Categorie: Kippenvellen

Daar spon al in de zon een spin

Ik ben buitenshuis aan een vertaalopdrachtje bezig en zit aan een rommelige schrijftafel in een benepen tyfushok … eh … een onprettig kantoortje, waar twee bedienden, een vrouwtje en een mannetje, zich van hun dagtaak kwijten. Je kunt er je kont niet keren en het ruikt er muf, naar lang gestorven muis.

Het meisje begeeft zich naar een belendend lokaal, om er koffie te zetten. In plaats daarvan begint ze te gillen als een konijn in de beet van een wezel en ze keert spoorslags bij ons terug. Paniek schudt aan haar ledematen.
─”Er zit daar een kobbe!” krijst ze.
Dat is een West-Vlaamse spin.

Haar collega en ikzelf meten ons stoerheid aan en begeven ons met onversaagde tred naar de plaats des onheils. Afgaand op haar jagende angst vrezen we daar een geniepige zwarte weduwe, een venijnige Australische tunnelwebspin, of zelfs een vervaarlijke tarantula aan te treffen, maar we moeten ons tevreden stellen met een ordinaire geleedpotige: een grijze huisspin die zich met enige moeite over de gladde faiencetegels boven een aanrecht voortbeweegt. Door een maaiende handbeweging van mijn metgezel komt het diertje op de vloer terecht en meteen daarna, nog voor ik wat kan zeggen, verdwijnt het met een nauwelijks hoorbaar gekraak onder zijn meedogenloze schoenzool. Ik geef blijk van mijn verontwaardiging en deel hem mee dat ik, niettegenstaande mijn antipathie tegen die beesten, nog nooit moedwillig een spin heb gedood. Ik vang ze op vaak ingewikkelde wijze en zet ze buiten.

Ik werp hem daarna nog een hele tijd mesblikken toe. Zijn collega daarentegen zit naar hem te kijken alsof hij de maan voor haar opgehangen heeft. Hij is haar held. Ze spint een web en zal hem strikken.

Allemaal beestjes

Op een weblog brak iemand een lans voor het verorberen van knapperige insecten, malse wormen en ander wriemelend gespuis. Hoewel de auteur zijn betoog met een fraaie, ja zelfs enigszins appetijtelijke menukaart verluchtte, voelde ik me niet echt aangesproken en nog minder geroepen om bijvoorbeeld vanmiddag kakkerlakken in de room of sprinkhanen op Provençaalse wijze te nuttigen.

Desalniettemin ben ik door dat schrijfsel wat op internet gaan grasduinen, want het onderwerp boeit me wel. Daar las ik dat jij en ik tijdens ons leven onbewust een niet gering aantal insecten, waaronder spinnen, tot ons nemen, omdat die tijdens de nachtrust onze mondholte binnendringen en wij ze vervolgens inslikken. Het weze mij toegestaan om dat nogal weerzinwekkend te vinden en ik moet er vooral niet aan denken als ik de sponde opzoek, want dan zou het weleens heel lang kunnen duren voor de barmhartige slaap zich over me ontfermt.

De paar insecten die ooit tijdens het fietsen in mijn mond terechtkwamen, heb ik altijd kunnen uitspuwen, maar toen ik enkele zomers geleden door Griekenland toerde, floepte er plots een bij of een wesp mijn auto binnen en die vloog me regelrecht naar de keel. Letterlijk dan. Helemaal achterin kreeg ik een steek op mijn tong, wat niet alleen bijzonder pijnlijk was, maar me tevens binnen de kortste keren in het ziekenhuis bracht, omdat ik vanwege de zwelling nauwelijks adem kreeg en dreigde te stikken.

Het blijft een anekdote die ik graag ontkurk en ik scoor er ook telkens mee. Toch werd ik onlangs door een meisje overtroefd, want die kwam met een nog sterker verhaal op de proppen. Op zekere dag, toen zij zich met een hups rokje omgord had en dat gewaadje over een fietszadel drapeerde om het niet te kreuken, merkte zij niet dat ze aldus de wesp opschrikte, die zich op datzelfde zadel in de zon koesterde. Die wesp raakte danig in paniek, trok van de weeromstuit een steekwapen …

… en nu mogen jullie drie keer raden waar die angel terechtkwam.

