Zondag
Zondag had ik me voorgesteld
in de hangmat door te brengen
tussen de stevige stammen van de bomen
dicht boven de aarde
en van de hemel ver genoeg verwijderd
om me een mens op zijn plaats te voelen.
Maar het regende.
Remco Campert
Zondag
Zondag had ik me voorgesteld
in de hangmat door te brengen
tussen de stevige stammen van de bomen
dicht boven de aarde
en van de hemel ver genoeg verwijderd
om me een mens op zijn plaats te voelen.
Maar het regende.
Remco Campert
Al ettelijke decennia breng ik zowel de kerstdagen als de jaarwisseling in mijn eentje door. Het hele gebeuren is niet aan mij besteed en gaat vrijwel compleet aan me voorbij, maar zo heb ik het graag.
Mijn toch al schaarse vrienden ─ wie er meer dan vijf heeft, heeft er eigenlijk geen ─ nemen inmiddels niet meer de moeite om me uit te nodigen, omdat ze toch altijd nul op het rekest krijgen en zo onderhand weten dat ik het weldadig ontbreken van mensen verkies boven het opgefokte feestgedruis ─ een verschijningsvorm van de wanhoop ─ dat met het jaareinde gepaard gaat.
Weliswaar kan ik niet ontkennen dat ik in deze periode een zeldzame keer onderhevig ben aan aanvallen van weemoed, mijmerzucht en zielengriep, maar dat is allemaal van voorbijgaande aard.
Op 1 januari rest er me dan niets meer dan de weinig historische woorden ‘zo, dat hebben we ook weer gehad’ uit te spreken en neer te schrijven.
Amper drie dagen later ben ik jarig en met het verstrijken der jaren is dat ook niet direct iets waar ik naar uitkijk. Ik mag wel opschieten als ik nog een paar mooie momenten bij mekaar wil sprokkelen. Ik pleeg mijn leeftijd weg te glunderen, maar ik suis in stijgende lijn bergafwaarts. Straks ben ik te oud om nog op een geloofwaardige manier aan het begin van iets groots en meeslepends te staan.
Ach, was ik maar in de baarmoeder gebleven. Ik heb absoluut geen aardigheid in al dat gedoe.
Het is vandaag 8 september en dat is zwaluwenafscheidsdag.
Mijn logeetjes blijken vooralsnog de lokroep van het zuiden niet waargenomen te hebben en maken nog geen aanstalten om te vertrekken.
Ik ga even de folkloristische toer op om deze heuglijke dag uit te duiden.
In lang vervlogen tijden placht men in Vlaanderen op 7 september het glas te heffen op het afscheid van de zwaluwen. Ook de vrouwen en de meisjes namen daaraan deel, hoewel zij geen glas mochten gebruiken, maar wel de bloemkelk van de haagwinde, in Nederland ook pispotje genoemd en in Vlaanderen Onze-Lieve-Vrouwe-glazeke.
Het spreekt vanzelf dat jullie nu willen weten hoe dat zo kwam. Wel dan …
Volgens de legende kwam een voerman op een onheuglijke dag vast te zitten op een pad tussen twee doornhagen. De man vloekte de duivels uit de hel en de struiken uit de grond, maar opeens verscheen Maria, de Moedermaagd, die zich als een arme vrouw verkleed had.
“Ik verga van de dorst”, sprak ze. “Geef me wat te drinken en ik help u voort.”
“Welhere, gij duts!” zei de voerman. “Ik kan je helaas niets te drinken aanbieden.”
Op hetzelfde moment fladderden er een aantal zwaluwen boven zijn hoofd en hij hoorde hoe die iets verder op water neerdoken, van een meertje waarvan hij het bestaan niet eens bevroedde. Hij rende erheen en gooide toen zijn armen in de lucht.
“Nu heb ik toch wel geen glas zeker!” riep hij.
Onze-Lieve-Vrouw glimlachte bedaard, rukte een stengel van de winde uit de haag, vulde de kelkvormige bloem ervan met water en laafde zich, waarna ze de rank om de wielas van de kar wierp, die meteen aan het draaien ging en de voerman uit zijn benarde positie verloste.
Sinds die dag dronken de meisjes op zwaluwenafscheidsdag uit de bloemkelk van de haagwinde, zongen en dansten ze, terwijl de mannen papieren vliegers oplieten, om de zwaluwen op hun tocht naar het zuiden te vergezellen.
Helaas doen ze dat vandaag niet meer en dat is jammer.