Tag: relaties

Net geen gratis geschenk

Ik breng altijd een glimlach in stelling als een bedrijf in een reclameboodschap het verwerven van een gratis geschenk in het vooruitzicht stelt. Een geschenk hoort volgens mij altijd gratis te zijn, want anders is het geen geschenk … maar dit terzijde.

Een goede vriendin van me was jarig en daarmee verdiende ze dit keer geen bloemetje, maar een geschenkkaart van de supermarkt waar ze meestal haar inkopen pleegt: OKay. Ik begaf me naar een filiaal van die winkel en bestelde daar zo’n kaart, ten bedrage van € 100. Ik mag dan misschien een stuitende vrek zijn, maar voor de mensen die ik graag mag, houd ik de hand niet op de knip.

De vrouw die de kassa bediende bezorgde me zo’n kaart. Ze rekende af en ik betaalde per mobieltje, maar toen diepte ze twee biljetten van € 50 uit de geldlade op, om die aan me te overhandigen.
─ “Wat krijgen we nu?” hing ik even in het luchtledige.
─ “De honderd euro van je kaart”, zei ze.
─ “Nu begrijp ik het niet meer”, schuddekopte ik. “Ik heb een geschenkkaart gekocht en betaald, dus hoef ik geen honderd euro van u te ontvangen.”
Ze keek me aan alsof ze snot zag branden en toen ging er haar opeens een licht op.
─ “Wat ben ik toch een polderpatat!”, snoof ze en ze sloeg zich voor het hoofd.
─ “Dat heb je mij niet horen zeggen”, meesmuilde ik.
─ “Waar zit ik met mijn gedachten?” vroeg ze zich af.
─ “Ik zou het begot niet weten”, schokschouderde ik en ik gaf de honderd euro aan haar terug.

Zoals ik hierboven al schreef bestaat een gratis geschenk volgens mij niet, maar dit keer heeft het toch geen haartje gescheeld of ik had er een te pakken.

Wij van toen … en nu

Rubenyyo

Ik ben al bijna een eeuwigheid bevriend met Rubén uit Argentinië. We hebben talloze maanden samen doorgebracht en zowel Zuid-Amerika als Europa doorkruist. Hij was gisteren jarig, dus ontspon er zich een ‘praatje’ op WhatsApp.

WhatsApp


Vandaag denk ik aan jou, Rubén, en ik ben opnieuw bij jou, terwijl ik terugkeer naar alle uren die we samen doorbrachten en naar alle plaatsen die we zij aan zij bezochten. Zoals de Franse auteur, François Villon, al in een 1461 schreef: “… mais où sont les neiges d’antan?” (… maar waar is de sneeuw van vroeger gebleven?) Gelukkige verjaardag, lieve vriend.


Duizend keer bedankt, BENJI, VRIEND VAN HEEL MIJN LEVEN, en de sneeuw van eertijds verwarmt vandaag onze harten, en die landschappen en herinneringen vullen heel onze ziel, terwijl ze ons iedere dag de kracht en de zin geven om voort te dromen van een oneindige wereld om te doorkruisen.
Vriend van me, er gaat geen dag voorbij zonder dat ik denk aan de maanden die we samen doorbrachten, aan de duizenden kilometers die we zij aan zij aflegden, babbelend en gekscherend, genietend van een andere wereld dan die van vandaag, zonder technologie. Dank je om aan mijn verjaardag te denken. Ik hoop je terug te zien en je te omhelzen in een nabije toekomst.


Rubén, je bent een mijlpaal in mijn leven en ik overdrijf geenszins. Dank voor je vriendschap.


Er kan geen twijfel over bestaan dat dit wederzijds is. Ik kan mijn leven niet onder woorden brengen zonder jou te vermelden. Jouw vriendschap is altijd mijn trots geweest.


Op mijn profielfoto van Whats App zie je mijn twee kleinkinderen, Tali en Isabella.

