Tag: nonchalance

Aan de pil

Het kon haast niet anders: het zou ooit gebeuren. Ik heb niets ondernomen om te verhinderen dat het zou gebeuren. Nu het gebeurd is, ben ik hogelijk verwonderd dat het kon gebeuren.
─”Waar heb je ’t in vredesnaam over?” hoor ik jullie ietwat geërgerd vragen.

Geduld, beste lezer, is een benijdenswaardige deugd en de moeder van … eh … Allez vooruit! Geduld is de moeder van … de porseleinkast? Neen, dat is voorzichtigheid. En ledigheid is des duivels oorkussen. Is geduld eigenlijk de moeder van iets? Ik begin eraan te twijfelen. Mijn hersens lummelen nog in pyjama rond. Hoewel … Ik draag nooit pyjama’s. Geduld is … eh … Da’k het niet weet! Ik zal mijn doel op een andere manier proberen te bereiken en William Shakespeare onder het stof vandaan halen door hem te citeren: “How poor are they that have no patience”.

Om gezondheidsredenen dien ik iedere middag een geneesmiddel in te nemen. Het pilletje dat ik moet slikken is minuscuul, allicht omdat het kleinood geen ernstige kwaal of een levensbedreigende ziekte hoeft te bestrijden, maar er enkel voor zorgen dat mijn … eh … mijn reutemeteut op peil blijft. Vraag me vooral niet wat. Ik ben geen dokter en ik beheers de door de volgelingen van Hippocrates gebruikte nomenclatuur niet. In mijn hoedanigheid van ordelijk mens bewaar ik al mijn medicijnen ─ potjes, flesjes, doosjes, tubes ─ in de badkamer, meer bepaald in een meubeltje dat ik om voor de hand liggende redenen mijn medicijnkast noem, of een zeldzame keer ook mijn farmacotheek, als ik op iemand indruk wil maken.

Iedere middag keutel ik naar de badkamer, teneinde daar mijn pilletje te verorberen en mijn gezondheid te plezieren. Meestal verkeer ik op dat uur in hogere sferen en loop ik te suffen. Mijn verbeelding heeft dan al vleugelen aangeschoten en het kost mij moeite om mijn gedachten bij elkaar te harken, hetgeen grote verstrooidheid veroorzaakt: een gesteldheid waar ik heel vaak last van heb.

megecatHet kon haast niet anders of het zou ooit gebeuren en gisteren is het gebeurd: ik heb een verkeerd pilletje geslikt. Ik merkte het pas toen het vervloekte ding al in mijn maag dobberde. Ik blikte naar de blisterverpakking in mijn hand en las: Megecat. Ik stond te kijken alsof ik opeens ontdekte dat ik over een vagina beschikte. Megecat! Dat is het middel waarmee ik zwangerschappen bij mijn ondertussen ter ziele gegaande huisgenoten probeerde te voorkomen. Het is de pil voor poezen.

Dat kon niet goed zijn voor mijn algemene welbevinden, dus belde ik mijn lijfarts.
─”Zal het wonder der opstanding des vlezes zich nog aan me voltrekken?” vroeg ik met een huiver in mijn stem. 
Hij kent me ondertussen al een hele tijd en weet dat ik me nogal plastisch pleeg uit te drukken.
─”Ik denk niet dat het je zal beletten om je beste beentje voor te zetten,” diende hij me van antwoord, “maar misschien kun je voortaan toch wat beter opletten.”

Daar kan je vergif op nemen!

Inpakken en wegwezen

Hoewel ik goeie zin en onbedaarlijk veel plezier in ‘t leven heb, ben ik niet wat men een wilde stapper, een nachtbraker, een fuifbeest of zelfs een gezelligheidsdier noemt. Uitslaande feestvreugde: je moet er aardigheid in hebben en dat heb ik dus niet. Je zal me dan ook zelden op vieringen zien verschijnen, maar als ik het een zeldzame keer toch doe, tegen beter weten in, zorg ik meestal voor een leuk binnenkomertje, zij het onbedoeld.

Zulke bijeenkomsten gaan immers onvermijdelijk gepaard met het verstrekken van een cadeau aan de gefêteerde(n): een dwaas en bovendien duur gebruik, maar je ontkomt er niet aan. Dergelijk geschenk dient men bij voorkeur kunstig verpakt af te geven: omhuld met boelewaaipapier dat de vreugdetoer opgaat, voorzien van strikken, linten, rozetten en wat er nog meer aan decoratieven bestaat. Moet je mij daar zien binnentreden met een op achterlijke, want habbezakkerige wijze aangetodderd pakket en helemaal zonder opsierselen … want ik slaag er vooralsnog niet in om hetgeen ik weggeef een feestelijk uiterlijk te bezorgen. Ik knip en plooi en plak en vouw, maar het resultaat is niet om aan te zien: deerniswekkend. Stel je twee mannen voor: de ene in een aangemeten kostuum van een modepaus en de andere in een flabberende campingsmoking. Dat is ongeveer het verschil tussen de cadeaus van anderen en die van mij.

Ter illustratie: in een Zuid-Amerikaanse bananenrepubliek was ik eens per benenwagen op weg naar een partijtje, toen ik door brutale militairen aangehouden en gefouilleerd werd, gewoon omdat ze het geschenk dat ik in mijn handen hield verdacht vonden. Ik had een fles cognac dermate troosteloos omwikkeld, dat ze meenden dat ik een gecamoufleerde molotovcocktail meevoerde. Kun je nagaan …

In een speelgoedwinkel ontwaarde ik onlangs een aardig meisje, dat allerlei tuigen met benijdenswaardige behendigheid in een verrukkelijk kleedje stak. Ze deed dat fluks en met watervlugge handen, alsof het niets inhield. Ik zag mijn kans schoon en vroeg of ik de kunst mocht afkijken door haar gade te slaan, hetgeen ze met behoud van glimlach toestond.

Ik denk dat ik nu de kneep gevat heb. Gisteravond waagde ik me aan enkele probeersels en bracht die zowaar tot een aannemelijk einde. Toegegeven: het is nog niet helemaal secundum artem en de geroutineerde Schwung laat nog wat op zich wachten, maar men kan een paard niet lopende beslaan. Volgens mij is het gewoon een kwestie van aanpak.