Tag: nonchalance

Mossel noch vis

Tijdens de voorbije zomer heb ik herhaaldelijk gepoogd om me aan het verorberen van Zeeuwse mosselen te verlustigen. Hoewel ik niet bepaald buitensporige eisen aan het bereiden van die weekdieren stel, ben ik er tot op heden ─ de herfst is inmiddels begonnen ─ niet in geslaagd om die in eigen keuken klaar te … eh … stomen.

Ik heb nochtans niet meer nodig dan mosselen ─ uiteraard ─ mosselkruiden, mosselgroenten en mosselsaus. Die ingrediënten vind ik normaliter allemaal bij Colruyt, waar ik zoals bekend al mijn aankopen pleeg te plegen, maar dit jaar laat dat bedrijf  steeds vaker steken vallen, waardoor ik er niet meer aan mijn trekken kom. Ik heb dat hier al eerder aangekaart, maar ik krijg het er nu toch echt op mijn teringtietjes van.

Iedere keer ontbreekt er immers een element van dat voor mij essentiële kwartet in hun winkelrekken. Eerst waren de kruiden niet beschikbaar. Daarna ontbraken de groenten. Vervolgens was de saus nergens te bespeuren en verleden week gaven zowel de kruiden, de groenten en de saus acte de présence, maar de mosselen gaven ‘acte de absence’ en schitterden door afwezigheid. Naar verluidt was de hele voorraad bedorven geraakt en dientengevolge weggegooid.

Ja zeg, Colruyt … schei nu eindelijk eens uit met dat gekleuter! Ik ben steeds vaker ontevreden met wat jullie doen, of juist niet doen, en als jullie zo doorgaan zal ik de ongeveer zevenhonderd euro die ik maandelijks bij jullie besteed voortaan elders verkwisten.

In ‘den Aldi’ bijvoorbeeld.

Geurvlaggen planten en bruine truien breien

Jullie kunnen en zullen nooit raden wat ik deze week in mijn brievenbus aantrof. Het was een presentje, maar hoegenaamd niet van het leuke soort. Ik diepte er namelijk een giftig groen drollenzakje uit op, met inhoud, te weten een stevige hondenbout, of wat hadden jullie gedacht?

Zal ik nu toch het zeepokkenlazarus krijgen! Als ik de schenker van dit cadeau kan pakken, is hij of zij ─ het zal wel een hij zijn, vermoed ik ─ nog niet jarig. Dan ruk ik zijn/haar de ogen uit, zodat hij/zij kan kijken hoe ik hem/haar in mekaar ram.

Naar aanleiding daarvan en hoewel ik eigenlijk wel wat beters te doen had, heb ik vanmorgen tussen 9.00 en 12:00 uur de wacht opgetrokken, om het aan mijn stulp grenzende en bovendien private bospad in de gaten te houden. Ik heb ze geteld. Vierentwintig waren het er. Vierentwintig! Wie, wat, waar?

In die drie uur zijn twee dozijn honden voorbij mijn woning gewandeld ─ nu ja, gewandeld ─ gaande van frêle juffershondjes ─ die we in Vlaanderen graag preutelikkertjes noemen ─ tot modellen waarop een zadel niet zou misstaan.

Slechts zestien ervan waren aangelijnd. Ik zag er acht zeiken en drie vonden het nodig om in de buurt van mijn oprit een drollemans uit te draaien. Geen van de begeleiders ─ mannen, vrouwen, jongens, meisjes ─ vond het nodig, of getroostte zich de moeite om die troep op te ruimen.

Ik ben al mijn hele leven een verdraagzame dierenvriend, maar nu ben ik het toch goed zat. Er zijn grenzen. Wie zich voortaan in de buurt van mijn optrekje waagt en zich niet aan de regels van het fatsoen houdt, mag van mij een tirade verwachten … en reken maar dat ik daar goed in ben. Bovendien is een private weg nog steeds een private weg en dat zullen ze geweten hebben.

Perikelen

Ik zit ondertussen al twintig jaar op internet te kleuteren en wie mij een beetje volgt, zal weten dat ik een buitengewoon onhandig mens ben: een compositie voor twee linkerhanden.

Er is absoluut geen civiel ingenieur aan mij verloren gegaan. Ik zou een kerk op zijn toren zetten, kom meestal met de klompen op het ijs, kan nog geen banaan pellen, een blikje openkrijgen, of een ei bakken. Ik zou suiker in de benzine doen, om dan te kijken of de auto nog start. Nee, mijn gestoethaspel is tot op heden nooit overtroffen en ik ben echt geen kouwe in het hanteren van eenvoudige gereedschappen, zoals hamers, zagen, tangen, sleutels en hun toebehoren, zoals daar onder veel meer zijn vijzen, moeren, nagels en pluggen.

Nu dienen er ook te mijnent af en toe wat klusjes of karweien uitgevoerd te worden en ik kan natuurlijk niet telkens een beroep doen op de welwillendheid van mensen die zowel handig als me goedgezind zijn. Ze zullen me zien komen! En vaklui monsteren, die me diep in de buidel doen tasten, vind ik ook niet bepaald een aanlokkelijk idee, dus …

Bij een bedrijf dat op de reviewplatforms van internet hoge ogen gooide, bestelde ik, tegen beter weten in, een nogal prijzige schroefboormachine die, wellicht ter compensatie van het prijskaartje, toegerust was met twee accu’s en bovendien vergezeld zou zijn van nuttige accessoires, te weten een boren- en een bitset. Het leek me heel wat en meer hoefde dat van mij niet te zijn.

