Tag: rariteiten

Eén keer, nooit weer

limelon

Op zoek naar gezonde versnaperingen kuierde ik wat rond in de groente- en fruitafdeling van een grootwarenhuis en daar stond ik plots oog in oog met een groengele bol, zijnde een mij onbekende vrucht, die naar de naam Limelon luisterde en naar verluidt een combinatie was van meloen en limoen, hetgeen resulteerde in een ‘juicy melon with a touch of lime’ of ook nog ’the most refreshing melon on the market’.

Ik vertaal dit even voor de schaarse Engels-onkundigen onder jullie:
– een sappige meloen met een vleugje limoen;
– de meest verfrissende meloen op de markt.

Het spreekt vanzelf dat ik ─ altijd in voor nieuwe ervaringen op alle gebied ─ zo’n intrigerende bol naar de kassa transporteerde. De dame ─ juffrouw ─ die daar de dienst uitmaakte en niettegenstaande de door haar tentoongespreide vingervlugheid ─ ik heb slomere kassabediendes meegemaakt ─ nog de tijd vond om op luchtige wijze een babbel met haar klanten te voeren, verbaasde zich eveneens over deze vrucht, want ze zei:
“De hemel mag weten hoe ze erin slagen om een meloen met een limoen te verenigen.”
Ik wist het ook niet en ik vroeg het me eveneens af.

Thuis heb ik die merkwaardige en ‘supersappige dorstlesser’ meedogenloos vermoord en geproefd. Tja, laaiend enthousiast ben ik er niet over. Ik hou van limoenen en meloenen vind ik om te zoenen, maar samen … nee, toch maar niet. Geen gelukkig huwelijk.

Ik zal me van mijn lieve levensdagen geen Limelon meer aanschaffen. Dat weet ik wel zeker.

Een faveurtje voor zondebokken

Ik raakte onverhoeds op een veiling verzeild en daar bracht men – wie beschrijft mijn verbazing? – zowaar een authentieke biechtstoel onder de hamer.

Zo’n meubel is eigenlijk niet meer dan een houten hok, waarin men aan weerszijden kan neerknielen, om zonden te belijden, ten aanhoren van een likkebaardende, met christelijke diploma’s toegeruste vrijgezel, die in het middelste compartiment van het gevaarte heeft plaatsgenomen.

Ik heb uitgesproken negatieve herinneringen aan dat meubelstuk. Ik versleet namelijk een aantal jongensbroeken op de schoolbanken van een streng katholiek college, waar biechten tot de wekelijkse geplogenheden behoorde, om een in het Nederlands ongangbaar, maar in christelijke middens courant woord te gebruiken. Geplogenheden …

biechtstoelIk moet bekennen dat ik slechts één keer van deze ‘uitlaatklep’ gebruik maakte. Bij die gelegenheid vroeg de opgewonden, indien al niet geile biechtvader – die naderhand uit het college verwijderd werd, omdat hij zich handtastelijkheden met jongens veroorloofde – of ik al wit spul aan mijn geslachtsorgaan ontlokte. Ja zeg, maak het een beetje! Ik voelde me echt niet geroepen om aan zo’n toehoorder toe te vertrouwen hoe vaak ik aan mijn pietje – zeg maar piet – witte producten ontlokte en daar onnoemelijk veel plezier aan beleefde.

Nee, biechtstoelen waren en zijn niet aan mij besteed, al heeft zo’n ding mij en veel anderen met mij gedenkwaardige momenten bezorgd. Ik heb die populaire biechtconferences van Angèle hier al beschreven, dus lees en geniet:

Met rode oortjes

Als men op die veiling nu een jukebox aangeboden had, maar een biechtstoel nog aan toe! Wat kan een mens daar nu mee aanvangen? En toch raakte die verkocht.

Van den frisse! ─ 2

Wat zijn wij, Vlamingen van mannelijke kunne, toch een stelletje olijke en prettig gestoorde deugnieten, die niet zelden de kolder in de kop krijgen, onbedaarlijk plezier in het leven hebben en van moppen met een vetrand houden.

Onlangs kreeg ik, fietsend onderweg zijnde, een flauwe smaak in de mond ─ vivre, ça donne soif ─ en legde aan bij een drenkplaats, om me daar over een glas te ontfermen en een blonde rakker te verschalken.

Hoewel ik niet de indruk had dat ik me in een kroeg van bedenkelijk allooi bevond, was ik toch in niet geringe mate verbaasd over de bieren die men daar, via viltjes en reclamepanelen, aanprees:


Hete klinke

een gewillig blondje van hoge goesting


Klootzakske

blond bier met ballen

Nu behoor ik niet echt tot de lefkikkers en het onbekende boezemt me niet licht vertrouwen in, dus heb ik toch maar een gewone Hoegaarden besteld en die was ook verdraaid lekker.

