Tag: kabinetstukken

Meneer spreekt talen ─ 2

‘Roma victrix’ ─ Rome overwinnaar ─ triomfeerde Bart De Wever met keizerlijke allures na zijn verkiezingsoverwinning. Hij dobberde in het kielzog van zijn duidelijk in het gareel lopende zoon, die op toepasselijke wijze een totem torste: een adelaar boven het opschrift SPQR ─ Senatus Populesque Romanus ofte De senaat en het volk van Rome ─ .

Zeg mannen, kan het niet wat bescheidener? Ik dacht trouwens dat ik in Vlaanderen woonde. Wat een pretentie van een heerschap dat van zichzelf denkt dat hij een Romeinse keizer om niet te zeggen een godsgeschenk is. Spaar ons! Als hij eerlang ook nog de premier van Belgenland wordt, zijn we nog niet jarig. Hij heeft Vlaanderen verkwanseld ─ ik bedoel verraden ─ en nu zal hij met zijn ongewijde tengels ook nog België naar de filistijnen helpen.

Ik ben al jaren lid van N-VA, maar dat zal weldra tot het verleden behoren, vrees ik. Ik heb het niet zo voor dat soort pauwige trots en de aanstelleritis van mensen die te hoog vliegen op geleende vleugels.

Bart De Wever mag dan misschien een krul meer in zijn staart hebben dan een gewoon mens, maar hij is en blijft grote kak op een klein potje.

Geld over de balk

Op een avond besloot ik de luiaardsboog te spannen en wat tijd te vermorsen, door me met de energie van een gestrande kwal in een vleesetende fauteuil te nestelen en naar het televisieprogramma ‘Stukken van mensen’ te kijken.

Aldaar verscheen een manspersoon die een vintage bureaulamp model Z, die ene Louis Kalff voor Philips ontworpen had, wilde slijten. Toen dat artikel in beeld verscheen, maakte mijn hart aanstalten om van vreugde op te zingen, want zelf was ik ook de eigenaar van zo’n lamp, hoewel ik er me niet van bewust was dat het ding – waarvoor ik niet bepaald een warm kloppend hart had en het eigenlijk nogal lelijk vond – zoveel waarde kon hebben dat het door sommigen begeerd werd.

Kalff

Groot was dan ook mijn verbazing toen een van de mededingers in ruil voor elfhonderd euro eigenaar van die lichtarmatuur werd. Ik kreeg er zowaar eurotekens in mijn ogen van, maar toen drong het opeens tot me door dat ik mijn exemplaar twee maanden eerder in het milieupark bij de kraak gedumpt had.

Ik zal ook nooit eens mazzelen, hè.

Summa cum laude

Onlangs schreef ik hier dat ik goed op weg ben naar een leven als knorrige brompot. Dat was natuurlijk lichtjes overdreven. Af en toe stel ik me wat milder op en durf ik me zelfs op positieve wijze over iets of iemand uit te laten. Als het goed is, zeg ik het ook.

Zo kan ik bijvoorbeeld enkel enthousiaste superlatieven wijden aan de website/webwinkel van:

Penworld

Wie mij een beetje kent, weet dat ik bereid ben in onmacht te vallen voor alles wat met schrijven te maken heeft. Mijn furiositeit behelst zowel papier als pennen, agenda’s en allerhande bureaubehoeften van het betere soort … en dat is nu net waar Penworld me mee verlokt. Lang verhaal kort: ik vind er mijn gading en ben dus al ettelijke keren overgegaan tot een aankoop, zijnde onder meer exclusieve vulpennen, een Filofax, lederwaren, agenda’s en notitieboeken van Moleskine en Leuchtturm, potjes inkt met uitzonderlijke kleuren …

En kijk, als je bij hen wat koopt, mag je zeker zijn van een vlotte, correcte behandeling van je bestelling en een verzorgde levering ervan. Je krijgt je pakketje snel thuisbezorgd, vergezeld van een vriendelijk en handgeschreven dankwoord en een kleine attentie: een trio bonbons van Napoleon.

Perfectie mag dan misschien niet van deze wereld zijn, maar Penworld benadert die toch heel dicht. Daarom steek ik ze graag, zij het enigszins oneerbiedig, een veer in het gat. Van harte aanbevolen.

Met alle Chinezen ─ 3

YibayChenVerleden week belandde ik op een avond per afstandsbediening van mijn televisie in de halve finale van de Koningin Elisabethwedstrijd. Daar aanschouwde en hoorde ik hoe een Chinese jongeman, Yibay Chen, zich op sublieme wijze en vol overgave aan het eerste celloconcerto van Joseph Haydn wijdde. Ik zag een regelrechte virtuoos aan het werk.

Heremijntijd! Wat was dat wonderbaarlijk mooi en prachtig. Het orkest ─ L’Orchestre Royal de Chambre de Wallonie ─ leek buitengewoon gehaast te zijn en zette er een rotvaart achter, terwijl die Chinese jongen dusdanig de pannen van het dak en de sterren van de hemel speelde, dat ik onwillekeurig kreten van opwinding slaakte en bijna klaarkwam van geestdrift. Het scheelde echt niet veel. Tjonge jonge, wat kon die knaap mij en de hele zaal in vervoering brengen.

