Tag: dieren

Mijn gevederde vrienden

voedertafelIn mijn hoedanigheid van dierenvriend in het algemeen, met een voorliefde voor al dan niet bontgevederde vogels, heb ik op mijn tuinterras voor die schepsels een gevaarte neergepoot, dat zowel een voedertafel als een drink- en badgelegenheid omvat.

Sindsdien pleeg ik de gevleugelden, die in groten getale mijn tuin met een bezoek vereren en mij wat kijkplezier verschaffen, iedere morgen fris water en een flinke portie strooivoer te verschaffen. Daar maken ze met zijn allen dankbaar ─ nu ja ─ gebruik van. Helaas krijg ik vooral duiven van diverse pluimage op visite en dat zijn buitengewoon vraatzuchtige wezens … maar goed, ze zijn ook iemands kindje.

Aanvankelijk kocht ik het strooivoer in Colruyt, aan € 3,19 per kilogram, maar dat was echt niet vol te houden. Mijn gasten verslonden maandelijks immers ruim twintig kilogram van die zaden en granen en dat ging me niet in mijn koude kleren zitten. Het kostte me klauwen geld en alleszins meer dan ik aan die lekkerbekjes wilde besteden. Om er me niet blauw aan te betalen zag ik me genoodzaakt uit te wijken naar een leverancier, waar ik het voedsel als het ware in familieverpakking kon krijgen, te weten 2 x 20 kg, aan huis geleverd voor € 46,95, hetzij € 1,17/kg. Nou moe, dat scheelde gelijk een ferme slok op een borrel.

Dientengevolge zullen we met zijn allen nog lang, tevreden en voldaan leven.

Laveiend wild

Als jonge jongen ─ hoe lang is dat wel niet geleden? ─ had ik nogal last van een uitermate delicaat inlevingsvermogen. Allerhande lectuur zadelde me op met een heilige schrik voor wolven, die er luidens hetgeen ik las niet voor terugschrokken om mensen te belagen, ja zelfs aan te vallen en te verslinden, zoals bijvoorbeeld de weerloze, want bedlegerige grootmoeder van Roodkapje, of het hele gezin dat drs P. diende op te offeren, tijdens een door een roedel vraatzuchtige wolven achternagezeten vlucht doorheen onherbergzame en besneeuwde landschappen: trojka hier, trojka daar.

Dientengevolge werd iedere verzameling van bomen schroomvallig door mij benaderd en zelfs vermeden, want ik durfde die enkel te betreden nadat mijn moeder ─ die ik zeer vertrouwde ─ de enigszins geruststellende woorden had uitgesproken: “Hier zitten er geen wolven in het bos, jongen.”

Mijn moeder is er helaas niet meer en volgens de laatste waarnemingen zou hetgeen zij beweerde snel kunnen veranderen. De wolven zijn immers aan een opmars bezig. Ik vermoed zowaar dat ik onlangs tijdens een fietstocht door Bulskampveld ─ de uitgestrekte wouden in Beernem ─ een exemplaar opgemerkt heb.

Ik kan me vergissen ─ het kan ook een eekhoorntje geweest zijn, of een slingeraap ─ maar veiligheidshalve zal ik me daar toch niet meer vertonen.

Geurvlaggen planten en bruine truien breien

Jullie kunnen en zullen nooit raden wat ik deze week in mijn brievenbus aantrof. Het was een presentje, maar hoegenaamd niet van het leuke soort. Ik diepte er namelijk een giftig groen drollenzakje uit op, met inhoud, te weten een stevige hondenbout, of wat hadden jullie gedacht?

Zal ik nu toch het zeepokkenlazarus krijgen! Als ik de schenker van dit cadeau kan pakken, is hij of zij ─ het zal wel een hij zijn, vermoed ik ─ nog niet jarig. Dan ruk ik zijn/haar de ogen uit, zodat hij/zij kan kijken hoe ik hem/haar in mekaar ram.

Naar aanleiding daarvan en hoewel ik eigenlijk wel wat beters te doen had, heb ik vanmorgen tussen 9.00 en 12:00 uur de wacht opgetrokken, om het aan mijn stulp grenzende en bovendien private bospad in de gaten te houden. Ik heb ze geteld. Vierentwintig waren het er. Vierentwintig! Wie, wat, waar?

In die drie uur zijn twee dozijn honden voorbij mijn woning gewandeld ─ nu ja, gewandeld ─ gaande van frêle juffershondjes ─ die we in Vlaanderen graag preutelikkertjes noemen ─ tot modellen waarop een zadel niet zou misstaan.

Slechts zestien ervan waren aangelijnd. Ik zag er acht zeiken en drie vonden het nodig om in de buurt van mijn oprit een drollemans uit te draaien. Geen van de begeleiders ─ mannen, vrouwen, jongens, meisjes ─ vond het nodig, of getroostte zich de moeite om die troep op te ruimen.

