Tag: ooggetuige

Feeërieke lichtvervuiling

Mensen, die gewoonlijk de gordijnen en rolluiken van hun woningen bij het invallen van de duisternis sluiten, zitten nu tot ’s avonds laat te koop, zodat we met zijn allen, buitenstaanders, hun opgetuigde kerstboom en andere opsierderij kunnen aanschouwen en desgewenst bewonderen.

Zelf heb ik een gloeiende siroophekel aan het flikkerende gedoe rond kerstmis, inclusief het opgeklopte sfeertje van mensen van goede wil, want die zijn al met al dun gezaaid. Ieder zijn meug zei de boer en hij at paardenvijgen. Maar laat me vooral optimistisch blijven, hoezeer ik mezelf daarvoor ook geweld moet aandoen.

Mijn mooiste kerstversiering is de glimlach van iemand die het goed met me meent.

In Vlaamse velden … 18

bloemenweide2

Met de Vlaamse feestdag hadden we er uitzonderlijk mooi weer bij. De zon scheen met noeste vlijt, warmte jubelde om me heen en de wind hield zich koest, dus klom ik op het rijwiel en trapte mezelf gezwind de wijde wereld in.

De natuur waar ik me doorheen peddelde ─ lommerrijke bossen, weiden als wiegende zeeën, akkers en velden ─ was een verzachtende omstandigheid. Ik voelde me echt in mijn fleur, om niet te zeggen godsgruwelijk gelukkig, en genoot met volledige inzet van mijn zintuigen.

Nu pleeg ik me tijdens het fietsen gewillig met nogal onzinnige dingen onledig te houden. Zo besloot ik om de vlinders te tellen die ik op mijn weg ontmoette. Tja, je hoort me niet beweren dat ik daar hartstikke druk mee was. Ik heb bijna zeventig kilometer gefietst en alles samen hebben drie vlinders mijn pad gekruist. Drie! Ordinaire koolwitjes bovendien.

Ik wil me, wat het klimaat betreft, allerminst als doemdenker opstellen, maar, hoe men het ook wendt of keert, we kunnen niet langer uitpoetsen dat er in de natuur stront aan de knikker is. Zo heb ik al jaren nergens een meikever aangetroffen. Op zwoele avonden ontbreekt ook het concerteren van krekels, terwijl ik het in de zomers van mijn jeugd soms danig op mijn teringtietjes kreeg door hun pokkenherrie. En hoe lang is het wel niet geleden dat ik nog een leeuwerik lierlauwend ten hemel zag stijgen, om vervolgens tierelierend in duikvlucht neer te storten?

Ik kwam vanmorgen ook in een dorp dat naar de naam Lichtervelde luistert en waar ik onderstaande drankgelegenheid aantrof.

boksneuze

Café De Boksneuze … Zoiets verzint een zinnig mens toch niet!

We zijn allen zondaars

Langs het kanaal rinkelde een bel, daalden slagbomen neer en sperde een brug de bek open, om een half dozijn vaartuigen door te laten. Dat was kennelijk niet naar de zin van een Nederlandse automobilist, die zijn weg versperd zag en noodgedwongen geduld moest oefenen. Hij ontsteeg driftig zijn patserkar, begaf zich met resolute tred naar de rand van het water en ging luidkeels roepend en met schimpende woorden de opvarenden van de passerende jachten te lijf:

  • Blaas mijn zak op!
  • Pijp mijn fluit!
  • Drink stront door een rietje!
  • Eet een kakkerlak!
  • Ga op een landmijn zitten!
  • Ga cactussen scheren!
  • Krijg de donkerbruine touwtering!
  • Krijg het slingerschijt!
  • Lik mijn roze reet!
  • Krijg het apenpokkenlazarus!
  • Zak in de stront!
  • Als jij je kop door het raam steekt en ik mijn gat denken ze dat we een tweeling zijn!

Hij riep nog veel meer fraais, maar mijn geheugen kon het niet allemaal bijhouden.

De jachten schreden statig voorbij en de man keerde op zijn stappen terug.
“Hèhè, dat lucht op!” grijnsde hij voor hij in zijn auto dook.

