Categorie: Sprokkels
Enkele losse flodders
-
Ik duld geen woekeringen van het Engels in Nederlandse zinnen.
-
De jeugd van vandaag de dag vervalt nogal snel in straatengels als ze een gevoel kernachtig wil uitdrukken.
-
Door niemand gemist worden is misschien wel de grootste pijn die een mens kan ondervinden.
-
Als je tijdens het dromen in een (nood)situatie verzeild raakt, waarvoor je geen oplossing kunt verzinnen, dan ontwaak je.
-
Als je niet zelf voor je kinderen kunt zorgen, moet je er geen maken.
-
België hangt aaneen met spuug en paktouw.
-
Een land binnensluipen maak je net zo min een immigrant als inbreken in een woning een familielid van je maakt.
-
Ezels zijn helemaal niet koppig; ze denken gewoon langer na.
-
Goeie verhalen zijn vaak het gevolg van foute beslissingen.
-
Onze hersens zijn waarlijk een weergaloos orgaan. Ze werken 24 uur op 24 en 7 dagen op 7, vanaf je geboorte tot je … verliefd wordt.
-
Als je denkt dat je te nietig bent om een verschil te maken, heb je nog geen nacht in het gezelschap van een mug doorgebracht.
-
Als je moet uitleggen waarom iets mooi is ─ kunst bijvoorbeeld ─ dan is het niet mooi.
-
Je beseft niet hoe eenzaam je bent, tot je ’s avonds thuiskomt en je een hoop te vertellen hebt, maar niemand om ernaar te luisteren.
Het West-Vlaamse koeterwaals
Zoals jullie weten, ben ik een grote fan van het weergaloze West-Vlaamse dialect. Om te voorkomen dat prachtige woorden, zinnen en uitdrukkingen in onbruik raken, of zelfs helemaal verdwijnen, zal ik dat zo nu en dan met een kleine bloemlezing proberen te vermijden.
een astrabanselienge:
= een ingewikkelde toestand, een strubbeling, een chaos, een handgemeen
een verdestewaasje:
= een chaos, een verwarde toestand, een warboel
een bataklang = een tammesoor
= een rommeltje, toebehoren, hebben en houden
een fietematrulle:
= een dadel
vanensentens:
= over de hele lengte, van einde tot einde
scherreldewiep:
= schrijlings
mezienke (gods)!
= uitroep: inderdaad! warempel!
kardjasse geven = slunse geven = vanieke geven:
= er de sokken in zetten, zich hard inspannen, tempo maken
godverhemelstepeirdepreuten!
= uitroep van verbazing, ontzetting, ongenoegen
een kaliesjeklutser:
= een nietsnut, een verfoeilijke man
een klunten zoetekoeke:
= een domme, brave sul
een netebuk:
een achterbakse, geniepige man
Zo fijn als gemalen poppenstront
Wijlen mijn vader was een scherpslijper, wiens handen nogal los aan zijn lijf zaten en die graag zijn lever deed zwemmen. Eigenlijk roept hij niet bepaald aangename herinneringen bij me op, maar goed: we laten het verleden rusten en de doden ongemoeid. Ik diep even een anekdote op die, als ik er vandaag de dag aan terugdenk, nog steeds een op mijn persoonlijkheid buitgemaakte glimlach voortbrengt.
Ik gedroeg me als kleuter al als een echte jongen, dus was mijn kindertijd niet gelardeerd met knuffelbeesten, laat staan poppen, al bevond er zich wel een teddybeer in mijn woning: een beest waar ik overigens weinig aandacht aan besteedde, omdat ik me al op prille leeftijd vooral met lectuur en strips onledig hield.
Toch was het uitgerekend dat pluchen roofdier dat er de oorzaak van was dat mijn vader me op een dag benaderde en me met een vermanende vinger toesprak.
–”Je moet die beer van je wat betere manieren leren. Die heeft liggen schijten in zijn nest.”
Het spreekt vanzelf dat ik me stante pede van die onverkwikkelijke gebeurtenis wilde vergewissen en warempel: de beer bevond zich in de kartonnen doos, die als zijn nest fungeerde, en bij zijn poepgat lag de bout die hij zo te zien uitgedraaid had.
Ik geloofde niet wat ik aanschouwde. Mijn jonge hersens konden niet bevatten dat een levenloze pop een knijpbriefje kon afvaardigen en, laten we wel wezen, dat was ook niet te bevatten.
Ik viel bijna in een flauwte toen mijn vader doodgemoedereerd dat drollemansje oppakte, het in zijn voerklep stouwde en met een jarig gezicht verorberde, als betrof het een lekkerbeetje. O, wat was dat weerzinwekkend.
Mijn moeder merkte dat ik aardappelbloed kreeg en bijna in de puinpoeier lag, dus haastte ze zich om te verklappen, dat het uitwerpsel door mijn vader vervaardigd was van peperkoek.
Wat hebben ze gelachen, mijn ouwelui. Ik een beetje minder. En vandaag, na zoveel decennia, heb ik het ze vergeven, maar ben ik het niet vergeten.
Een faveurtje voor zondebokken
Ik raakte onverhoeds op een veiling verzeild en daar bracht men – wie beschrijft mijn verbazing? – zowaar een authentieke biechtstoel onder de hamer.
