Tag: New York

Een klontje boter in de pap

Het is hier even stil geweest, maar ik had, dacht ik, een gegronde reden om geen acte de présence te geven, om eens een chique, want Franse uitdrukking te gebruiken. Er is me namelijk een soortement geschenk uit de hemel te beurt en in de schoot gevallen, in de vorm van een snoepreisje. Nu ja, eigenlijk niet helemaal een snoepreisje, want er kwam wat werk aan te pas, maar ik ben wel op andermans kosten naar New York gevlogen en heb daar een kleine week doorgebracht, zonder dat ik in de beurs hoefde te tasten. Integendeel zelfs. Ik diende iedere dag slechts een paar uurtjes te tolken en werd daar nog voor betaald ook.

Niet dat ik inhalig ben, maar dergelijke faveurtjes mag men me in onbeperkte mate blijven aandragen. Iemand?

Souvenir

lucifersSinds jaar en dag verzamel ik lucifersdoosjes en dito boekjes. Het hiernaast afgebeelde exemplaar heb ik veroverd tijdens een restaurantbezoek in augustus 2001. Vandaag de dag bestaat het restaurant in kwestie niet meer. Het bevond zich immers hoog in de top van een van de tweelingtorens van het World Trade Center in New York, die ongeveer een maand later te gronde gingen, tot verbijstering van de hele wereld.

Vandaag is dat twaalf jaar geleden.

9-11

Directiesecretaresse

Verleden week diende ik me voor zaken naar New York te begeven.

Ja, ik ben er me van bewust dat het nogal snoeverig klinkt, maar het strookt wel met de waarheid en waarom zou ik die geweld aandoen? Nu hou ik wel van The Big Apple, want het is een alleraardigst stadje en het propperige eilandje Manhattan is een bezoek meer dan waard, maar ik ben er niet graag in mijn eentje. Ik merk het wel dat jullie fronsen en jullie hebben natuurlijk gelijk: in New York ben je nooit alleen. Ik bedoel echter iemand die standvastig aan mijn zijde vertoeft. Met klinkende argumenten kan men zich waar ook ter wereld en zeker in New York van gezelschap voorzien, maar dan valt het niet te voorspellen wat voor vlees er in je kuip belandt. Ik spendeer trouwens nooit geld aan iets wat ik ook gratis kan krijgen.

Ik nam dus een vriendin mee. Laten we haar Gezellin noemen. Zo heet ze niet, maar ik mocht haar hier enkel onder schuilnaam opvoeren. Als jullie het eind van mijn tekst bereiken, zullen jullie begrijpen waarom ze waarschijnlijk liever niet herkend wil worden. De vlucht en het hotel werden betaald door de New Yorkse uitgeverij waarvoor ik regelmatig teksten vertaal, dus hoefde ik het voor de centen niet te laten. We maakten er een zesdaagse van.

De vliegreis verliep vlekkeloos en ook de J.F.Kennedy Airport handelde snel met ons af, want we dienden niet lang op onze bagage te wachten en ook de douaneformaliteiten zorgden voor weinig oponthoud. Ik heb het daarginds ooit anders meegemaakt.

limousineMen verwachtte ons. Ten prooi aan virulente verveling hield een geüniformeerde pommadehengst een bordje omhoog, waarop in precieuze schoonschriftletters mijn fout gespelde naam en Belgium geschreven stond. Ik maakte me kenbaar en de man liep ons voor naar een praalgraf op wielen … eh … een beddenwagen van hier tot gunter, die uitnodigend portieren opensperde.
─”Moord Errietje!” gaf Gezellin luidkeels lucht aan haar verrukking. “Is er een zwembad aan boord misschien? Allez, we hebben weer bekijks. Doctor Vanzwiereltruis en zijn erectiesecretaresse arriveren in New York en begeven zich met grote middelen van vervoer naar Manhattan. Sorry hoor, mensen! Die het lang heeft, laat het lang hangen …”
─”En die ’t nog langer heeft, laat het slepen”, riep een meisje dat, een enorme rugzak torsend, achter ons langs liep. “Ik zal me wel het hernia zeulen!”
Daar keken we beiden van op.
─”Ik wist niet dat men in New York West-Vlaams sprak”, grimaste Gezellin. “Zou ze ’t gehoord hebben van die erectiesecretaresse?”