Kijk, daar ben ik nu blij mee, zie. Vriendschap kent geen tijd, geen afstand en geen grenzen. Het is een strohalm waaraan ik me in deze benarde tijden van ziekte en oorlog vastklamp. Als het allemaal een beetje meezit, reis ik over een paar maanden naar Argentinië.

Mijn naam is paas … eh … haas

Toen ik daarnet van het fietsen thuiskwam, trof ik een haas aan op mijn terras. Het dier schrok zelfs niet van mijn plotse verschijning en bleef roerloos zitten, want het was van chocolade en bleek verpakt te zijn in doorschijnende, met een blauw lint toegestrikte folie.

De aanwezigheid van dat appetijtelijke beestje zadelt me evenwel op met een vraag: Welke brave ziel heeft het, zonder begeleidende boodschap met tekst en uitleg, bij mijn achterdeur neergepoot? Dat moet volgens mij iemand zijn die mij toch een beetje gaarne ziet, want de versnapering is vervaardigd door de gerenommeerde chocolatier Dumon en zal dus gewis een paar tientallen euro’s gekost hebben: een bedrag dat je niet spendeert als je de persoon in kwestie geen warm hart toedraagt.

Het biedt alleszins stof tot nadenken en dat zal ik doen, terwijl ik naar de Ronde van Vlaanderen kijk, hopend dat mijn favoriet, Wout van Aert, zal triomferen en ondertussen met gulzige tanden het chocoladen geschenk van een vooralsnog onbekende weldoener vermorzel.

paashaas3

Nooit opgeven

Iedere morgen strijk-en-zet, om tien uur ─ je kan er een klok op gelijkzetten ─ verlaat de man zijn woning, om met het optimisme van een missiepater naar de brievenbus te keutelen en die op inhoud te controleren.

Hij zal zo’n jaar of zestig zijn, schat ik, en hij zit niet alleen een woedend opgesloten in zijn vet, maar de natuur heeft hem ook qua schoonheid lelijk in de steek gelaten. Ik mocht en mag van mijn moeder eigenlijk niemand op het uiterlijk beoordelen, maar niettemin vermoed ik dat hij aan de bron der intelligentie slechts de lippen bevochtigd heeft. Hij heeft een gezicht van sla me dood maar ik weet het niet en zijn oogopslag doet slechts een minimum aan hersenactiviteit vermoeden. Ooit heeft hij wellicht grote dromen gekoesterd, maar het echte leven heeft hem niet veel gebracht. Zou hij bemind geweest zijn? Zou hij zelf iemand liefgehad hebben?

Hij drentelt dus iedere morgen naar zijn brievenbus. Welke boodschap hoopt hij daar aan te treffen en van wie zou die moeten komen? Groot en zichtbaar is telkens zijn teleurstelling als hij opnieuw en nog maar eens bot vangt en hooguit met een onnozele reclamefolder huiswaarts keert.

Ik speel met de gedachte om ter gelegenheid van het nieuwe jaar op anonieme wijze een kaartje met een vriendelijke wens in zijn bus te droppen. Zou hij daar blij mee zijn? Of zou hij talloze dagen en nachten prakkeseren over wie hem die onverwachte attentie bezorgd heeft?

Niet doen dus.

Rood geklauwd

─”Ik val nooit in slaap bij de televisie!” protesteerde de man, nadat zijn echtgenote hem daar op nogal spottende wijze van beschuldigd had.
─”Je hebt overschot van gelijk”, antwoordde de vrouw. “Je valt niet in slaap, maar je gaat knock-out; je snurkt als een varken en je bent met geen kanon wakker te krijgen.”

Deze woordenwisseling greep een paar maanden geleden plaats en ik was daar zowel oor- als ooggetuige van, maar besloot wijselijk om me niet in het gesprek te mengen. Partij kiezen, beperk ik tot het stemhokje, waar ik ─ ik vertel jullie geen nieuws ─ steevast de voorkeur geef aan N-VA, wat volgens mij iedere weldenkende Vlaming zou moeten doen, maar ieder zijn meug, zei de boer, en hij at paardenvijgen.

