Tag: folklore
Gedachten zijn tolvrij
Mijn Zwarte Pieten waren, zijn en zullen altijd zo zwart als Moriaantje zijn. Christene zielen, wat heb ik een hekel aan die halfslachtige pieten en vooral aan dat met roet besmeurde manwijf, dat in Antwerpen naast Sinterklaas mocht postvatten.
Mijn kerstmarkten waren, zijn en zullen altijd KERSTmarkten zijn en niet die ondingen met ‘WINTER’se benamingen, waarmee men ─ de pietluttige woke-adepten ─ ons tegenwoordig probeert op te zadelen.
Een zwarte medemens was, is en zal voor mij altijd een neger of een negerin zijn en laat mij dat een charmante benaming vinden.
Een Melocake was, is en zal voor mij altijd een negerinnentette zijn, waar ik trouwens immens plezier aan beleef. Lekkere tetten!
Mijn beste vriend is een jood. Hij heeft nog nooit iemand vermoord en is dat ook niet van plan.
Zo was het, is het en blijft het
Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om Zwarte Piet uit mijn leven te bannen of uit mijn geheugen te wissen. Mijn Piet was, is en blijft zwart.
Ook zal ik naar hartenlust negerinnentetten blijven smoefelen.
En kerstmis met zijn dependentiën moeten ze wat mij betreft met rust laten. Ik ben niet van plan om wintermarkten en consorten te bezoeken. Foei Brugge, Gent en andere negorijen.
Dit is Vlaanderen.
In Vlaanderen drinken we alcohol
en eten we varkensvlees.
Hier behandelen we vrouwen
op dezelfde manier als mannen.
In Vlaanderen zijn zowel Sinterklaas
als Zwarte Piet
al eeuwen welkome gasten.
De kerstdagen beschouwen wij
als de mooiste dagen van het jaar.
Daar blijven jullie met jullie
ongewijde en kleinzerige fikken af.
Als dat jullie niet bevalt,
keer dan terug naar waar
jullie vandaan komen.
In welke eeuw leven we eigenlijk?
Mijn Piet was, is en blijft zwart
Zo was het vroeger
Het is vandaag 8 september en dat is zwaluwenafscheidsdag.
Mijn logeetjes blijken vooralsnog de lokroep van het zuiden niet waargenomen te hebben en maken nog geen aanstalten om te vertrekken.
Ik ga even de folkloristische toer op om deze heuglijke dag uit te duiden.
In lang vervlogen tijden placht men in Vlaanderen op 7 september het glas te heffen op het afscheid van de zwaluwen. Ook de vrouwen en de meisjes namen daaraan deel, hoewel zij geen glas mochten gebruiken, maar wel de bloemkelk van de haagwinde, in Nederland ook pispotje genoemd en in Vlaanderen Onze-Lieve-Vrouwe-glazeke.
Het spreekt vanzelf dat jullie nu willen weten hoe dat zo kwam. Wel dan …
Volgens de legende kwam een voerman op een onheuglijke dag vast te zitten op een pad tussen twee doornhagen. De man vloekte de duivels uit de hel en de struiken uit de grond, maar opeens verscheen Maria, de Moedermaagd, die zich als een arme vrouw verkleed had.
“Ik verga van de dorst”, sprak ze. “Geef me wat te drinken en ik help u voort.”
“Welhere, gij duts!” zei de voerman. “Ik kan je helaas niets te drinken aanbieden.”
Op hetzelfde moment fladderden er een aantal zwaluwen boven zijn hoofd en hij hoorde hoe die iets verder op water neerdoken, van een meertje waarvan hij het bestaan niet eens bevroedde. Hij rende erheen en gooide toen zijn armen in de lucht.
“Nu heb ik toch wel geen glas zeker!” riep hij.
Onze-Lieve-Vrouw glimlachte bedaard, rukte een stengel van de winde uit de haag, vulde de kelkvormige bloem ervan met water en laafde zich, waarna ze de rank om de wielas van de kar wierp, die meteen aan het draaien ging en de voerman uit zijn benarde positie verloste.
Sinds die dag dronken de meisjes op zwaluwenafscheidsdag uit de bloemkelk van de haagwinde, zongen en dansten ze, terwijl de mannen papieren vliegers oplieten, om de zwaluwen op hun tocht naar het zuiden te vergezellen.
Helaas doen ze dat vandaag niet meer en dat is jammer.