Ter info: in West-Vlaanderen is een hete klinke een wulpse vrouw en van een klootzakske hoef ik waarschijnlijk geen tekeningetje te maken.

Bierenj

In Vlaamse velden … 18

bloemenweide2

Met de Vlaamse feestdag hadden we er uitzonderlijk mooi weer bij. De zon scheen met noeste vlijt, warmte jubelde om me heen en de wind hield zich koest, dus klom ik op het rijwiel en trapte mezelf gezwind de wijde wereld in.

De natuur waar ik me doorheen peddelde ─ lommerrijke bossen, weiden als wiegende zeeën, akkers en velden ─ was een verzachtende omstandigheid. Ik voelde me echt in mijn fleur, om niet te zeggen godsgruwelijk gelukkig, en genoot met volledige inzet van mijn zintuigen.

Nu pleeg ik me tijdens het fietsen gewillig met nogal onzinnige dingen onledig te houden. Zo besloot ik om de vlinders te tellen die ik op mijn weg ontmoette. Tja, je hoort me niet beweren dat ik daar hartstikke druk mee was. Ik heb bijna zeventig kilometer gefietst en alles samen hebben drie vlinders mijn pad gekruist. Drie! Ordinaire koolwitjes bovendien.

Ik wil me, wat het klimaat betreft, allerminst als doemdenker opstellen, maar, hoe men het ook wendt of keert, we kunnen niet langer uitpoetsen dat er in de natuur stront aan de knikker is. Zo heb ik al jaren nergens een meikever aangetroffen. Op zwoele avonden ontbreekt ook het concerteren van krekels, terwijl ik het in de zomers van mijn jeugd soms danig op mijn teringtietjes kreeg door hun pokkenherrie. En hoe lang is het wel niet geleden dat ik nog een leeuwerik lierlauwend ten hemel zag stijgen, om vervolgens tierelierend in duikvlucht neer te storten?

Ik kwam vanmorgen ook in een dorp dat naar de naam Lichtervelde luistert en waar ik onderstaande drankgelegenheid aantrof.

boksneuze

Café De Boksneuze … Zoiets verzint een zinnig mens toch niet!

Week van het Nederlands 2021

De week van het Nederlands – van 2 tot 9 oktober – loopt op zijn laatste benen en aangezien ik een grote affiniteit heb met de taal van mijn moeder wil ik daar op de valreep toch even aandacht aan besteden.

Ik zit al mijn hele leven ondergedompeld in talen en dat niet alleen beroepshalve. Niet zonder trots mag ik verkondigen dat ik er elf beheers en dan laat ik beTALEN nog buiten beschouwing. Het Nederlands, en vooral de West-Vlaamse variant ervan, draagt samen met het Spaans mijn absolute voorkeur weg en ik heb heus geen ‘week van het Nederlands’ nodig om met taal bezig te zijn. Er gaat geen dag voorbij of ik noteer enkele eigenaardigheden die ik tijdens mijn werkzaamheden in het Nederlands aantref.

Ter illustratie geef ik jullie hieronder hetgeen ik gisteren aan mijn schriftje toevertrouwde:
– Ik vind geharrewar een mooi woord
– Als ik een taart of een pizza in acht punten verdeel, ben ik die dan aan het achtendelen (naar analogie van vierendelen)?
– “Moet u er een zakje omheen?” vroeg het winkelmeisje van de bakker. Ik vond dat een originele en prettige uitdrukking.
– In het woord ‘angstschreeuw’ volgen maar eventjes acht medeklinkers elkaar op. In ‘slechtstschrijvende’ van bijvoorbeeld ‘slechtstschrijvende journalist’ zijn dat er zelfs negen.
– Ik vind uitwerpselen een raar woord.
– Tenslotte volgt hier de opsomming van de contradictiones in terminis die ik in de loop der jaren heb verzameld:
boosaardig, droefgeestig, basalt, kwaadaardig, leedvermaak, meermin, rampzalig, tuinhuis, zeeland, volledig, bergdal, vuurwater, klapzoen, monopolie, morgenavond, terugweg, zoutzuur, ijswater, ontvangstvertrek, buitenhuis, vreugdetranen, manwijf, waterstof, zandsteen, plusminus, zwartwit

Daar slaap je lekker op

Ik weet niet of ik het las of hoorde, maar ik liet me in alle geval wijsmaken dat het nuttigen van twee kiwi’s, voor men in de korf kroop, in niet geringe mate de kwaliteit van de slaap bevorderde.

