Tag: verkeer

Dat ruimt lekker op

Jopididoe! Wat keken we blij gisterenmorgen. Mijn hart zong op van vreugde toen ik me gezapig, want fietsend, door het bedaarde West-Vlaamse landschap voortbewoog, want ze zijn er eindelijk aan begonnen, zij het op treuzelige wijze.

Ik heb het over het rooien, het oogsten, het hakselen … ja, hoe heet dat kortwieken van mais eigenlijk? Tijdens mijn fietstocht zag ik namelijk twee niets ontziende machines, die zich meedogenloos een weg door dat gewas baanden en de hoogbenige stengels neermaaiden als waren het lucifershoutjes. Opgekrast staat netjes, al kan men het stoppelveld dat achterblijft bezwaarlijk met een schoonheidsprijs bedenken.

Ik haat mais vanuit mijn tenen. Die beplanting belemmert in niet geringe mate mijn kijk op de wereld en op kruispunten is het een ronduit gevaarlijke uitzichtbelemmering.

Nu nog het suikerriet en het bamboe … en ik ben helemaal in mijn knollentuin.

maisoogst

Pechvogel 1

Er zijn van die dagen …

Ik fietste doodgemoedereerd langs een met bomen afgelijnd weggetje, dat nauwgezet het gekronkel van een al even bedaard waterloopje volgde. Het pad verkeerde in kaduke toestand en was op sommige plaatsen zelfs ronduit gevaarlijk, omdat boomwortels zich eigengereid uit het asfalt wurmden en meedogenloze uitstulpingen vormden.

Eerst was er in geen velden of wegen een levend wezen te bespeuren, maar toen kreeg ik een man in het vizier, die waarschijnlijk bejaard was, want hij fietste slow motion voor me uit op de rand van evenwichtsverlies. Ik zag het weliswaar aankomen, maar kon niet verhinderen dat het gebeurde, zelfs niet met de beste wil van de wereld.

De man hobbelde over zo’n bult in het wegdek en raakte daardoor helemaal uit de koers. Hij ging aan de zwerf, zwabberde richting berm, doorkliefde daar een partij verlekkerd kijkende brandnetels en vervolgens een falanx hoogbenig riet, om daarna doodleuk in het water te tjoempen.

Het had nog heel wat voeten in de aarde en nog meer in het water om hem op het droge te takelen, want hij spartelde hevig tegen, maar ik heb hem van een gewisse verdrinkingsdood kunnen redden en daar ben ik al met al een beetje fier op. De brave man mag zich gelukkig prijzen dat onze levenspaden zich uitgerekend op dat moment kruisten, want anders …

Ja, er zijn van die dagen …

… en wat er zich die dag nog meer voor mijn ogen voltrok, zullen jullie hier eerstdaags lezen.

‘t Moet wel leuk blijven

We zitten volop in de hondsdagen ─ tekst en uitleg hieromtrent vind je in Hotdogs ─ en het valt dan ook niet te verwonderen dat we er mooi weer bij hebben. De zomer jubelde om me heen. Meer zelfs: het was pufheet toen ik me op mijn fiets tilde om, vermomd als milieu-inspecteur, een tocht aan te vatten.

Het rijwiel bracht me eerst naar het Groenhovebos in Torhout. Helaas zijn er daar ook paardenfaciliteiten ondergedoken ─ ruiterclubs, maneges, stoeterijen ─ en je loopt er derhalve een geredelijke kans om een aantal van die edele dieren op je weg te ontmoeten. Hetgeen geschiedde, of wat hadden jullie gedacht?  Op een smalle bosweg deinden wel twintig ruiters stapvoets voor me uit en ik zag geen enkele kans om die voorbij te rijden, dus dobberde ik noodgedwongen ongeveer een kwartier in hun kielzog. Ik kan jullie verzekeren dat er vervullender bezigheden bestaan dan het naar paardenkonten staren, maar soms heb je het niet voor het kiezen.

