Categorie: Sprokkels

Curiosum

Op school kregen we allemaal Nederlandse spraakkunst opgelepeld. Of we daar al dan niet belangstelling voor aan den dag legden en of we er iets van onthouden hebben, laten we hier in het midden. Indien dat niet het geval zou zijn, wil ik toch even jullie geheugen opfrissen, zodat jullie begrijpen wat ik hierna uit de doeken zal doen.

Ik wil het namelijk over de trappen van vergelijking hebben. Dat zijn er drie: de positief, de comparatief en de aperitief … eh … de superlatief. Neem het me niet kwalijk dat mijn gedachten, die nog in pyjama rondhuppelen, bij iets anders verwijlden. Men heeft voor die trappen ook Nederlandse benamingen bedacht: de stellende, de vergrotende en de overtreffende trap. Om het helemaal duidelijk te maken haal ik er fluks een bijvoeglijk naamwoord bij: mooi. Mooi is de stellende trap, mooier is de vergrotende trap en mooist is de overtreffende trap. Het zal jullie ongetwijfeld duidelijk zijn dat de door het bijvoeglijke naamwoord aangeduide eigenschap toeneemt naarmate we een trap hoger klimmen. Groot, groter, grootst. Zacht, zachter, zachtst. Lelijk, lelijker, lelijkst … en zo kunnen we nog uren doorgaan, maar het lijkt me niet raadzaam om dat te doen.
En toch stuitte ik vanmorgen op een uitzondering, die deze regel niet bevestigt. Een oudere heer is namelijk meestal minder oud dan een oude heer. Ik vermoed dat men nog geen naam bedacht heeft voor dit toch wel merkwaardige fenomeen en daarom wil ik graag patent nemen op ‘averechtse trap’.

Ja, met mij gaat het goed, al ben ik eigenlijk nog niet beter en best zal het wel nooit meer worden.

Bloemetjes en bijtjes; haantjes en hennetjes

Vandaag neem ik jullie mee naar een landelijk dorp in West-Vlaanderen. We duiken er een kleine supermarkt binnen, waar zich onlangs een Griekse tragedie heeft afgespeeld. Daar ontmoeten we Jefke, die zich zonder erg en dus op argeloze wijze tot een hoofdrolspeler van dat drama ontpopte.
Jefke heeft het helaas niet met zichzelf getroffen. Hij is bijzonder karig door de natuur bedeeld, om niet te zeggen lelijk door haar in de steek gelaten. Enkele aanlegstoornissen hebben hem lichamelijk benadeeld. Hij loopt niet enkel kwalijk, maar ook zijn hersens kunnen het allemaal niet bijsloffen en spreken komt bij hem neer op het uitstoten van een afgrondelijk gekreun, waarin sporadisch iets herkenbaars gevangen zit. Desalniettemin dabbert hij dagelijks door de supermarkt in kwestie, want hij mag er wat klusjes opknappen en zal er vermoedelijk ook wel wat voor vangen.

Toen hij laatst wat lege kratten naar het magazijn kruide, was hij bij aankomst aldaar getuige van een bloedstollend tafereel. Hij sukkeldraafde halje travalje naar het kantoortje, waar hij zijn bazin aantrof, tegen wie hij zich in een stroom van opgewonden klanken onverstaanbaar maakte. Toch meende zij in die kanonnade herhaaldelijk het woord vechten waar te nemen.
─”Zijn ze aan ’t vechten?” vroeg ze.
Het gekreun van Jefke kreeg de allure van een triomfantelijk gejubel en ze volgde hem naar de plaats waar de handtastelijkheden plaatsgrepen.

Haar echtgenoot was inderdaad bezig een vrouwelijke winkelbediende een geduchte schrobbering te geven. Hij was daar dusdanig door in beslag genomen, dat hij niet eens gemerkt had dat Jefke hem betrapte. Pas toen zijn vrouw in gillende kwaadheid ontstak, stond hij plots weer met beide benen op de grond. Het meisje eveneens.

