Tag: Nederlands

Misverstand

Joaquín is zestien jaar jong en was tot voor kort een ingezetene … eh … een opgezetene van een zeer tot de verbeelding sprekend eiland in de Caraïbische Zee, dat op alle gebied aan het toeristische verwachtingspatroon voldoet. Wij, koukleumen, willen ongeveer met zijn allen naar die paradijselijke oorden toe, maar hij zakte een paar maanden geleden noodgedwongen van ginder naar ons tochtgat bij de Noordzee af. Een dorpsgenoot van me was tijdens een vakantie door de bekoorlijkheden van Joaquíns moeder gekluisterd geraakt en zij was op haar beurt in allesverzengende hartstocht ontstoken. Ze besloten om met elkaar in zee te gaan en om dat te doen kozen ze tot eenieders verbazing de nukkige Noordzee in plaats van het aanhankelijke blauw der Caraïbische wateren, waar de golven sterven op versgestreken stranden en palmbomen zich attent over je heen buigen, om voor wat frisse schaduw te zorgen … maar ik dwaal af, zij het niet met tegenzin.

Joaquín praat ondertussen al een aardig mondje Nederlands, hetgeen natuurlijk niet verwonderlijk is, want ik ben zijn toegewijde leermeester. Het schrijven van onze aartsmoeilijke taal gaat mijn pupil helaas wat minder vlot af. Hij stuurde me gisteravond een e-mail, waarin hij er zich onder meer over beklaagde dat zijn computer het voortdurend liet afweten.
“Dat is zeer aan m’n tand”, schreef hij.
Ik stond voor een raadsel. Hoe kon een eigengereide pc tandpijn veroorzaken? Vooralsnog kan ik jullie daaromtrent dus geen uitsluitsel geven en …

… dat is zeer ambetant.

Stokpaard

─”Ik wens u ontzettend veel kijkplezier”, zei het omroepende meisje en ze glimlachte alsof ze onverhoeds in een feeststemming gesukkeld was.
In weerwil van de vriendelijkheid waarmee ze me bejegende, grimaste ik toch even. Het zal ongetwijfeld aan mij liggen, maar dat lukrake gebruik van ‘ontzettend’ is me een beetje een doorn in het vlees. Ik voel me daar zelfs enigszins onbehaaglijk bij, want het botst met mijn taalgevoel. Als ik vreugde aan iets beleef, maakt zich immers nooit ontzetting van me meester als de hoeveelheid plezier die me te beurt valt heel groot blijkt te zijn. Ja, ik weet het: ik ben een kommaneuker, een haarklover, een mierenneuker, een muggenzifter en een pietlut, die voortdurend op zoek is naar een slak, om er vervolgens met een haast sadistisch genoegen zout op te leggen.

Zo was ik gisteren opeens heel verbaasd over het woord ‘weerzinwekkend’. Als je het in stukken hakt, krijg je ‘weer zin wekkend’, maar in zijn geheel betekent het net het omgekeerde en wekt het eigenlijk afkeer. Ons Nederlands huisvest wel meer van die rare snuiters, zoals bijvoorbeeld vol-ledig, boos-aardig, droef-geestig, leed-vermaak, ramp-zalig, meer-min … Ik ben trouwens voortdurend op zoek naar zulke eigenaardigheden, dus houd ik me van harte aanbevolen voor jullie vondsten, die jullie via het contactformulier aan me kunnen slijten.

Ik pieker me suf over een geschikte vertaling voor het Engelse ‘air quotes’. Jullie kennen ongetwijfeld het gebaar, waarbij men met vier vingers krabbende beweginkjes in het ijle maakt en eigenlijk virtuele aanhalingstekens beschrijft, om aldus tijdens het spreken een citaat aan te duiden, of ook nog om satirische, sarcastische, ironische en eufemistische opmerkingen te benadrukken. ‘Vingercitaat’ is voorlopig het enige dat ik kan verzinnen, maar ik ben er niet helemaal gelukkig mee. Iemand een beter idee?

Ons lenige Nederlands

Ik sta regelmatig voor de klas en probeer mensen die zich vooralsnog met tarzannederlands behelpen wat speelruimte in onze taal te geven. Het zal een week of wat geleden zijn dat ik ze als huistaak de opdracht gaf om een kort opstel over een leuk uitje te schrijven. Nauwelijks had ik die woorden uitgesproken of ik hoorde hoe iemand zich mopperend afvroeg wat er in vredesnaam leuk kon zijn aan een ui. Ik probeerde uit te leggen dat een uitje ook iets anders dan een bolgewas kon zijn, maar omdat er een Babylonische spraakverwarring dreigde te ontstaan heb ik toen maar de titel veranderd en gevraagd om wat over een leuk uitstapje te schrijven.

In een vrij recent verleden stond ik voor dezelfde klas. Regens schreiden op de stad en de wind smeet het water zo doeltreffend tegen de ramen dat het kletterde. Iedereen beklaagde zich over het kladderige weer van dit tochtgat bij de Noordzee en ik probeerde de gemoederen te sussen.
─”Straks breekt de zon door”, zei ik.
─”Lieve deugd!” kreunde iemand. “Wordt het dan nog erger?