Van mij mag hij die wedstrijd winnen. Zeker weten!

Een aangename kennismaking

Delphine LecompteIk moet bekennen dat ik nooit wat van de dichteres Delphine Lecompte ─ kleindochter van de destijds beroemde dokter ─ gehoord had, tot ze onverhoeds als deelneemster in het televisieprogramma De Slimste Mens opdook en daar nederig van snit haar innemende zelf zat te zijn, geflankeerd door heren die zichzelf geweldig vonden en dames die zich omgord hadden met waanzinnig en derhalve belachelijk dure jurken, die ontworpen waren door danig over het paard getilde modepausen.

Hè hè, ik mag dan misschien wat gedronken hebben ter gelegenheid van de jaarwisseling, maar zoals hierboven blijkt, weet ik kennelijk nog steeds de weg in samengestelde zinnen.

Delphine bezat dat ongeslepene en ze hulde zich in een weldadig aandoende verlegenheid, hetgeen haar aardig maakte. Ik werd op slag en stoot zo’n fan van haar dat ik me voorgenomen heb om me al haar dichtbundels aan te schaffen. Ook verkneukel ik me sindsdien in niet geringe mate in de welhaast uitzinnige column die ze iedere week in Humo dropt. Ik vind het een genot, hoor!

In een interview vroeg men haar of ze na haar opgemerkte optredens in De Slimste Mens nog aanbiedingen gekregen had om op de televisie te verschijnen.
“Ik mocht één dag letters gaan omdraaien in ‘Het Rad’,” zei ze, “maar ik heb bedankt, ook al werd het goed betaald. Zoveel zelfrespect had ik blijkbaar dan toch nog.”

Dat zelfrespect hadden Conner Rousseau en Marc Van Ranst kennelijk niet, want die gingen als onnozele kleuters letters draaien in dat door een potloodventer gepresenteerde spelprogramma. Nu ja, dat verbaast me eigenlijk niet, want het zijn beiden egotrippers van je welste. Rousseau is een partijvoorzitter die meent dat hij een godsgeschenk is en veel goeie raad te koop heeft, maar eigenlijk slechts weinig verwezenlijkt heeft. Van Ranst is een betweter in een academisch steunkorset, die denkt dat hij de Zaligmaker is en als een ijdelzuchtige kwek door het leven gaat. Ze mogen van mij allebei korte armpjes krijgen, zodat ze zich niet kunnen krabben als er schaamluizen in hun kloten bijten.

Delphine daarentegen mag men van mij met de Nobelprijs Literatuur vereren … al is dat misschien toch een tikkeltje overdreven.

Haast en spoed …

Een paar maanden geleden deelde ik hier met enige bombarie mee dat ik mijn abonnement op het weekblad Humo stopzette. Lees in dit verband: Laat nu jullie rug maar zien.

Een van de redenen voor die nogal impulsieve beslissing was de aftocht van de schrijver van mijn favoriete rubriek: Rudy Vandendaele, die met een virtuoze pen en in weergaloos Nederlands als Dwarskijker televisieprogramma’s becommentarieerde.

De man bleek de pensioengerechtigde leeftijd bereikt te hebben en meende dat hij in zijn krimpende toekomst nog leuker kon bezig zijn dan met het spuien van commentaren. Geef hem eens ongelijk!

Zonder hem vond ik Humo zoveel van zijn pluimen verliezen ─ om het met een Vlaamse uitdrukking te zeggen ─ dat ik het blad nog nauwelijks de moeite van het lezen waard vond, dus maakte ik prompt een einde aan onze veeljarige relatie.

Ik had beter in mijn broek gescheten, want het bloed van de heer Vandendaele kroop waar het niet gaan kon. Hij maakte onlangs en plots zijn rentree in Humo, weliswaar niet als Dwarskijker, maar als de auteur van een wekelijkse column: Bataclan.

Zie mij hier staan met mijn pis in de wind. Nu moet ik iedere week de wispelturigheid van het Belgische weer en tegenwoordig ook de dreiging van een meedogenloos virus trotseren, om bij de krantenboer een Humo op te halen, want ik vertik het om me opnieuw te abonneren. Ik ben namelijk eigenzinnig en ongezeglijk van nature … zo koppig als een ezel. Nu ja, ezels zijn eigenlijk helemaal niet koppig. Die denken gewoon langer na.

Goed dan … Ik ben zo koppig als kauwgum op een schoen. Zo goed?

Afscheid van een virtuoos

Als ik op dinsdagmorgen het weekblad Humo uit mijn brievenbus opduikel, breng ik dat ‘boekje’ inderhaast naar mijn nest, om er verlekkerd in af te dalen en halt te houden bij Dwarskijker: de weergaloze bijdrage van Rudy Vandendaele, die me elke keer weer met briljant en beroezend Nederlands omstrengelt. Als geen ander pingpongt hij olijk met woordspelingen, stoot hij onvergetelijke teksten uit en hanteert hij een taal, die spettert als sterretjesvuurwerk. In zijn rubriek bespreekt hij televisieprogramma’s en de personen die daar verantwoordelijk voor zijn.