Sindsdien zijn ze geen van beiden nog in de supermarkt opgemerkt. Ik denk dat ze herstellen van de verwondingen die ze tijdens de vechtpartij hebben opgelopen.

Het stond in de krant

Bankfiliaalhouder verdwijnt met twintig miljoen van zijn klanten.
Waar zitten die?

Nadat een student zich van het leven benam door uit een schoolraam te springen, kwam slachtofferhulp ter plaatse. Zij vingen de studenten op.
Leringen wekken, maar voorbeelden strekken.

Zondagavond iets voor middernacht constateerde een politiepatrouille dat er in de Industrielaan 524 inbrekers aan het werk waren. Toen die de agenten opmerkten, sloegen ze op de vlucht.
Veel handen maken licht werk.

Een veertigjarige man is woensdagnacht dood aangetroffen in zijn uitgebrande woning. De man joeg eerst een kogel door zijn hoofd en stak toen zijn huis in brand.
Wie doet het hem na?

De inwoners van H., die na hun laatste ademstoot willen begraven worden in hun dorp, kunnen opgelucht ademhalen. Het kerkhof dat nu bijna volzet is, wordt met een beetje geluk volgend jaar al uitgebreid.
Een geluk bij een ongeluk.

Personen die schade opliepen ten gevolge van de watersnood van april laatstleden kunnen nog tot eind september een schadeclaim indienen bij het Rampenfonds. Meer informatie in het gemeentehuis, Dienst Feestelijkheden.
’t Moet vooral leuk blijven.

Bij een razzia in de rosse buurt werden veertien illegale prostituees opgepakt. De arrestanten werden ter beschikking gesteld van het parket.
Een extraatje in natura?

Stokpaard

─”Ik wens u ontzettend veel kijkplezier”, zei het omroepende meisje en ze glimlachte alsof ze onverhoeds in een feeststemming gesukkeld was.
In weerwil van de vriendelijkheid waarmee ze me bejegende, grimaste ik toch even. Het zal ongetwijfeld aan mij liggen, maar dat lukrake gebruik van ‘ontzettend’ is me een beetje een doorn in het vlees. Ik voel me daar zelfs enigszins onbehaaglijk bij, want het botst met mijn taalgevoel. Als ik vreugde aan iets beleef, maakt zich immers nooit ontzetting van me meester als de hoeveelheid plezier die me te beurt valt heel groot blijkt te zijn. Ja, ik weet het: ik ben een kommaneuker, een haarklover, een mierenneuker, een muggenzifter en een pietlut, die voortdurend op zoek is naar een slak, om er vervolgens met een haast sadistisch genoegen zout op te leggen.

Zo was ik gisteren opeens heel verbaasd over het woord ‘weerzinwekkend’. Als je het in stukken hakt, krijg je ‘weer zin wekkend’, maar in zijn geheel betekent het net het omgekeerde en wekt het eigenlijk afkeer. Ons Nederlands huisvest wel meer van die rare snuiters, zoals bijvoorbeeld vol-ledig, boos-aardig, droef-geestig, leed-vermaak, ramp-zalig, meer-min … Ik ben trouwens voortdurend op zoek naar zulke eigenaardigheden, dus houd ik me van harte aanbevolen voor jullie vondsten, die jullie via het contactformulier aan me kunnen slijten.

Ik pieker me suf over een geschikte vertaling voor het Engelse ‘air quotes’. Jullie kennen ongetwijfeld het gebaar, waarbij men met vier vingers krabbende beweginkjes in het ijle maakt en eigenlijk virtuele aanhalingstekens beschrijft, om aldus tijdens het spreken een citaat aan te duiden, of ook nog om satirische, sarcastische, ironische en eufemistische opmerkingen te benadrukken. ‘Vingercitaat’ is voorlopig het enige dat ik kan verzinnen, maar ik ben er niet helemaal gelukkig mee. Iemand een beter idee?

In welke hoek wil je liggen?

