Tag: fantasie

Er zitten geen wolven in het bos

boswoning

Men kan me bezwaarlijk een angsthaas of een bangschijter noemen. Jaren geleden schrok ik er immers niet voor terug, om naar een godverlaten plek te verkassen en me als het ware in het holst van een bos terug te trekken, teneinde daar onder te duiken en me tegen de steeds bozer wordende wereld te verschansen.

Ik kan niet ontkennen dat het me een beetje tegenviel en dat het toch even wennen was, vooral ’s avonds, als het donker me inmetselde en ik in een oceaan van dompe, dreigende duisternis verzonk. Dat benauwde flink, maar zoals mijn moeder altijd beweerde om me gerust te stellen: er zaten geen wolven in het bos.

Aanvankelijk placht het hier ’s nachts zo donker te zijn als in het gat van een neger, maar die uitdrukking is vandaag de dag, in deze beroerde en idiote tijden, volstrekt uit den boze, zodat er hier ’s avonds en ’s nachts enkel nog een Egyptische duisternis heerst, of is dat ook niet meer geoorloofd?

Toen ik op een dromerige ochtend onrustbarende voetsporen op mijn terras aantrof, was de maat voor mij vol en ik ging over tot het (laten) installeren van een alarminstallatie, die het bedrijf in kwestie als ‘state of the art’ betitelde, maar dat ik liever als ‘neusje van de zalm’ omschrijf, want ik roer niet graag Engels door mijn Nederlands.

Het had trouwens nog heel wat voeten in de aarde, om de camera’s en de lichtbronnen dusdanig af te stellen dat die niet te pas en te onpas aanfloepten, als er zich bijvoorbeeld konijnen of consorten in de buurt van mijn woning vermeiden. Toen dat na veel vijven en zessen eindelijk in orde kwam, kon ik op beide oren slapen …

… behalve dan tijdens de voorbije nacht, toen ik op een onwelvoeglijk uur om aanvankelijk onnaspeurbare redenen wakker schrok en er iets ondefinieerbaars in mijn hoofd nazinderde. Ik zat ietwat verdwaasd rechtop in bed en opeens weerklonk opnieuw het hallucinante geluid dat me wellicht gewekt had. Nu ja, geluid … het was geen kreet, of zelfs geen schreeuw, maar een teelbalbeklemmende, tepelverstijvende gil met menselijke allures.

Angst greep me als een koude klauw in de nek. Ik kippenvelde, knikkebeende en men kon mijn reet als doppenwipper gebruiken, maar de stilte werd niet meer doorbroken.

Zou dat de ijselijke gil van de banshee geweest zijn en zal ik eerlang sterven?

banshee

In stijgende lijn bergafwaarts

Ik krijg bijna nooit cadeautjes, zelfs niet met nieuwjaar of als ik jarig ben. Het is te treurig voor woorden en soms raak ik in grote droefenis. Daarom bestel ik zo nu en dan iets op internet, zodat ik me op de komst van een pakjesdrager kan verheugen en blij, ja zelfs geveinsd verrast reageer als hij of zij het presentje aanbiedt. Ochgottegot! Hoe zielig is dat?! Ja, een mens doet wat in zijn wanhoop.

De levering van zo’n pakje wordt steevast voorafgegaan door een aankondiging van de koeriersdienst in kwestie. Ze delen je per e-mail mee wanneer je hun bezorger mag verwachten: meestal is dat tussen 8 en 18.45 uur. Christene zielen! Je zal erop zit te wachten!

Meestal vermag ik dat popelen uit te zitten tot een uur of tien, maar dan komt er een eind aan mijn uit ijzig gletsjerwater opgerezen ascese. Dan moet ik opeens nodig naar de wc, of voel ik me plots geroepen om mijn tanden te poetsen, vaat te wassen, pannen met etenswaren op het fornuis te poten, of om wat letters op papier te gooien. Je zult het nooit anders zien: net als ik neergestreken ben op mijn porseleinen pony om de geit te verzetten of een bout uit te draaien, of als ik me schuimbekkend bij de wastafel in de badkamer ophoud, de handen vol heb met vuil keukengerei, of potten bewaak die op het vuur staan klaar te komen, of bezig ben mijn vulpen met inkt vol te zuigen … uitgerekend op zo’n moment weerklinkt de deurbel die de komst van mijn pakje aankondigt.

Dan slaak ik een putdiepe zucht van gespeelde verontwaardiging, omdat ik schijnbaar ten zeerste verongelijkt ben dat men bij me aanbelt op een ongelegen moment, terwijl ik wel wat anders te doen heb dan prutsdingen in ontvangst te nemen. Ik kom immers handen te kort en heb gewoon een natte rug.

Volgens mij doen ze het expres. Ik denk dat ze mij bespioneren.

Daar slaap je lekker op

Ik weet niet of ik het las of hoorde, maar ik liet me in alle geval wijsmaken dat het nuttigen van twee kiwi’s, voor men in de korf kroop, in niet geringe mate de kwaliteit van de slaap bevorderde.

Nu heb ik geenszins te klagen over mijn favoriete nachtelijke bezigheid, maar aangezien ongeveer alles voor verbetering vatbaar is, besloot ik me aan een experiment te wagen en de proef op de som te nemen: gisteravond verorberde ik twee van die exotische vruchten en ging toen naar Kaatje in de Wolstraat.