Ik ben al mijn hele leven een verdraagzame dierenvriend, maar nu ben ik het toch goed zat. Er zijn grenzen. Wie zich voortaan in de buurt van mijn optrekje waagt en zich niet aan de regels van het fatsoen houdt, mag van mij een tirade verwachten … en reken maar dat ik daar goed in ben. Bovendien is een private weg nog steeds een private weg en dat zullen ze geweten hebben.

Aline krijgt een visioen

Ik had het hier een paar dagen geleden over de nogal ongebruikelijke manier waarop Aline en Rogaciano in het ouderschap verzeild raakten. Het kindje, een meisje, zag het levenslicht en kreeg al na luttele jaren het gezelschap van een zusje. Ik weet niet hoe en ter gelegenheid van welk feestgedruis het tweede kind dit keer verwekt werd en ik durf er ook niet naar te vragen, om niet opnieuw met de mond vol tanden te staan. Het zijn tenslotte ook mijn zaken niet.

Niet veel later sloeg het noodlot toe. Het meisje kreeg een levensbedreigende ziekte onder de leden. Aline riep alle goden aan, zocht heil bij talloze heiligen, consulteerde dokters en kwakzalvers, bad zich blauwe lippen en brandde massa’s kaarsen … tot ze op een nacht tijdens een visioen bezocht werd door een engel, of een andere hemelbewoner, die haar mededeelde dat haar dochtertje zou genezen als ze er zich toe verbond om gedurende de rest van haar leven voor een dier te zorgen, te weten een dolfijn of een paard.

Haar voorkeur ging uit naar een dolfijn, maar dat zag Rogaciano helemaal niet zitten natuurlijk, want je kunt zo’n dier bezwaarlijk in een huiskameraquarium onderbrengen. Het werd dus een paard.

Het kind genas en sindsdien is Aline eigenares van een paard, dat klauwen geld kost, nooit bereden wordt, nu al ettelijke zomers in een gehuurde weide rondkeutelt en evenveel winters in een dure stal staat te staan.

Ik kan niet anders dan mijn moeder zaliger gelijk geven: zot zijn doet geen zeer, maar het jeukt een beetje.

Wordt eerlang vervolgd.

Loebas

Ik was aan de wandel en gaf me ouder gewoonte over aan een bevrijdende gedachtevlucht in het ongewisse, toen ik me bijna een hartverzakking schrok omdat een auto nogal driest naast me stopte. Het voertuig liet een jongeman los, die zo snelvoetig op me afkwam dat ik dacht ten prooi te vallen aan een aanranding en reeds aanstalten maakte om vol overgave de handen op te steken. Hij overhandigde me evenwel een flardje papier en deelde me mee dat zijn hond vermist was. Of ik misschien speurende ogen kon opzetten en reageren als ik de dolaard opmerkte. Hij wees naar het kattebelletje dat hij me gegeven had en zei: “Daar staan alle gegevens op.”

Ik vervolgde mijn weg en mijn speurende, ja zelfs spiedende ogen keken tevergeefs uit naar een cockerspaniël van het mannelijke geslacht, die Loebas heette en medicatie behoefde vanwege zijn onstuitbaar naderende vervaldag.

Zo’n vier uur later begaf ik me per fiets naar een nabijgelegen dorp. Ik was nog steeds toegerust met speurende ogen en plots ontwaarde ik in een veld, niet ver bij me vandaan, een hond die aan de beschrijving van het opsporingsbericht beantwoordde. Mijn hart zong op van vreugde en ik kneep remmen dicht, maar daarmee kwam ik natuurlijk geen stap verder.

“Loebas!” riep ik. Je hoort me niet beweren dat de hond de oren spitste, want de slingerlappen die hij torste, waren daar duidelijk niet voor gemaakt, maar hij richtte wel de kop op, bleef staan en staarde me aan. “Kom hier, Loebas!” fleemde ik en hij kwam warempel naar me toe, zij het schoorvoe… schoorpotend en met de staart tussen de be… poten.

Het dier bleek helemaal geen loebas te zijn. Wel integendeel! Hij was een geheel uit voortreffelijkheid opgetrokken hond: een doetje. Het duurde dan ook niet lang of we waren vriendjes. Ik meldde per mobiel het heuglijke nieuws aan de eigenaar, die hoorbaar door het dolle heen was en als de gesmeerde wiewa zijn geliefde huisdier zou komen ophalen.

In afwachting daarvan bevestigde ik dat geliefde huisdier aan een primitieve lijn, te weten de snelbinder van mijn fiets, teneinde te verhinderen dat hij opnieuw de benen … eh … de poten zou nemen. Het was behelpen en het was ook geen gezicht, maar we hoefden er ook geen schoonheidsprijs mee te verdienen.

Spoedig volgde de hereniging en ik was daar getuige van. O, wat waren we blij, allemaal samen en ieder apart. Loebas kwispelstaartte dat het een lieve lust was. Of zijn baas dat ook deed, laat ik in het midden. Ik deed het alleszins niet, maar ik was wel zo blij als een hond met zeven pikken.