02.02: Lichtmis
Traditie en folklore willen dat men vandaag, op Lichtmis, pannenkoeken bakt en verorbert. In dit verband citeer ik even een volkse spreuk: “Er is geen vrouwtje zo arm, of ze maakt (op Lichtmis) haar pannetje warm.”
Ondeugende tongen beweren dat ‘het pannetje’ in kwestie naar iets anders zou verwijzen. Het is inderdaad zo dat het woord ‘pannetje’ in het oude Nederlands een seksuele bijbetekenis had, maar ik ben keurig netjes opgevoed en zal daar dus niet over uitweiden.
Over opvoeding gesproken: met Lichtmis en op Vastenavond bakte mijn moeder ─ die nochtans niet echt een gelovige vrouw was ─ pannenkoeken bij de vleet. Mijn vader en ik profiteerden daar natuurlijk van. De hele buurt eveneens. Hoe lang is dat wel niet geleden? Meer dan dertig jaar. Mais où sont les neiges d’antan?
Zal ik vandaag pannenkoeken bakken en opvreten? Helaas kan ik niet over ‘een pannetje’ beschikken, maar ik heb wel een echte pannenkoekenpan. Doen dus.
Ik heb trouwens nog steeds een gloeiende siroophekel aan die storende tussen-n in pannenkoek. Doe mij maar een ouderwetse pannekoek. Dat bekt veel lekkerder.
Kleingeestige bemoeiallen
Ik heb me ooit als Sinterklaas vermomd en mijn Zwarte Piet heette weliswaar Geert, maar hij was zwart.
Een paar uur later zag de kindervriend er al heel wat minder florissant uit, om niet te zeggen compleet verfomfaaid. Over de daken hossen gaat ook een goedheilig man niet in de koude kleren zitten.
Vanavond speel ik opnieuw Sinterklaas en mijn Zwarte Piet zal David heten, maar nog steeds helemaal zwart zijn, zo zwart als roet.
En daar blijven ze met hun tengels af! Begrepen?!
‘k Zal je pakken!
Prijs de hemelen!
Ben ik vandaag zo blij als een kermiskind? Als een varken in de stront? Of als een hond met zeven pikken? Ik ben alleszins in een luxueuze stemming en ik zal jullie vertellen hoe dat zo komt.
Al tientallen jaren ben ik wanhopig op zoek naar een boek: ‘Bakelandt en de roversbende van het Vrijbos’, dat in het midden van de 19e eeuw ontsproot aan de pen en de hersens van een West-Vlaamse dorpspastoor, Victor Leo Huys, en in 1958 opnieuw uitgegeven werd door Lannoo – Tielt.
De protagonist van dat verhaal, Ludovicus Baekelandt, was de legendarische leider van een meedogenloze roversbende, die op het einde van de 18e eeuw, zowel letterlijk als figuurlijk, huishield in de contreien waar ik tegenwoordig hoofdkwartier houd en die in het jaar 1803, onder massale belangstelling, terechtgesteld en een kopje kleiner gemaakt werd op de Brugse markt.
Ik probeer dus al heel lang het boek met het relaas van zijn schurkenstreken in mijn bezit te krijgen. Ik heb talloze boeken- en rommelmarkten afgeschuimd, het internet gevlooid tot in de diepste diepten en kringloopwinkels afgelopen, maar al die pogingen waren vruchteloos …
… tot ik gisteren op een Nederlandse website voor verzamelaars plots het felbegeerde hebbeding aantrof. Ik sprong erop als een bok op een haverkist en stuurde ijlings het bericht dat ik het kleinood buitengewoon graag wilde bemachtigen. Nauwelijks een uur later kreeg ik een e-mailbericht van de verkoper en, je houdt het haast niet voor mogelijk, die bleek zowaar vlak bij me in de buurt te wonen, nog geen kilometer van mijn deur. Tel uit je winst!
Geluk zit vaak in een klein hoekje; soms ook in een klein broekje en voor mij zelfs in een klein boekje. Zien jullie me hier zitten in een klein hoekje, getooid met niets meer dan een klein broekje en voorzien van een niet zo klein boekje – Bakelandt en de roversbende van het Vrijbos – waarin ik verlekkerd aan het afdalen ben? Ik haal me er echt aan op en laat er mijn toetje voor staan, hoor.
En daarom ben ik zo blij als … Ja, lezen jullie er de eerste alinea van dit stukje maar op na.