Het duurde niet lang of ik tuimelde in de armen van Morpheus en opende het grillige prentenboek van mijn dromen.

In de tot de nok gevulde Carnegie Hall in New York ontpopte ik me tot een heuse klavierleeuw en het was geen tangelen wat ik deed, want ik gaf zo maar eventjes een sublieme versie van het aartsmoeilijke derde pianoconcerto van Rachmaninov ten beste. Ik was net met een waarlijk briljante uitvoering van het cadenza bezig ─ er zit een ontspannen drafje in dat onderdeel en mijn vingers bewandelden de toetsen op virtuoze wijze ─ toen het deksel van de concertvleugel die ik bespeelde met een oorverdovende klap naar beneden kwam, waardoor ik ontwaakte. Ik noteerde snel wat ik beleefd had en droomde vervolgens nieuwsgierig verder.

Niettegenstaande mijn hoogtevrees en mijn nogal onstandvastig evenwicht beklom ik de hoogste alp van Oostenrijk, met name de Großglockner. Toen ik uitgeput de top bereikte, verwelkomde men me daar met een niet te onderschatten kanonschot, waar ik dusdanig van schrok dat ik van die berg kukelde en zodoende opnieuw brutaal uit mijn slaap gerukt werd, hoewel ik normaliter met geen kanon wakker te krijgen ben. Ik bleef vervolgens naarstig dromen.

Ik danste tap … eh … ik tapdanste à la Fred Astaire en oogstte daar ergens een laaiende, staande ovatie mee, waarna ik als toemaatje een Ierse stepdance ten beste gaf, waar Riverdance een punt kon aan zuigen. Helaas kreeg ik tijdens dat harkerig huppelen kramp in de kuiten en door die lancinerende pijnscheuten ging ik af als een gieter, want ze haalden me wederom uit mijn dommel.

Niet veel later daalde ik in adamskostuum af in een loeder van een bubbelbad, waarin zich reeds een half dozijn waarlijk bloedmooie huppelkutjes ophielden, die enkel een uitdagende glimlach droegen en er zeer beschikbaar uitzagen. Begeerte suisde door mijn bloed en ik liet gezwind een derde arm groeien, zodat …

… ja, zo kan ik nog wel even doorgaan, maar lang verhaal kort: het nuttigen van kiwi’s voor het slapengaan bezorgt je dromen waaraan geen werkelijkheid kan tippen, maar eveneens een schier rusteloze nacht. Voortaan eet ik een banaan voor ik me te ruste leg. Of twee.

Prutswerk

Mijn beroepsbezigheden behelzen vooral het vertalen en redigeren van wat anderen geschreven hebben, maar af en toe durf ik me ook te bezondigen aan hetgeen men in jargon copywrting noemt ─ we kunnen het Engels niet laten ─ maar in feite niet meer is dan tekstschrijven voor reclamedoeleinden.

Ik leg dan ook enige belangstelling aan den dag voor hetgeen anderen op dat gebied presteren en uit hun mouw schudden. Soms zitten daar waarlijk bloedmooie pareltjes tussen, die boven alle kritiek verheven zijn en me niet alleen met niet aflatende bewondering vervullen, maar me bijwijlen zelfs met afgunst opzadelen. Niets menselijks is me vreemd.

Anderzijds wordt ik zo nu en dan geconfronteerd met regelrechte vehikels: misbaksels die zo stuntelig in elkaar gehikt zijn dat ik er bijna van gaan kotsen. Bewaar me, zeg!

Zo erger ik me bijvoorbeeld blauw aan het gewrocht … eh … gedrocht waarmee SodaStream uitpakt, om aan de kijker een toestel te slijten, dat ordinair leidingwater in verfrissend bruisend water verandert. Ga d’r maar aan staan!

SodaStreamAls pleitbezorgster in dezen voeren ze een ongehoord onbeschofte en niet eens tot wasdom gekomen helleveeg op. Dat feeksje wijst haar met petflessen zeulende vader terecht en eist dat hij zich zo’n bruiswatermaker aanschaft, teneinde het milieu te ontlasten. Daar valt wat voor te zeggen, maar door de uitermate botte manier waarop ze dat doet, zet ik meteen mijn stekels op. Als ik nooit ofte nimmer zo’n SodaStream zal kopen, is dat de schuld van dat kapsonelijertje. Wat een secreet, zeg!

O, wat beklaag ik de man die ooit met dat serpent in de huwelijksboot zal stappen. Daar komt gegarandeerd een vechtscheiding van.

Een ander reclamefilmpje probeert het afwasmiddel van Dreft wierook toe te zwaaien, maar sorteert bij mij een averechts effect door me zure oprispingen te bezorgen.

DreftEen jongetje, wiens ouwelui dat middel aangekocht hebben, wil graag de fles ervan ombouwen tot een ruimteschip. Het product blijft echter meegaan ─ ik kan dat beamen, want ik gebruik het al jaren ─ en die knaap vindt dat niet leuk, dus begint hij te jeremiëren en te zeuren dat het niet mooi meer is. Ik krijg er wat van en voel me steeds meer geneigd om dat zageventje naar het leven te staan alsof hij een giftig reptiel is, maar gelukkig raakt die fles toch leeg en kan hij overgaan tot het bouwen van … een uitermate wanstaltig ruimteschip. Het lijkt nergens op. Mens toch!