Apocalyptische slachtpartijen

De nachtvertoningen tijdens mijn slaap beginnen me te beknellen. De ongenode wezens die mijn dromen bevolken, zijn vaak echte griezels. Soms ben ik getuige van gorgonische taferelen. Dat benauwt flink. Bovendien ontpop ik me regelmatig tot een grotere schoft dan Attila de Hun ─ de Gesel Gods ─ die verstoken van elke moraal het absolute kwaad belichaamt.

Zo maakte ik onlangs een oud vrouwtje van kant. Ik meen het! Ik herinner me niet welk strobreed ze me in de weg legde, maar toch heb ik haar gewurgd. De beelden ervan staan ten eeuwigen dage op mijn netvlies gegrift en neem gerust van me aan dat het geen verheffend schouwspel is. Vervolgens verstopte ik het lijk achter een houtmijt, die zich in het echt op nog geen kilometer van mijn deur bevindt en waar ik dus regelmatig aan voorbijkom. Sinds die droom durf ik nog nauwelijks naar de opeengestapelde stammetjes te kijken en voel ik telkens hoe een koude klauw me in de nek grijpt.

Vannacht heb ik een terroristische aanslag gepleegd. Ik bracht een bezoek aan het Atomium ─ de Brusselse Eiffeltoren met ballen ─ en plantte daar een bom. Op veilige afstand sloeg ik de ontploffing ervan gade. Nou moe, dat was niet gering … maar toen rolde opeens een van die reusachtige bollen in sneltreinvaart mijn richting uit. Ik kon die niet ontwijken …

Nu ben ik dus dood. En wakker!

Een West-Vlaamse ‘kobbe’

In de afdeling groente en fruit van de supermarkt weerklonk eensklaps een ijzingwekkende kreet, die zo te horen aan de boezem en de keel van een vrouw ontsnapte.

Gelijk viel alle bedrijvigheid stil. Allen daar aanwezig hielden de tred en de adem in, richtten het hoofd op, spitsten de oren … en vervolgens kreeg nieuwsgierigheid de overhand. Men repte zich naar de plaats waar de hallucinante gil vandaan kwam. Twee winkelbedienden in blauwe jassen hadden zich reeds over het ontredderde slachtoffer ontfermd. Bleek als merg en met een huiver in de stem deed ze kond van haar wedervaren.

Ze had zich een kam bananen toegeëigend en terwijl ze die in haar wagentje deponeerde, dook plots een enorme spin op. Het formaat dat ze aanduidde, stemde ongeveer overeen met dat van een volwassen tarantula. Ze voelde en zag het beest over haar hand kruipen … Toen slaakte ze die gil en zwiepte ze zo woest met de arm, dat het ongedierte het luchtruim koos en met een keizerlijke boog in een krat met aardappelen terechtkwam. De omstanders staarden met eensgezinde afschuw naar die ordinaire knollen.

Het personeel liet er geen gras over groeien en begon onverwijld het beest op te sporen, tot iemand opmerkte dat ze maar beter uit konden kijken.
─“Straks is ‘t zo’n giftig exemplaar dat met het schip uit de tropen is meegereisd”, zei de man.

Daar hadden de bedienden niet van terug. Ze keken elkaar onzeker aan en besloten toen handschoenen aan te trekken. Hetgeen geschiedde. Omzichtig maakten ze vervolgens de bak leeg, maar de spin liet zich niet verschalken.

Hoewel ik van plan was om zowel aardappelen als bananen in te slaan, heb ik dat maar niet gedaan. Met die spin op vrije poten kun je er donder op zeggen dat die zich uitgerekend in mijn tros zal verschuilen. Me van geen kwaad bewust zou ik vanavond een banaantje plukken, een gemene beet krijgen en schielijk het tijdelijke met het eeuwige verwisselen.