De televisie dobberde in het kielzog van een lokale persmuskiet naar de woning van een man, die zich hobbygewijs aan de zeer door mij verafschuwde bokssport wijdde. De vechtersbaas in kwestie was zichtbaar in zijn nopjes met het bezoek. Hij tooide zich inderhaast met indrukwekkende handschoenen en stelde zich op naast een nogal verfomfaaide bokszak, waar hij een pugilistische pose aannam en onverschrokken, om niet te zeggen manhaftig in de cameralens keek, alsof hij daar geen vogeltje, maar een krokodil met een gemeen kakement verwachtte.

─”Ze noemen mij de slager van Flémalle”, verkondigde hij trots.
─”Hoe kom je aan die bijnaam?” vroeg de reporter bloeddorstig.
─”Wel,” sprak de man, “ik ben slager van beroep en ik woon in Flémalle.”

Mensen kinderen, dan kan je me wegdragen hè!

Onthullingen

Er is een tijd geweest — anno dazumal — dat kerken op zondag nog volliepen en katholieke priesters soutanes droegen. Soutanes? Dat waren zwarte, tot aan de voeten reikende gewaden met aan de voorzijde van een hele trits knoopjes, van boven tot beneden. Als je die, als drager van dergelijk kledingstuk, ’s morgens allemaal moest dichtknopen en ’s avonds weer losmaken, had je daar een dagtaak aan en bleef er waarachtig niet veel tijd over voor de besognes van alledag en het welzijn van de aan jou toevertrouwde kudde gelovigen.

Boze tongen beweren dat sommigen zich op Schotse wijze onder die soutane ophielden. Ik geef toe dat ik tot voor kort twijfel koesterde omtrent de aanwezigheid van dessousartikelen onder de Schotse rok, maar ik heb daaromtrent uitsluitsel gekregen toen ik op een avond in een pub tussen een vrolijke bende in klederdracht getooide Schotten terechtkwam. Er bevindt zich inderdaad geen ander textiel onder die rokken en ik kan jullie verzekeren dat dit lang niet altijd voor een hartverheffend schouwspel zorgt, al zullen de meningen daarover ongetwijfeld sterk uiteenlopen.

Priesters in soutane … om ze te zien moet je tegenwoordig naar Rome reizen, of naar andere achtergebleven gebieden, en dat heb ik er heus niet voor over om uit te vinden of sommigen zich onder dat gewaad inderdaad in puribus naturalibus ophouden. Mijn vermoeden berust enkel op wat ik weet van horen zeggen. Toen ik college liep, was daar immers een priester van middelbare leeftijd, die halsstarrig weigerde de soutane voor een pak in te ruilen. Af en toe nodigde hij mentorsgewijs jongens naar zijn kamer uit, teneinde aldaar in alle intimiteit met hen over de dingen des levens te keuvelen. Zij die … eh … zo’n gesprek met hem voerden, verklaarden eensgezind dat die soutane het enige was dat hem bedekte. Als zij toen logen, dan ik nu ook, al heb ik lange tijd niet begrepen hoe men tijdens een simpele conversatie aan die wetenschap kon komen, maar na het ontmaskeren van een niet gering aantal losbandige geestelijken, zoals bijvoorbeeld de zeer ontuchtige en een schandelijk leven leidende bisschop Vangheluwe, weet ik inmiddels hoe de vork in de steel zit.

Diezelfde man deed trouwens nog iets wat men tegenwoordig niet meer ziet. Hij brevierde. Onder het lopen las hij onophoudelijk in een dik gebedenboek. Ik moest daar vanmorgen plots aan denken. Ik ben namelijk wat achteropgeraakt met mijn lectuur, dus nam ik een boek mee op ochtendwandeling. Twee vliegen in één klap. Nou, vergeet het maar! Ik kan dat dus niet. Het lezen van welgeteld één alinea veroorzaakte twee struikelingen, dus klapte ik het boek dicht en genoot volop van de oprukkende lente.