Nu heb ik geenszins te klagen over mijn favoriete nachtelijke bezigheid, maar aangezien ongeveer alles voor verbetering vatbaar is, besloot ik me aan een experiment te wagen en de proef op de som te nemen: gisteravond verorberde ik twee van die exotische vruchten en ging toen naar Kaatje in de Wolstraat.

Het duurde niet lang of ik tuimelde in de armen van Morpheus en opende het grillige prentenboek van mijn dromen.

In de tot de nok gevulde Carnegie Hall in New York ontpopte ik me tot een heuse klavierleeuw en het was geen tangelen wat ik deed, want ik gaf zo maar eventjes een sublieme versie van het aartsmoeilijke derde pianoconcerto van Rachmaninov ten beste. Ik was net met een waarlijk briljante uitvoering van het cadenza bezig ─ er zit een ontspannen drafje in dat onderdeel en mijn vingers bewandelden de toetsen op virtuoze wijze ─ toen het deksel van de concertvleugel die ik bespeelde met een oorverdovende klap naar beneden kwam, waardoor ik ontwaakte. Ik noteerde snel wat ik beleefd had en droomde vervolgens nieuwsgierig verder.

Niettegenstaande mijn hoogtevrees en mijn nogal onstandvastig evenwicht beklom ik de hoogste alp van Oostenrijk, met name de Großglockner. Toen ik uitgeput de top bereikte, verwelkomde men me daar met een niet te onderschatten kanonschot, waar ik dusdanig van schrok dat ik van die berg kukelde en zodoende opnieuw brutaal uit mijn slaap gerukt werd, hoewel ik normaliter met geen kanon wakker te krijgen ben. Ik bleef vervolgens naarstig dromen.

Ik danste tap … eh … ik tapdanste à la Fred Astaire en oogstte daar ergens een laaiende, staande ovatie mee, waarna ik als toemaatje een Ierse stepdance ten beste gaf, waar Riverdance een punt kon aan zuigen. Helaas kreeg ik tijdens dat harkerig huppelen kramp in de kuiten en door die lancinerende pijnscheuten ging ik af als een gieter, want ze haalden me wederom uit mijn dommel.

Niet veel later daalde ik in adamskostuum af in een loeder van een bubbelbad, waarin zich reeds een half dozijn waarlijk bloedmooie huppelkutjes ophielden, die enkel een uitdagende glimlach droegen en er zeer beschikbaar uitzagen. Begeerte suisde door mijn bloed en ik liet gezwind een derde arm groeien, zodat …

… ja, zo kan ik nog wel even doorgaan, maar lang verhaal kort: het nuttigen van kiwi’s voor het slapengaan bezorgt je dromen waaraan geen werkelijkheid kan tippen, maar eveneens een schier rusteloze nacht. Voortaan eet ik een banaan voor ik me te ruste leg. Of twee.

Mijn naam is paas … eh … haas

Toen ik daarnet van het fietsen thuiskwam, trof ik een haas aan op mijn terras. Het dier schrok zelfs niet van mijn plotse verschijning en bleef roerloos zitten, want het was van chocolade en bleek verpakt te zijn in doorschijnende, met een blauw lint toegestrikte folie.

De aanwezigheid van dat appetijtelijke beestje zadelt me evenwel op met een vraag: Welke brave ziel heeft het, zonder begeleidende boodschap met tekst en uitleg, bij mijn achterdeur neergepoot? Dat moet volgens mij iemand zijn die mij toch een beetje gaarne ziet, want de versnapering is vervaardigd door de gerenommeerde chocolatier Dumon en zal dus gewis een paar tientallen euro’s gekost hebben: een bedrag dat je niet spendeert als je de persoon in kwestie geen warm hart toedraagt.

Het biedt alleszins stof tot nadenken en dat zal ik doen, terwijl ik naar de Ronde van Vlaanderen kijk, hopend dat mijn favoriet, Wout van Aert, zal triomferen en ondertussen met gulzige tanden het chocoladen geschenk van een vooralsnog onbekende weldoener vermorzel.

paashaas3

Van de pot gerukte vergelijkingen

In de war zijn als een hongerige baby in een topless bar.

Ergens even welkom zijn als een scheet in een lift.

Zo afgemat zijn als een komkommer in een nonnenklooster.

Even nutteloos zijn als een asbak op een motorfiets.

Even nutteloos zijn als een opblaasbare vogelpikschijf.

Even nutteloos zijn als het kammen van een bronzen paard.

Ik wil haar geen slet noemen, maar als pikken vleugels hadden, zou haar mond een luchthaven zijn.