Helaas zou ik me in de bovenstaande alinea eigenlijk van de verleden tijd moeten bedienen, want Rudy Vandendaele, ofte rv, heeft zijn fijnbesnaarde lier enkele weken geleden aan de wilgen gehangen. O, wat zal ik zijn uitermate lenig proza missen. Bij hem was de Nederlandse taal alleszins in goede, om niet te zeggen exquisiete handen.

Ik mag hier graag citeren wat Guy Mortier, de voormalige hoofdredacteur van Humo, over hem schrijft:

Hij beheerst het Nederlands tot in zijn uiterste schakeringen, bespeelde het als geen ander en voegde er voortdurend nog zijn eigen nieuwe akkoorden aan toe. De humor die daar bijna vanzelfsprekend uit opvonkte, was volstrekt uniek, zijn rake typeringen van avond aan avond het scherm bezettende blaaskaken, volksverlakkers en andere patjepeeërs waren telkens weer een verademing voor al wie ze, van op de huiselijke sofa, knarsetandend en met gebalde vuisten had moeten moeten ondergaan.
Guy Mortier

De rubriek Dwarskijker blijkt nog te bestaan. De opvolgers van rv – ze zijn nu met meerderen – doen wellicht hun best, maar zullen nooit ofte nimmer het niveau van hun voorganger halen. Rudy Vandendaele is immers onnavolgbaar.

’t Is niet meer wat het geweest is en ’t zal nooit meer worden wat het was.

Zo kan het dus ook

Ik had bij koffiemarkt.be een voorraad koffie besteld en zou daar twee dubbelwandige lungoglazen bij cadeau krijgen. Hetgeen geschiedde.

Helaas bleken die glazen een mankementje te vertonen: tijdens het afwassen drong er op de een of andere manier water tussen de beide glaswanden, hetgeen volgens mij niet de bedoeling kon zijn.

Het bedrijf in kwestie vroeg me niet veel later om een beoordeling op Trustpilot. Ik gaf gevolg aan dat verzoek en maakte van de gelegenheid gebruik  om het schoonheidsfoutje te vermelden. Er volgde prompt een reactie: kon ik een foto van de defectueuze glazen bezorgen? Ik antwoordde dat het gebrek moeilijk in een afbeelding te vatten was, waarna ik binnen de kortste keren mocht vernemen dat men me een nieuwe set glazen zou bezorgen. Dat gebeurde al de daaropvolgende dag.

Kijk, daar kunnen die hautaine dames en heren van de diensten na verkoop van Waldkorn en Delhaize een punt aan zuigen.

Zo kan het dus ook. Koffiemarkt.be krijgt van mij alle punten. Knap zo! Ze hebben er alvast een trouwe klant bij.

Berichten naar de overkant

Ik mag graag wat tijd zoekmaken op een begraafplaats. Noem het voor mijn part een afwijking, maar vraag me niet naar het hoe, het wat of het waarom, want ik moet jullie het antwoord schuldig blijven. Ik denk nochtans niet dat ik een nostalgicus ben. Nu ja, misschien een beetje. De rust van allen daar aanwezig, die ons voorgegaan zijn naar het grote onbekende, heeft een weldadig effect op mijn gemoedstoestand en meer valt daar niet over te zeggen.

Ik had het graf van mijn ouders en mijn zus bezocht en wandelde vervolgens doorheen een berceau, waarvoor het Nederlandse loofgang me een uitstekend equivalent lijkt. Ik trof daar een zitbank aan, daalde erop neer en liet mijn gedachten afdwalen naar een afgelegen plek in mijn binnenwereld, waar ik helemaal niemand toelaat. Jullie dus ook niet.

Die overpeinzingen werden onderbroken door een geritsel aan de overkant van de hoge heg, die zich achter mijn rug bevond.
“Dag pa!” zei een stem, die duidelijk bij een jongen met de baard in de keel hoorde.
Vervolgens gaf hij een uitgebreid relaas van zijn wederwaardigheden en resultaten op school, waarna hij zijn vader toevertrouwde dat hij de vriend van zijn moeder eigenlijk niet echt mocht, maar toch zijn best deed om hem vriendelijk te bejegenen, omdat zijn ma dat graag wilde.

Omdat ik daar zat de luistervinken kreeg ik last van schaamte, of een ander onbehagen van die strekking, dus maakte ik aanstalten om stilletjes weg te sluipen, maar nog voor ik dat kon doen, hoorde ik de jongen opnieuw ‘dag pa!’ zeggen en van het toneel verdwijnen.

Aangezien ik nog nieuwsgieriger ben dan een ekster ging ik toch even kijken naar het graf dat de jongen bezocht had. Zijn vader was slechts vierendertig geworden, maar als hij nog geleefd had, zou hij ongetwijfeld apetrots geweest zijn op zijn zoon.

Ik trouwens ook.