De wegen en paden die het Groenhovebos doorkruisen, liggen trouwens bezaaid met zeer onappetijtelijke paardenvijgen. Het is geen sinecure om die allemaal te ontwijken en je moet al een zeer behendige fietser zijn om er ‘ongeschonden’ doorheen te slalommen. Ik slaagde daar niet in, of wat hadden jullie gedacht? Bah, wat vies! Ik herhaal het en ik zal het blijven herhalen: als eigenaars van honden drollen dienen op te ruimen, dan moeten ruiters dat ook doen.

Over honden gesproken … Ik heb hier al meerdere keren gemeld dat ik een absolute hekel aan ongebonden en dus loslopende exemplaren heb. Ik ben al ik-weet-niet-hoeveel keer door zo’n mormel belaagd en zelfs al eens gebeten, maar nu zie ik me genoodzaakt om ook de aan een rollijn bevestigde viervoeters in mijn ergernis te betrekken. Tijdens mijn fietstocht werd ik namelijk door zo’n beest aangevallen, omdat de eigenaar ervan dusdanig met zijn telefoon bezig was, dat hij die leiband veel te laat opspande, waardoor zijn metgezel over kilometers vrijheid ─ ik overdrijf lichtjes ─ beschikte, mij als een bedreiging beschouwde en ervoor zorgde dat ik duivels uit de hel vloekte.

mondmasker2Een ander been waar ik blijf aan knagen, betreft het met steeds kwistiger hand rondgestrooide zwerfvuil. Naast sigarettendoosjes, drankverpakkingen en andere rotzooi zijn nu ook mondmaskers in het arsenaal wegwerpartikelen opgedoken. Tijdens mijn trip van ruim veertig kilometer zag ik er zeven liggen. Dat zijn er drie meer dan de gesneuvelde egels die ik op mijn weg aantrof. Het gaat van kwaad naar erger.

Tot slot vraag ik me af waarom motorrijders in jolig groepsverband per se landwegen willen uitkiezen om hun lusten bot te vieren. Beseffen die lui eigenlijk hoe angstaanjagend het voor een fietser is als honderd motards hem aan hoge snelheid op zo’n smal asfaltlint voorbijzoeven, al is zoeven niet het geschikte woord om hun luidruchtige passage weer te geven?

Ik ben trillend als een espenblad en bevend als een riet van mijn fiets gestapt.

Hoe sterk is een eenzame fietser?

Het is een paar maanden genieten geblazen geweest, maar nu is het hek opnieuw van de dam … en zodra het hek van de dam is, lopen de varkens in ’t koren.

In dit geval zijn de varkens de hordes recreatieve fietsers, die we in de wandeling wielertoeristen noemen, maar die meestal de benaming wielerterroristen verdienen. Ze mogen opnieuw in jolig groepsverband de baan op en dat zullen we geweten hebben.

Ze hebben toestemming om de wegen onveilig te maken, op voorwaarde dat ze dat maximaal met zijn twintigen doen, dat ze afstand van elkaar houden en dat ze zich bij voorkeur op minder drukke wegen begeven. Laten dat nu uitgerekend de wegen zijn die ik, eenzaat en solitaire fietser, graag gebruik.

Zien jullie me rijden, met volle teugen genietend van de om me heen jubelende lente en de wonderlijke landschappen die ik doorkruis … tot er plots zo’n losgeslagen meute opdoemt, bloeddorstig op me afstormt, me rakelings passeert en ondertussen snotterend, spuwend, snuivend, proestend, hoestend en rochelend een lading bacteriën over me uitstort, om van de meedogenloze virussen nog te zwijgen?

Ja kijk, zo is er voor mij geen lol meer aan. Ik denk dat ik voortaan maar thuis zal blijven. In mijn kot.

Mag ik even de kuif opsteken?