Ondertussen heeft de echtgenote in kwestie haar man een onomstotelijk bewijs geleverd van hetgeen zij beweerde en hij ontkende. Terwijl hij zich bij de televisie in de betovering van een lethargische slaap bevond, bestond ze het om zijn teennagels te lakken in een hartstochtelijk rode kleur die de ogen teisterde.
─”Wel godverdomme hier en gunter!” riep de man toen hij ontwaakte. “Wat is dit nu voor ongein?”
─”Dat moet nochtans gebeurd zijn terwijl je niet lag te slapen bij de televisie”, schamperde zijn wederhelft.

Ze verzweeg dat hij de lak kon verwijderen met dissolvant, met haarlak of desnoods met deodorant, zodat hij zich tijdens de hete hondsdagen van augustus nergens blootsvoets durfde te vertonen.

Aline bakt er niets van

Rogaciano, de vriend van Aline – de Betsy Bolleboos die ik hier in mijn laatste twee schrijfsels liet opdraven – beschouw ik een beetje als de zoon die ik nooit zal hebben, terwijl hij me toevertrouwd heeft dat ik voor hem de vader ben die hij nooit zal hebben.

Hij is automonteur van beroep en hij werkt in een garage, een paar kilometer van de plek waar ik hoofdkwartier houd. Het gebeurt dan ook niet zelden dat ik hem over de vloer krijg.

Een paar dagen geleden stond hij plots bij me in de keuken, terwijl ik daar aan het kokkerellen was. Nu beschouw ik mezelf niet als een flonkerster wat eten betreft, maar als zoon van een gerenommeerde kokkin kan ik aardig over voedsel meepraten en heb ik het culinaire equivalent van groene vingers.
─”Hoh, het is hier neuzenvreugd”, snoof hij. “Wat ben je aan het klaarstomen?”
─”Provençaalse scampi. Het is nogal bewerkelijk, maar wel erg lekker.”
─”Jij kunt wat samengooien”, kreeg hij hoorbaar het water in de mond.
─”Eet je mee?” stelde ik voor. “Er is meer dan genoeg.”
─”Ik hoopte er al niet meer op”, grijnsde hij.

Terwijl we het op een geweldig eten zetten, kreeg ik een toch wel merkwaardig verhaal te horen:
Rogaciano had op een keer zijn zinnen op mosselen gezet en Aline had twee kilo van die schelpdieren aangeschaft, maar wist hoegenaamd niet wat ze ermee moest aanvangen. Ze telefoneerde met haar vader, die aan zee woont, kreeg tekst en uitleg en ging aan de slag. Ze ontdeed de weekdieren van baarden, pokken en vuil, hetgeen men in vaktermen knippen noemt, spoelde ze drie keer grondig en zette ze toen een tiental minuten in water.
─”… en toen kreeg ik opeens blijekoeienburgers voorgezet”, zei Rogaciano.
─”Wat kreeg je?!”
─”Vegetarische hamburgers”, verduidelijkte hij. “De mosselen waren volgens haar allemaal bedorven, want de schelpen waren niet opengegaan en daarom had ze het hele zootje weggegooid.”
─”Allemaal?” verbaasde ik me. “Dat kan toch bijna niet.”
─”Als je geen vuur onder de pot zet en de mosselen gewoon tien minuten in koud water laat staan, zullen er zich maar heel weinig schelpen openen.”
─”Het is toch niet waar!”
─”Ze kan nog geen ei bakken”, schuddekopte hij. “Bij haar brandt zelfs water aan.”

Gelachen dat we die middag hebben, Rogaciano en ik, maar we hebben ook lekker gegeten, al waren de scampi niet opengegaan.