Tag: relaties

Gedachten zijn tolvrij

Mijn Zwarte Pieten waren, zijn en zullen altijd zo zwart als Moriaantje zijn. Christene zielen, wat heb ik een hekel aan die halfslachtige pieten en vooral aan dat met roet besmeurde manwijf, dat in Antwerpen naast Sinterklaas mocht postvatten.

Mijn kerstmarkten waren, zijn en zullen altijd KERSTmarkten zijn en niet die ondingen met ‘WINTER’se benamingen, waarmee men ─ de pietluttige woke-adepten ─ ons tegenwoordig probeert op te zadelen.

Een zwarte medemens was, is en zal voor mij altijd een neger of een negerin zijn en laat mij dat een charmante benaming vinden.

Een Melocake was, is en zal voor mij altijd een negerinnentette zijn, waar ik trouwens immens plezier aan beleef. Lekkere tetten!

Mijn beste vriend is een jood. Hij heeft nog nooit iemand vermoord en is dat ook niet van plan.

Er is een heer gestorven

Gedurende meer dan twintig jaar onderhield ik een uitstekende relatie met mijn huisdokter/lijfarts. Ooit was ik zijn allereerste klant/patiënt en sindsdien kon ik hem zaken toevertrouwen, die ik nooit met iemand deelde. Hij van zijn kant vertelde me ook dingen die eigenlijk tot de persoonlijkere sfeer behoorden. We waren niet echt vrienden, maar het scheelde toch niet veel.

De man was achtenveertig jaar jong, twee keer getrouwd, vader van vier veelbelovende kinderen en hij had een bloeiende praktijk uitgebouwd.

En toch is hij op een recente zondagavond totaal onverwacht uit het leven gestapt, door … onder een trein te springen.

Wat moet een weldenkend mens daar nu mee? Zich afvragen of je als arts geen elegantere, minder doortastende manier kunt bedenken om er de brui aan te geven? Dat is alleszins wat ik doe.

Het is leuk geweest

Gastvrijheid is te mijnent niet langer dode letter, maar zal ik hoog in het vaandel voeren. Voortaan immers is mijn woning een gastvrije woning: vrij van gasten. Waarom zou ik nog langer energie verspillen aan iets dat toch niet blijft duren?

Ik heb in mijn leven al meer dan genoeg tijd en geld verkwanseld aan luiden die zo stuntelig in elkaar gehikt zijn, dat ze eigenlijk bij hun geboorte gewurgd zouden moeten worden. Ze beantwoorden zelfs niet aan mijn nochtans geringe verwachtingen en verdienen absoluut niet de moeite om er levensduur aan op te offeren.

Ik ben er mooi klaar mee! Ik word kluizenaar.

Zo fijn als gemalen poppenstront

Wijlen mijn vader was een scherpslijper, wiens handen nogal los aan zijn lijf zaten en die graag zijn lever deed zwemmen. Eigenlijk roept hij niet bepaald aangename herinneringen bij me op, maar goed: we laten het verleden rusten en de doden ongemoeid. Ik diep even een anekdote op die, als ik er vandaag de dag aan terugdenk, nog steeds een op mijn persoonlijkheid buitgemaakte glimlach voortbrengt.

Ik gedroeg me als kleuter al als een echte jongen, dus was mijn kindertijd niet gelardeerd met knuffelbeesten, laat staan poppen, al bevond er zich wel een teddybeer in mijn woning: een beest waar ik overigens weinig aandacht aan besteedde, omdat ik me al op prille leeftijd vooral met lectuur en strips onledig hield.

Toch was het uitgerekend dat pluchen roofdier dat er de oorzaak van was dat mijn vader me op een dag benaderde en me met een vermanende vinger toesprak.
–”Je moet die beer van je wat betere manieren leren. Die heeft liggen schijten in zijn nest.”
Het spreekt vanzelf dat ik me stante pede van die onverkwikkelijke gebeurtenis wilde vergewissen en warempel: de beer bevond zich in de kartonnen doos, die als zijn nest fungeerde, en bij zijn poepgat lag de bout die hij zo te zien uitgedraaid had.

Ik geloofde niet wat ik aanschouwde. Mijn jonge hersens konden niet bevatten dat een levenloze pop een knijpbriefje kon afvaardigen en, laten we wel wezen, dat was ook niet te bevatten.

Ik viel bijna in een flauwte toen mijn vader doodgemoedereerd dat drollemansje oppakte, het in zijn voerklep stouwde en met een jarig gezicht verorberde, als betrof het een lekkerbeetje. O, wat was dat weerzinwekkend.

Mijn moeder merkte dat ik aardappelbloed kreeg en bijna in de puinpoeier lag, dus haastte ze zich om te verklappen, dat het uitwerpsel door mijn vader vervaardigd was van peperkoek.

Wat hebben ze gelachen, mijn ouwelui. Ik een beetje minder. En vandaag, na zoveel decennia, heb ik het ze vergeven, maar ben ik het niet vergeten.

Moederdag

Mijn moeder ─ moge zij in vrede rusten! ─ heeft me een niet gering aantal onuitwisbare herinneringen nagelaten, die vaak ─ en zeker vandaag ─ komen bovendrijven, waardoor ik met graagte op het verleden knaag.