Dit bericht is bestemd voor de aanstellerige troela, aan boord van een protserige, waarschijnlijk nog lang niet betaalde SUV, die vanmorgen, toen ik met de fiets volledig reglementair voorsorteerde, achter mijn rug op waanzinnige wijze op haar claxon ramde, zodat horen en zien me verging en ik me de tering schrok, waarna ze me dusdanig in het nauw dreef dat ik mijn evenwicht verloor, ten val kwam en me flink bezeerde, terwijl madame van kromme haas gebaarde en doodgemoedereerd haar weg vervolgde.

Klipgeit! Appelteef! Zurkeltrut! Klapkut! Pekelteef! Afgebefte del! Truttebol! Stomme gleuf! Boerentrien! Kankerslet! Kakmadam!

Ga op een landmijn zitten!
Drink stront door een rietje!
Eet een kakkerlak!
Lik mijn roze reet!
Krijg de donkerbruine touwtering!
Ga rondjes vliegen rond een vliegenvanger!

Hèhè, dat lucht op.

Een ruig stelletje

Een boer en een beer … het scheelt slechts één letter, maar ook niet meer dan dat. Van mij mag dat zelfs een ongelikte beer zijn.

Vooral in deze tijd van het jaar worden de wegen, en niet in het minst de landwegen, onveilig gemaakt door landbouwvoertuigen en vooral door tractoren met aanhangsels van diverse pluimage, zoals daar zijn verlekkerd blinkende ploegmessen, venijnig scherpe hooischudders, imposante mesttanks en meer van dat meedogenloos gerief.

Hebben de maniakken die dergelijke vehikels beteugelen er eigenlijk een idee van hoe angstaanjagend het voor een fietser of een wandelaar is om door zo’n gevaarte aan drieste snelheid ingehaald of gekruist te worden?

Veel van die boeren (beren) vinden het immers niet nodig om hun snelheid wat te matigen als ze een zwakke weggebruiker ontmoeten. Ze rijden je doodgemoedereerd de bermen in.

Ik heb al met de gedachte gespeeld om niet meer voor die gedrochten uit de weg te gaan en ze zodoende tot stoppen te dwingen. Vooralsnog waag ik dat echter niet. Die boerenpummels zijn in staat om je genadeloos van de sokken te rijden. Het heeft geen haar gescheeld of ik werd vanmorgen klakkelings van de sokken gereden.

Ik vertrouw ze niet, die kinkels.

‘t Is ook nooit goed

Enkele weken geleden …

Op een voor voetgangers en fietsers gereserveerd pad dien ik een wandelaar in te halen. De man zwalkt heen en weer als een aangeslagen bokser, zodat ik me genoodzaakt zie hem even te waarschuwen dat ik eraan kom.
“Mag ik er even langs?” roep ik dus.
Hij keert zich met een ruk naar me toe, kijkt me aan alsof hij van plan is om tot een handgemeen over te gaan en snauwt:
“Heb je een vinger gebroken of zo? Of ben je te lui om even te bellen?”

Enkele dagen geleden …

Ik befiets hetzelfde pad en krijg opnieuw een nogal wispelturige wandelaar in het vizier. De woorden van zijn voorganger indachtig gebruik ik mijn bel, die enkel een bescheiden geluidje produceert: ping!
De man draait zich om, kijkt me aan met duistere kwaadaardigheid, werpt me een aantal mesblikken toe, vloekt wat duivels uit de hel en schiet uit zijn slof:
“Hang voortaan een koeienbel rond je nek!”

Ja zeg, zal ik me van kant maken? Zullen we de manier waarop je een voetganger moet inhalen dan maar in het verkeersreglement opnemen? Of zal ik voortaan gewoon thuisblijven en met mijn tenen spelen tot vermaak van mijn hielen?

Nolle en z’n bolle

Ik heb zondagmorgen verplicht, maar niet echt tegen mijn zin, deelgenomen aan de nationale kleurwedstrijd, om te bepalen wie er in de komende jaren op onze kosten zijn zakken mag vullen.

