar ik naar uitkijk. Ik mag wel opschieten als ik nog een paar mooie momenten bij mekaar wil sprokkelen. Ik pleeg mijn leeftijd weg te glunderen, maar ik suis in stijgende lijn bergafwaarts. Straks ben ik te oud om nog op een geloofwaardige manier aan het begin van iets groots en meeslepends te staan.
Ach, was ik maar in de baarmoeder gebleven. Ik heb absoluut geen aardigheid in al dat gedoe.
Feeërieke lichtvervuiling
Mensen, die gewoonlijk de gordijnen en rolluiken van hun woningen bij het invallen van de duisternis sluiten, zitten nu tot ’s avonds laat te koop, zodat we met zijn allen, buitenstaanders, hun opgetuigde kerstboom en andere opsierderij kunnen aanschouwen en desgewenst bewonderen.
Zelf heb ik een gloeiende siroophekel aan het flikkerende gedoe rond kerstmis, inclusief het opgeklopte sfeertje van mensen van goede wil, want die zijn al met al dun gezaaid. Ieder zijn meug zei de boer en hij at paardenvijgen. Maar laat me vooral optimistisch blijven, hoezeer ik mezelf daarvoor ook geweld moet aandoen.
Mijn mooiste kerstversiering is de glimlach van iemand die het goed met me meent.
Mijn Piet was, is en blijft zwart
Valentijn kan me de boom in!
02.02: Lichtmis
Traditie en folklore willen dat men vandaag, op Lichtmis, pannenkoeken bakt en verorbert. In dit verband citeer ik even een volkse spreuk: “Er is geen vrouwtje zo arm, of ze maakt (op Lichtmis) haar pannetje warm.”
Ondeugende tongen beweren dat ‘het pannetje’ in kwestie naar iets anders zou verwijzen. Het is inderdaad zo dat het woord ‘pannetje’ in het oude Nederlands een seksuele bijbetekenis had, maar ik ben keurig netjes opgevoed en zal daar dus niet over uitweiden.
Over opvoeding gesproken: met Lichtmis en op Vastenavond bakte mijn moeder ─ die nochtans niet echt een gelovige vrouw was ─ pannenkoeken bij de vleet. Mijn vader en ik profiteerden daar natuurlijk van. De hele buurt eveneens. Hoe lang is dat wel niet geleden? Meer dan dertig jaar. Mais où sont les neiges d’antan?
Zal ik vandaag pannenkoeken bakken en opvreten? Helaas kan ik niet over ‘een pannetje’ beschikken, maar ik heb wel een echte pannenkoekenpan. Doen dus.
Ik heb trouwens nog steeds een gloeiende siroophekel aan die storende tussen-n in pannenkoek. Doe mij maar een ouderwetse pannekoek. Dat bekt veel lekkerder.