Zo’n meubel is eigenlijk niet meer dan een houten hok, waarin men aan weerszijden kan neerknielen, om zonden te belijden, ten aanhoren van een likkebaardende, met christelijke diploma’s toegeruste vrijgezel, die in het middelste compartiment van het gevaarte heeft plaatsgenomen.
Ik heb uitgesproken negatieve herinneringen aan dat meubelstuk. Ik versleet namelijk een aantal jongensbroeken op de schoolbanken van een streng katholiek college, waar biechten tot de wekelijkse geplogenheden behoorde, om een in het Nederlands ongangbaar, maar in christelijke middens courant woord te gebruiken. Geplogenheden …
Ik moet bekennen dat ik slechts één keer van deze ‘uitlaatklep’ gebruik maakte. Bij die gelegenheid vroeg de opgewonden, indien al niet geile biechtvader – die naderhand uit het college verwijderd werd, omdat hij zich handtastelijkheden met jongens veroorloofde – of ik al wit spul aan mijn geslachtsorgaan ontlokte. Ja zeg, maak het een beetje! Ik voelde me echt niet geroepen om aan zo’n toehoorder toe te vertrouwen hoe vaak ik aan mijn pietje – zeg maar piet – witte producten ontlokte en daar onnoemelijk veel plezier aan beleefde.
Nee, biechtstoelen waren en zijn niet aan mij besteed, al heeft zo’n ding mij en veel anderen met mij gedenkwaardige momenten bezorgd. Ik heb die populaire biechtconferences van Angèle hier al beschreven, dus lees en geniet:
Als men op die veiling nu een jukebox aangeboden had, maar een biechtstoel nog aan toe! Wat kan een mens daar nu mee aanvangen? En toch raakte die verkocht.
In welke eeuw leven we eigenlijk?
Ach, wie kan het ook verrekken?
Een van de talloze dingen die ik me afvraag is: waarom verpakt men lekkere luchtjes van allerlei slag, zoals daar zijn balsems, crèmes, gels, lotions, poeders, parfums en eaux de toilette ─ mijn zusje zaliger, die verstandelijk minder begaafd was, noemde die dingen steevast ‘goeterieke’, wat een Vlaamse simplificatie is van goed ruikenden ─ altijd in van die ingewikkelde, weliswaar fraaie en ongetwijfeld dure flacons en flessen?
Moet dat nu echt en waar is dat goed voor? Het drijft de kostprijs van die toch al belachelijk dure producten nodeloos omhoog, omdat vrijwel niemand die vernuftig uitgedachte en in sommige gevallen oogstrelende verpakkingen ─ die in een toonzaal van Venetiaans glas op het eilandje Murano niet uit de toon zouden vallen ─ aanschouwt, want die staan meestal mooi te wezen in badkamers en toiletruimtes, waar geen levende ziel die komt bezichtigen.
Zelf ben ik nogal verslingerd op de geuren van Terre d’Hermes en die mag men van mij gerust in een heel ordinair flesje aanbieden. Ik zal daardoor niet minder lekker ruiken, denk ik zo. En er misschien wat minder voor betalen, wat voor een gierig … eh … een spaarzaam mens mooi meegenomen is.
O, ijdele hoop!
Beeldwoordenboek 22
Beeldwoordenboek 21
Niet te filmen!
Ik ben allerminst een fervent televisiekijker ─ ik heb meestal wel wat anders te doen ─ maar desalniettemin laat ik me af en toe verleiden tot het aanschouwen van een film, waarin James Bonden van diverse pluimage hun duivels ontbinden, of van een aflevering van een serie, waarin moord en misdaad hoogtij vieren, zoals daar onder veel meer zijn CSI, NCIS, Criminal Minds, Flikken en Bones.
Over die James Bonden gesproken: ik heb toch wat bedenkingen en vragen bij dat heerschap. Die gozer duikt nogal enthousiast in de drank en je kunt die als het ware uit zijn gezicht tappen, maar niettegenstaande dat schrikbarend alcoholgebruik blijft hij de weg weten in samengestelde zinnen. Hij nuttigt af en toe wat kaviaar, of een oester, wat hij vrijwel altijd in het gezelschap van een opgeviste schoonheid doet, maar heeft iemand van jullie hem ooit een maaltijd zien verorberen die aan de ribben plakt? Ik alleszins niet. Die man stowt vrijwel niets in zijn voerklep en kluift zo te zien voortdurend op zijn vingers, al vermoed ik dat hij zich tussen de opnames door wel aan ─ hoe heet zo’n ding? ─ een Big Mac durft te verlustigen.
Wat die misdaadseries betreft: de dames en heren die zich met onverkwikkelijke criminaliteiten onledig houden en de plaatsen van het misdrijf onderzoeken, doen dat vrijwel altijd met behulp van staaflantaarns. Het is mij een raadsel waarom ze nooit gewoon het licht aanknippen, hetgeen volgens mij de zaken in niet geringe mate zou vereenvoudigen. Nee, ze blijven daar met zo’n onnozel lampje klungelen.
Ach, als ik het voor het zeggen had … maar dat heb ik niet. En misschien is dat maar goed ook. Ik word met de dag een knorriger brompot.