De brug zeeg neerwaarts, de bel rinkelde, de slagbomen veerden omhoog … en met zijn allen vervolgden we onze weg.

Met alle Chinezen ─ 3

YibayChenVerleden week belandde ik op een avond per afstandsbediening van mijn televisie in de halve finale van de Koningin Elisabethwedstrijd. Daar aanschouwde en hoorde ik hoe een Chinese jongeman, Yibay Chen, zich op sublieme wijze en vol overgave aan het eerste celloconcerto van Joseph Haydn wijdde. Ik zag een regelrechte virtuoos aan het werk.

Heremijntijd! Wat was dat wonderbaarlijk mooi en prachtig. Het orkest ─ L’Orchestre Royal de Chambre de Wallonie ─ leek buitengewoon gehaast te zijn en zette er een rotvaart achter, terwijl die Chinese jongen dusdanig de pannen van het dak en de sterren van de hemel speelde, dat ik onwillekeurig kreten van opwinding slaakte en bijna klaarkwam van geestdrift. Het scheelde echt niet veel. Tjonge jonge, wat kon die knaap mij en de hele zaal in vervoering brengen.

Van mij mag hij die wedstrijd winnen. Zeker weten!

Nooit opgeven

Iedere morgen strijk-en-zet, om tien uur ─ je kan er een klok op gelijkzetten ─ verlaat de man zijn woning, om met het optimisme van een missiepater naar de brievenbus te keutelen en die op inhoud te controleren.

Hij zal zo’n jaar of zestig zijn, schat ik, en hij zit niet alleen een woedend opgesloten in zijn vet, maar de natuur heeft hem ook qua schoonheid lelijk in de steek gelaten. Ik mocht en mag van mijn moeder eigenlijk niemand op het uiterlijk beoordelen, maar niettemin vermoed ik dat hij aan de bron der intelligentie slechts de lippen bevochtigd heeft. Hij heeft een gezicht van sla me dood maar ik weet het niet en zijn oogopslag doet slechts een minimum aan hersenactiviteit vermoeden. Ooit heeft hij wellicht grote dromen gekoesterd, maar het echte leven heeft hem niet veel gebracht. Zou hij bemind geweest zijn? Zou hij zelf iemand liefgehad hebben?

Hij drentelt dus iedere morgen naar zijn brievenbus. Welke boodschap hoopt hij daar aan te treffen en van wie zou die moeten komen? Groot en zichtbaar is telkens zijn teleurstelling als hij opnieuw en nog maar eens bot vangt en hooguit met een onnozele reclamefolder huiswaarts keert.

Ik speel met de gedachte om ter gelegenheid van het nieuwe jaar op anonieme wijze een kaartje met een vriendelijke wens in zijn bus te droppen. Zou hij daar blij mee zijn? Of zou hij talloze dagen en nachten prakkeseren over wie hem die onverwachte attentie bezorgd heeft?

Niet doen dus.

Pechvogel 3

Zoals jullie uit mijn twee vorige blogberichten vernamen, had ik die morgen verhinderd dat een oudere man verzoop en aanschouwde ik hoe een jongen zich onopzettelijk van het dagelijkse brood ontdeed.

Om van de doorstane emoties te bekomen, hield ik halt op een plek waar het landschap zich onafzienbaar uitstrekte en de natuur een verzachtende omstandigheid was. Daar zat ik op een bank en gaf me over aan wat men in het Duits zo welsprekend als freischwebende Intelligenz omschrijft, maar het in het Nederlands met het ietwat armetierige gemijmer moet stellen.

Deze bezigheid werd nogal brutaal verstoord toen er plots een luidruchtige matrone verscheen. Ze was in het gezelschap van een knaap, vermoedelijk haar zoon, die zich in een lamlendige houding over een fietsje drapeerde en kennelijk bezig was zijn eerste stapjes … eh … ─ hoe moet ik dat zeggen? ─ zijn eerste peddelingen op een rijwiel uit te voeren. Het vrouwmens stond hem alleszins op toezichthoudende wijze terzijde. Zij hield hem bij het zadel overeind en gaf een spervuur aan instructies ten beste, in de taal van Voltaire en op een toon die geen enkele tegenspraak duldde.