Daarmee komt er dus ook een einde aan de ten hemel schreiende verspilling van papier, waarmee de kandidaten ons overstelpen en proberen in onze gunst te komen, gebruik makend van stupide slogans, onnozele dooddoeners, domme platitudes en deerniswekkende gemeenplaatsen.

Het zal me benieuwen hoe snel de houten en metalen bouwsels, die overal het landschap ontsieren en vaak het uitzicht belemmeren, zullen verdwijnen. Ik vraag me af wat daar eigenlijk het nut van is. Zou iemand zich ooit al hebben laten beïnvloeden door zo’n gedrocht? Ik alleszins niet, al heb ik tijdens deze campagne toch een reclamebord opgemerkt waardoor ik een brede glimlach in stelling bracht.

De kandidaat heette Arnold en liet zich in de wandeling wellicht Nolle noemen, dus had hij al zijn plakkaten verlucht met de slogan: Kleur Nolle zijn bolle.

Nolle

En dan te bedenken dat de hele schertsvertoning over enkele maanden opnieuw begint, want dan is er weer een kleurwedstrijd.

Toen ik na het vervullen van mijn burgerplicht met een fietstocht van de doorstane emoties probeerde te bekomen, dwarste ik de snelweg van Oostende naar Brussel. Daar zag ik een door een ongeval veroorzaakte kilometerslange file.
“De stemming zit er daar ongetwijfeld goed in”, mompelde ik binnensmonds en met enig leedvermaak een woordspeling, om een beetje in de stemming van de stemming te blijven.

file

Dan ben je lekker bezig!

Van sommige mensen kan men zich afvragen wat er hun oren gescheiden houdt. Van anderen vraag ik me dan weer af hoe die er in vredesnaam in geslaagd zijn om een rijbewijs te veroveren.

Ik zat mijn tijd te verdoen in een café, dat uitzicht bood naar de hoofdstraat van een dorp, waarin al met al weinig te beleven viel. Gelukkig verscheen er toen een auto ten tonele, die al jaren zijn houdbaarheidsdatum tartte. De chauffeuse ervan maakte aanstalten om een parkeerplek naast de stoeprand in te palmen. Er was voldoende plaats om een paard met kar te keren, maar parkeren was kennelijk haar fort niet. Ze bleef het heen en weer krijgen en de versnellingsbak folteren, maar ze bakte er niks van, zelfs niet toen haar passagiere uitstapte om een beetje te wijzen en te gesticuleren.

Na ongeveer tien minuten kleuteren gaf ze er de brui aan. Ze slofte onverrichter zake weg, om iets verderop bijna een zich op een zebrapad bevindende voetganger van de sokken te rijden.

Ik hoop dat ik haar nooit op mijn weg ontmoet, want daar komen gegarandeerd brokken van.

Een nogal ingewikkeld accident

Hoewel ik vrij veel tussen de wielen zit ─ hetzij die van een auto, hetzij die van een fiets ─ overkomt het me slechts zelden dat ik ooggetuige ben van een ongeval, maar als het gebeurt, is het dan ook meestal een spectaculaire, om niet te zeggen opzienbarende confrontatie.

Uitgerekend op het moment dat de meeuw zich verhief en het luchtruim koos, botste die met een ploffend geluid tegen de grille van een auto. De vogel schoot omhoog en daalde vervolgens met een keizerlijke zwaai neerwaarts, om op onzachte wijze op de motorkap van een andere wagen terecht te komen. Ricocherend suisde hij opnieuw opwaarts en tijdens de daaopvolgende landing raakte hij de schouder van een bejaarde man, die al slow motion op de rand van evenwichtsverlies fietste en nu in de berm sukkelde, om daar te kapseizen en halverlijve in een sloot te duikelen.

Zien jullie het een beetje gebeuren?

Gelukkig kwamen alles en iedereen ongehavend uit de confrontatie. Nu ja, iedereen … De meeuw zal helaas niet kunnen navertellen wat hem/haar de das omgedaan heeft.