Voorbereiding op de Elfstedentocht

Je kunt het niet meteen aan me zien en ik zal het ook nooit openlijk toegeven, maar ik mag graag naar romantische films kijken. Het gebeurt niet zelden dat zulke tranentrekkers zich tijdens de kerstdagen afspelen en als de plaats van het gebeuren dan ook nog New York is, kun je er donder op zeggen dat een ijsbaan ─ meestal die van Rockefeller Center of ook nog de Wallman Rink in Central Park ─ er een belangrijke rol in toebedeeld krijgt. Af en toe bekruipt mij de lust om ook eens in zo’n machtig decor te gaan schaverdijnen en zodoende mogelijkerwijs ten prooi te vallen aan een hersenbouleverserend en idyllisch liefdesavontuur. Ik ben weliswaar al vaker in New York geweest en ik heb daar veel beleefd en nog meer gezien, maar die fameuze schaatsbanen heb ik nog nooit met eigen ogen aanschouwd. Vermoedelijk komt het daardoor dat ik het in mijn leven nog steeds in mijn eentje moet zien te rooien.

Als het aan mij ligt, zal daar echter binnen zeer afzienbare tijd verandering in komen, want vanmiddag hijs ik me met frisse tegenzin aan boord van een in hoge mate door mij verafschuwd luchtschip, dat hopelijk gezwind en ongehinderd naar de aldoor aan de wolken krabbende stad zal suizen. Ik ben vast van plan om dit keer wel die ijsbanen te bezoeken. Het probleem is natuurlijk dat ik niet kan schaatsen, maar misschien dat ik net door mijn gestuntel het hart van een mooie deerne zal veroveren. Het gaat er soms raar toe in de wereld van de romantiek.

Lang blijf ik niet weg. Normaliter moet ik volgende week op vrijdagochtend opnieuw in Belgenland neerstrijken. Ik wil thuis zijn als onze planeet op 21 december met man en muis vergaat, want zeg nu zelf: zoiets maak je niet elke dag mee.

De inwonende poespas ─ de woordspelingen waren gratis vanmorgen ─ is hier inmiddels aangekomen. Mijn koffer staat gevuld en wel in de hal. Ik ben er klaar voor. Het enige wat ik nog moet doen, is jullie hartelijk groeten. Aan allen die dezen zullen zien of horen lezen, saluut! Tot over een week, bij leven en welzijn.

En maar zwaaien! En maar blij kijken!

missliberty

Dubbelzinnigheden

Hoe kan de tijd de wonden helen als de herinnering ze openkrabt?
Cees Nooteboom

Elf september zal ongetwijfeld voor altijd een gedenkwaardige dag blijven. Ik heb er hier al eerder over geschreven. Vandaag wil ik het echter niet over bezwijkende torens in Manhattan hebben, maar deze gebeurtenis als kapstok gebruiken om er een ongenoegen, indien al niet een ergernisje van me aan op te hangen.

Elf september is voor ons 11/9 en voor de Amerikanen 9/11. Het weze mij toegestaan om dat zeer verwarrend te vinden. Ik kan me voorstellen dat deze verschillende manier van dateren al menig misverstand heeft veroorzaakt. Als je vriendinnetje of je vriendje uit de Joenaaitut Steets laat weten dat zij of hij op 7/8 komt logeren, zullen ze niet op zeven augustus, maar al een maand eerder, op acht juli, aan je deur staan en dat kan in voorkomend geval voor verwikkelingen, ja zelfs voor onaangename verrassingen zorgen.

Ik pleit er dus voor om het dateren te standaardiseren, teneinde voortaan alle twijfel uit de wereld te helpen. De volgorde die wij gebruiken, dag/maand/jaar, lijkt me alleszins logischer dan de maand/dag/jaar van de overkant, dus stel ik voor dat de Amerikanen voor een keertje hun pedante zelfgenoegzaamheid opzijzetten, zodat we in de jaren die komen op 11/9 de duizenden slachtoffers van de teloorgang der New Yorkse Twin Towers kunnen gedenken.

Mañana

Het is hier een drukte van belang en je welste. Jonatán bereidt zich voor op zijn vertrek. Morgen zullen we ons samen naar Schiphol begeven en ik zal in mijn eentje terugkeren, terwijl hij naar andere oorden vliegt. In businessclass natuurlijk! En hij gaat nog niet naar huis, bijlange niet, bijlange niet … Meneer maakt een ommetje. Er staat een week New York op zijn programma en vervolgens mag Rio de Janeiro zich enkele dagen in zijn aanwezigheid verheugen. Of ’t allemaal geen geld kost. O, wat benijd ik hem. Geboren in een gouden bed en dus goed veel centen in zijn zak, om van de platina betaalkaarten nog te zwijgen … Ach, je hoort me niet klagen. Mijn ouwelui waren niet rijk en zelf verdien ik ook geen schatten, verre van, maar ik kom niks tekort, behalve oren en ogen. Zo nu en dan kan ik me zelfs een extraatje permitteren, zoals bijvoorbeeld een ijsje, of zelfs een reis, zij het dan in toeristenklasse.