Toen liet ze opeens dat zadel los en ze gaf dat joch een zetje, waardoor hij onverhoeds het ruime sop koos en kledder tegen een afsluiting botste die daar eigengereid in de weg stond, althans voor de onervaren fietser die hij was.

“T’as oublié que t’as des freins!?” riep de vrouw verontwaardigd en ze probeerde haar armen weg te gooien.
Het kon die knul aan de reet roesten dat hij over remmen beschikte. Hij had zich bezeerd en zette het op een smartelijk huilen.

Ik weet het niet zeker, hoor, maar ik denk dat hij geen Frans begreep.

In Vlaanderen, Vlaams!

Pechvogel 2

Nadat ik in mijn vorige schrijfsel een zeer meerderjarige man uit het water had gevist, vervolgde ik vervuld van trots mijn weg. Spoedig belandde ik in een dommelig dorp, waar een slordig neergelegd hoopje huizen beschutting zocht onder een kerktoren.

Daar zag ik een knaap van tien, elf, twaalf, dertien, ja, misschien zelfs veertien jaar ─ ik ben nog steeds buitengewoon slecht in het schatten van leeftijden ─ die zich aan vrij hoge snelheid voortbewoog op hetgeen men vroeger een ’trottinette’ noemde, maar tegenwoordig een step heet. Het Nederlands schiet kennelijk woorden tekort. We blijven er graag Engels doorheen roeren. Wat schort er eigenlijk aan autoped?

De jongen voerde op nogal slordige wijze een papieren zak met zich mee, waarin zich een brood bevond, want toen dat ding plots aan het scheuren ging, struikelden er boterhammen op het asfalt, als was het hemels manna. De gozer stond er verwezen naar te kijken. Tja, ga dat maar eens aan je moeder uitleggen.

Het mag en moet gezegd: de zakken die men tegenwoordig bij een bakker krijgt, zijn inderdaad lang niet meer wat ze geweest zijn. Ik spreek uit ondervinding. Het is heus nog niet zo lang geleden dat mijn ballen … eh … mijn boules de Berlin uit zo’n zak ontsnapten en vrolijk over de straat buitelden.

Aangezien driemaal scheepsrecht is en niet alleen de goede, maar ook de slechte dingen uit drie bestaan, zullen jullie hier binnenkort het wedervaren lezen van de derde pechvogel die ik die dag op mijn weg ontmoette.

Er zijn van die dagen …

Pechvogel 1

Er zijn van die dagen …

Ik fietste doodgemoedereerd langs een met bomen afgelijnd weggetje, dat nauwgezet het gekronkel van een al even bedaard waterloopje volgde. Het pad verkeerde in kaduke toestand en was op sommige plaatsen zelfs ronduit gevaarlijk, omdat boomwortels zich eigengereid uit het asfalt wurmden en meedogenloze uitstulpingen vormden.

Eerst was er in geen velden of wegen een levend wezen te bespeuren, maar toen kreeg ik een man in het vizier, die waarschijnlijk bejaard was, want hij fietste slow motion voor me uit op de rand van evenwichtsverlies. Ik zag het weliswaar aankomen, maar kon niet verhinderen dat het gebeurde, zelfs niet met de beste wil van de wereld.

De man hobbelde over zo’n bult in het wegdek en raakte daardoor helemaal uit de koers. Hij ging aan de zwerf, zwabberde richting berm, doorkliefde daar een partij verlekkerd kijkende brandnetels en vervolgens een falanx hoogbenig riet, om daarna doodleuk in het water te tjoempen.

Het had nog heel wat voeten in de aarde en nog meer in het water om hem op het droge te takelen, want hij spartelde hevig tegen, maar ik heb hem van een gewisse verdrinkingsdood kunnen redden en daar ben ik al met al een beetje fier op. De brave man mag zich gelukkig prijzen dat onze levenspaden zich uitgerekend op dat moment kruisten, want anders …

Ja, er zijn van die dagen …

… en wat er zich die dag nog meer voor mijn ogen voltrok, zullen jullie hier eerstdaags lezen.