Op een druilerige middag ─ zijn er eigenlijk nog andere? ─ in een recent verleden kreeg ik van het weekblad Humo, in een tijdspanne van enkele seconden, vijf identieke e-mails toegestuurd, waarin ze me aanmaanden om met bekwame spoed mijn abonnement te verlengen, door een kleine honderd euro aan ze over te maken. Voor dat bedrag krijg ik een heel jaar lang maandelijks vier boekjes, die voor een groot deel ingenomen worden door televisieprogramma’s en reclameboodschappen. Voor ongeveer hetzelfde bedrag kan ik een hele maand naar hartenlust internetten, zowel thuis als mobiel, uitgebreid televisiekijken en naar believen zowel vast als mobiel binnenlands telefoneren.
Ik keek vreemd op van die rappels, want volgens mijn hersens zou mijn abonnement pas negen maanden later ten einde lopen. Voor alle zekerheid controleerde ik dat nog even ─ ik ben bijna ziekelijk nauwgezet in geldzaken, omdat ik van nature een spaarzaam, om niet te zeggen een gierig mens ben ─ maar mijn geheugen bleek zich niet te vergissen …
… dus nam ik een van mijn telefoons ter hand en toetste me naar hun klantendienst. Natuurlijk diende ik eerst een keuzemenu te trotseren ─ wat hadden jullie gedacht? ─ en vervolgens serveerden ze me een in hoge mate irritant gejengel in het oor, dat om de haverklap onderbroken werd door een vrouwenstem, die voortdurend in herhaling viel en zei dat alle medewerkers bezig waren, dat ik desgewenst geduld mocht oefenen, of me anders naar hun website kon begeven, waar … en tralala en reldeldel.
Ik oefende geduld en bleef dat doen, tot na veertien minuten plotsklaps de verbinding verbroken werd. Wel godverdomme hier en gunter! Dan wacht je bijna een kwartier, om brutaal afgesneden te worden. Denken ze bij Humo soms dat telefoneren geen geld kost? Nu ja, ik voel het niet in mijn zak als ik veel of weinig en lang of kort telefoneer. Mijn factuurbedrag blijft hetzelfde, maar dat hoef ik niet aan Humo’s gok te hangen.
Mijn jukbeenderen gingen aan het dansen, mijn kin nam een strijdlustige pose aan en ik schoot uit mijn slof. Ik belde terug om die luiden eens duchtig de mantel uit te vegen, maar dat was me niet gegund. Ik kreeg meteen een opname van een tettertrien te horen, die laconiek mededeelde dat het toesturen van de rappels op een vergissing berustte en we er ons verder niet moesten om bekommeren.
’t Zal wel weer een fout van een computer zijn, vermoed ik.