Mooie liedjes duren niet lang, tenminste als je niet in van die hogere sferen vertoeft, omdat je een robuuste joint opgestookt hebt. Ik zal mijn huisgenoot missen, want ik mag hem wel. Wat mijn vriendschappen betreft, ben ik nochtans niet zo’n makkelijke. Het moet klikken en met hem klikte het meteen. We zaten en zitten op dezelfde golflengte en dan gaat alles vlotter. Ik zal dan ook node afscheid van hem nemen en ik ben al zo’n trunte op dat gebied, maar ik troost me met de gedachte dat ik hem over een paar maanden zal terugzien, want dan reis ik in hoogsteigen persoon, maar in toeristenklasse, naar het land van de tango en de gaucho’s … en daar woont hij.

Vandaag is het hier nog lachen en tateren, wassen en plassen, drogen en strijken, inpakken en wegwezen … Nee, dat wegwezen is voor mañana. Mañana se va … Morgen gaat hij weg. Morgen zal het hier opnieuw rustig zijn. En stil. Relatief rustig en stil, want die katten van me …

Als kaartenhuizen

Op een stralende ochtend in een late lente viel ik ten prooi aan overmoed. Met onoverwinnelijke tred stapte ik immers aan boord van een lift, die me met splijtende vaart naar de top van een van de ongeëvenaarde wolkenkrabbers van het World Trade Center in New York bracht. Daar, zo’n vierhonderd meter boven de begane grond, kon ik met volle teugen genieten van een werkelijk spectaculair uitzicht op Manhattan en in iets mindere mate van mijn hoogtevrees. Wat ik zag, staat voor altijd op mijn netvlies gegrift.

Om mijn fobie te tarten suisde ik ’s avonds naar de top van de andere toren. Daar schikte ik aan in het weergaloze restaurant Windows on the World, waar ik naast voortreffelijk voedsel opnieuw dat overweldigende panorama voorgeschoteld kreeg. Ik zal nooit vergeten hoe Lady Liberty onvermoeibaar naar me stond te wuiven. Ze bleef zwaaien toen ik me naar de belendende drankgelegenheid ─ The greatest bar on earth ─ verplaatste, omdat er nu eenmaal een speels besluit na een goed maal hoort. Ik prees me gelukkig dat ik daar op uitnodiging was en het hele festijn me geen drol kostte, want het kan haast niet anders of dat liep heel aardig in de papieren.

Drie maanden later, op een stralende ochtend in de late zomer, gingen die fameuze vensters op de wereld voorgoed dicht, toen ze door kroonvuur verpulverd tussen de tonnen puin op ground zero terechtkwamen.

Ik zit aan mijn schrijftafel en kijk naar een poster aan de muur: de nog niet door terroristen in gekaapte vliegtuigen aangetaste skyline van Manhattan in het schemeruur. Die prent heb ik tien jaar en enkele maanden geleden gekocht in het souvenirstalletje van het observatieterras, hoog in een van de torens van het World Trade Center, dat nu al tien jaar niet meer bestaat.

Geen uilen of raven, maar haviken

Hoewel het ondertussen al ettelijke jaren geleden is, herinner ik me nog steeds het moment dat er tijdens een aflevering van de Amerikaanse televisieserie That ’70s Show een schilderij in beeld verscheen. Het werk trof me als een mokerslag, omdat het op onnavolgbare wijze uitdrukking gaf aan de grootstedelijke eenzaamheid, of eigenlijk nog meer aan wat men de existentiële leegte noemt.

Nu behoor ik allerminst tot de kunstvlooien. Ik wil het op dat gebied zeker niet beter weten dan een ander en bovendien ben ik slechts uiterst zelden ondersteboven van artistieke gewrochten. Ooit raakte ik in Rome compleet overdonderd door de marmeren Mozes van Michelangelo, die zich met woeste blik en getooid met raadselachtige hoorntjes in de kerk San Pietro in Vincoli ophield. Het schilderij dat ik op het scherm aanschouwde, sorteerde ongeveer hetzelfde effect en veroorzaakte mijn verrukkelijke verwondering.