Ook dit jaar wil ik deze dag niet onopgemerkt laten verstrijken, dus ontkurk ik hier een van de talloze anekdotes, waarmee ze mijn leven en dat van veel anderen opleukte.

Ik was nog jong, woonde nog thuis en zat aan de keukentafel kleine bezigheden te verrichten, terwijl mijn moeder zich telefonisch met een vriendin onderhield. Er was haar geen spinnenweb voor de mond gewassen. Op een zeker moment informeerde haar gesprekspartner wellicht naar het welbevinden van haar echtgenoot, mijn vader.
“O, die is zo taai als een lederen portefeuille”, zei mijn moeder. “Hij zit hele dagen op zijn homotrainer.”

Homotrainer! Ze zei het echt en ik viel bijna van mijn stoel, maar zweeg wijselijk, want zij duldde geen tegenspraak.

Hoewel mijn vader zich zowat het apezuur trainde, is hij nooit homo geworden. Al die moeite voor niks.

Lees vooral ook: Moeder

Net geen gratis geschenk

Ik breng altijd een glimlach in stelling als een bedrijf in een reclameboodschap het verwerven van een gratis geschenk in het vooruitzicht stelt. Een geschenk hoort volgens mij altijd gratis te zijn, want anders is het geen geschenk … maar dit terzijde.

Een goede vriendin van me was jarig en daarmee verdiende ze dit keer geen bloemetje, maar een geschenkkaart van de supermarkt waar ze meestal haar inkopen pleegt: OKay. Ik begaf me naar een filiaal van die winkel en bestelde daar zo’n kaart, ten bedrage van € 100. Ik mag dan misschien een stuitende vrek zijn, maar voor de mensen die ik graag mag, houd ik de hand niet op de knip.

De vrouw die de kassa bediende bezorgde me zo’n kaart. Ze rekende af en ik betaalde per mobieltje, maar toen diepte ze twee biljetten van € 50 uit de geldlade op, om die aan me te overhandigen.
─ “Wat krijgen we nu?” hing ik even in het luchtledige.
─ “De honderd euro van je kaart”, zei ze.
─ “Nu begrijp ik het niet meer”, schuddekopte ik. “Ik heb een geschenkkaart gekocht en betaald, dus hoef ik geen honderd euro van u te ontvangen.”
Ze keek me aan alsof ze snot zag branden en toen ging er haar opeens een licht op.
─ “Wat ben ik toch een polderpatat!”, snoof ze en ze sloeg zich voor het hoofd.
─ “Dat heb je mij niet horen zeggen”, meesmuilde ik.
─ “Waar zit ik met mijn gedachten?” vroeg ze zich af.
─ “Ik zou het begot niet weten”, schokschouderde ik en ik gaf de honderd euro aan haar terug.

Zoals ik hierboven al schreef bestaat een gratis geschenk volgens mij niet, maar dit keer heeft het toch geen haartje gescheeld of ik had er een te pakken.

Wij van toen … en nu

Rubenyyo

Ik ben al bijna een eeuwigheid bevriend met Rubén uit Argentinië. We hebben talloze maanden samen doorgebracht en zowel Zuid-Amerika als Europa doorkruist. Hij was gisteren jarig, dus ontspon er zich een ‘praatje’ op WhatsApp.

WhatsApp


Vandaag denk ik aan jou, Rubén, en ik ben opnieuw bij jou, terwijl ik terugkeer naar alle uren die we samen doorbrachten en naar alle plaatsen die we zij aan zij bezochten. Zoals de Franse auteur, François Villon, al in een 1461 schreef: “… mais où sont les neiges d’antan?” (… maar waar is de sneeuw van vroeger gebleven?) Gelukkige verjaardag, lieve vriend.


Duizend keer bedankt, BENJI, VRIEND VAN HEEL MIJN LEVEN, en de sneeuw van eertijds verwarmt vandaag onze harten, en die landschappen en herinneringen vullen heel onze ziel, terwijl ze ons iedere dag de kracht en de zin geven om voort te dromen van een oneindige wereld om te doorkruisen.
Vriend van me, er gaat geen dag voorbij zonder dat ik denk aan de maanden die we samen doorbrachten, aan de duizenden kilometers die we zij aan zij aflegden, babbelend en gekscherend, genietend van een andere wereld dan die van vandaag, zonder technologie. Dank je om aan mijn verjaardag te denken. Ik hoop je terug te zien en je te omhelzen in een nabije toekomst.


Rubén, je bent een mijlpaal in mijn leven en ik overdrijf geenszins. Dank voor je vriendschap.


Er kan geen twijfel over bestaan dat dit wederzijds is. Ik kan mijn leven niet onder woorden brengen zonder jou te vermelden. Jouw vriendschap is altijd mijn trots geweest.


Op mijn profielfoto van Whats App zie je mijn twee kleinkinderen, Tali en Isabella.

Kijk, daar ben ik nu blij mee, zie. Vriendschap kent geen tijd, geen afstand en geen grenzen. Het is een strohalm waaraan ik me in deze benarde tijden van ziekte en oorlog vastklamp. Als het allemaal een beetje meezit, reis ik over een paar maanden naar Argentinië.