Ik ben toentertijd ijverig op zoek gegaan naar het hoe en het wat van dat doek. Ik consulteerde encyclopedieën, doorbladerde lijvige boekwerken en surfte me zowat het zeepokkenlazarus, maar dat zette allemaal geen zoden aan de dijk: het schilderij bleef zich in nevelen van geheimzinnigheid hullen … tot gisteravond.

Ik keek naar het vermakelijke quizprogramma ‘De allerslimste mens ter wereld’. Een van de kandidaten kreeg met legostenen vervaardigde reproducties van kunstwerken te zien en diende aan de hand daarvan te achterhalen wie de auteur van het origineel was. En krijg nou tieten of kus nu mijn klooster, maar een van die imitaties betrof het schilderij dat ik al jaren opspoor: Nighthawks van Edward Hopper. Als jullie de afbeelding hieronder aanklikken, kunnen jullie het doek in bijna volle glorie aanschouwen. Misschien dat jullie er net als ik stil van worden en overgutsen van bewondering.

Ik haal er me in alle geval echt aan op.

Met angst en beven

Ik vergeet nooit de eerste keer dat ik door New York overdonderd werd. Het gebeurde in een zalig vroeger, toen de Twin Towers daar nog ogenschijnlijk ongenaakbaar overeind stonden en de skyline van Manhattan domineerden …

Bijna iedereen aan wie ik mijn snode reisplannen kenbaar maakte, tekende de aldoor aan de wolken krabbende stad met een zwarte kool. Men bedolf me onder raadgevingen en waarschuwingen, want ik begaf me naar het oord van de doem, of toch zeker een voorafschaduwing van de hel, waar de belichamingen van het absolute kwaad rondwaarden. Ook de reisgidsen die ik raadpleegde, duidden met geheven vinger de plekken aan die men als weldenkend mens beter kon mijden, omdat boeventuig en ander maatschappelijk schurft er de boel verziekte en fuiken uitzette. Nou, dat was lekker dan!

Het belette me niet om de reis aan te vatten, maar voor alle zekerheid liet ik me toch vergezellen door een vriend, Diego, die over een stoer en derhalve indrukwekkend torso beschikte en met biceps uitpakte waar ik als tengere jongen u tegen zei. Op 31 oktober, iets over de middag, begaven we ons aan boord van een imposant luchtschip, dat afgeladen vol het luchtruim koos. Het blijft een verbazingwekkend staaltje van het menselijk vernuft, dat een machine zo’n massa mensen omhoog kan sleuren en ze voor onbepaalde tijd tussen hemel en aarde laat vertoeven. Dat is althans de bedoeling.

Al tijdens de taxirit naar een stapelplaats voor toeristen maakte de stad een overweldigende indruk op ons. Het inchecken en het betrekken van onze hotelkamer, op de achtenveertigste verdieping van een torengebouw, vergde wat tijd. Het was avond toen we eindelijk aan onze eerste verkenningstocht konden beginnen. Ik kan niet ontkennen dat de onheilsprofetieën ons enigszins beknelden. We hadden fototoestellen en geld in het kluisje van onze kamer achtergelaten. De dollars die we dachten nodig te hebben staken in … onze schoenen. We verlieten de lobby, kwamen zodoende meteen op Seventh Avenue terecht en stonden daar gelijk oog in oog met een soortement zombie. We maakten ons snel uit de voeten, maar bleven voortdurend op de meest ijzingwekkende en griezelige wezens botsen: heksen, spoken, mummies, vampiers … inderdaad stuk voor stuk belichamingen van het absolute kwaad. Het benauwde flink. Je kunt het je eigen haast niet voorstellen wat voor een teelbalbeklemmende en tepelverstijvende belevenis dat was.
─”Het is warempel nog erger dan men beweert”, was ik de wanhoop nabij. “In Londen lopen er excentriekelingen rond, maar die moeten de duimen leggen voor de snoeshanen die hier over straat struinen.”

We hebben pas ’s anderendaags begrepen dat we Halloweenavond uitgekozen hadden om onze eerste stappen in New York te zetten, hetgeen vanzelfsprekend de talloze confrontaties met naargeestig uitgedoste griezels verklaarde. Tijdens de daaropvolgende dagen zijn negatieve ervaringen ons bespaard gebleven, want laten we wel wezen: niettegenstaande de minne reputatie valt New York best mee en het is een fantastische stad, die dag en nacht openblijft.

Voor straks wens ik jullie een ijzingwekkende slachtnacht. Wees waakzaam en bereid jullie voor op gorgonische taferelen.