Een dag later liet men me weten dat mijn bestelling overgemaakt was aan de pakjesdienst van de Belgische post en me binnen de kortste keren bezorgd zou worden. Ik ontving tevens een zogeheten Track & Tracecode, waarmee ik desgewenst de gang van zaken kon volgen. Toen ik dat deed kreeg ik een nogal raadselachtige boodschap te lezen:

bpost1

Ik kon me niet van de indruk ontdoen dat het voor mij bestemde pakket op een dwaalspoor terechtgekomen was en dat men probeerde om het eigengereide ding op het rechte pad te krijgen.

Daar leek men niet meteen in te slagen, want een paar dagen later veranderde de mededeling enigszins van coupe:

bpost2

Die boodschap bleef me enkele dagen aanstaren en ik begon al mijn wanhoop tegen de afzender uit te schreeuwen, maar toen schotelde men me opeens dit voor:

bpost3

Mijn hart was nog bezig van vreugde op te zingen toen de postbode te mijnent opdaagde en me een danig gehavende doos bezorgde, waarvan men de schade met plakband had pogen te verhullen, hetgeen niet bijster goed gelukt was. Tot mijn grote opluchting bleek de inhoud evenwel intact te zijn.

bpost4

Ik was tot nu toe heel tevreden over de pakjesdienst van de Belgische post, maar die goedgunstigheid heeft, net als de doos die ze bij me neergepoot hebben, nogal wat averij opgelopen. Ik vrees dat het even kan duren voor die hersteld is.

Laat je vooral niet haasten

Ik bestelde enkele boeken in een internetwinkel en kreeg twee dagen later ’s morgens een e-mailbericht van bpost, met de mededeling dat ik de levering ervan nog dezelfde dag mocht verwachten, tussen 9.00 uur en 17.00 uur om precies te zijn. Nu ja, zo precies was dat nu ook weer niet.

Ik zegde derhalve de tientallen afspraken – ahum! – voor die dag af en bleef thuis, om vol ongeduld de komst van mijn pakje te verbeiden. Dat bleef duren.

Om 15.15 uur stuurde bpost me een e-mail:

“Onze verontschuldigingen, helaas lukt het ons niet om je pakje af te leveren zoals gepland. Zodra we meer details kennen omtrent het moment van levering houden we je hier op de hoogte.”

Door hun toedoen heb ik dus een hele dag verkwanseld en mag ik eerstdaags nog een dag verkwanselen. Ik heb daar maar twee … eh … vijf woorden voor: Wel godverdomme hier en gunter! En meer heb ik daar niet over te zeggen. Of toch? Bpost, jullie zijn een bende prutsers! Hèhè, dat lucht op.

Een smeuïge appeltaart

Zaterdagmorgen lag er in de koelvitrine van de bakker een appeltaart verleidelijk, ja, bijna uitdagend naar me te lonken. Nu ben ik van nature nauwelijks in staat om aan verleidingen, op wat voor gebied dan ook, te weerstaan, dus veranderde het gebak ras van eigenaar.

Ik zette het op een glunderen dat aan extase grensde en begaf me met een jarig gezicht, want vervuld van voorpret, naar huis ─ zien jullie me lopen? ─ waar groot onheil op me wachtte.

Ik had namelijk bij de achterdeur een doos met oud papier klaargezet, teneinde die met de ophaling mee te geven. Die versperde halvelings de route die ik bij het betreden van mijn woning pleeg te gebruiken, hetgeen ik vergeten was en in het halfdonker en mijn verstrooide haast ook niet opmerkte.

Zien jullie me aan dat obstakel haperen, struikelen en een smak maken? Ik gooide mijn taart in de lucht, toeterde zwaar op mijn bek, lag even met de zeilen tegen de mast en toen ik weer bij mijn positieven kwam, gutste er op enthousiaste wijze bloed uit mijn kop.

Lang verhaal kort: ik ben uit die kneuzenkermis gekomen met een gebroken neus, een gekloofde bovenlip, een dubbeldikke, bont en blauwe knie, twee gebroken ribben en een gat in mijn voorhoofd. Dan ben je lekker bezig! Ik voel me bovendien geradbraakt, alsof ik door een kanon afgeschoten ben.

En mijn appeltaart? Die was natuurlijk helemaal door elkaar gehutseld en zag eruit als geboetseerd afval, dus verre van appetijtelijk … maar ik heb die toch opgevreten.

Eén ding kan ik jullie verzekeren: wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht. Ik betreur mijn spiegelbeeld ten zeerste. Er zit een toekomst als kermisattractie in.

De humor van Humo

Op een druilerige middag ─ zijn er eigenlijk nog andere? ─ in een recent verleden kreeg ik van het weekblad Humo, in een tijdspanne van enkele seconden, vijf identieke e-mails toegestuurd, waarin ze me aanmaanden om met bekwame spoed mijn abonnement te verlengen, door een kleine honderd euro aan ze over te maken. Voor dat bedrag krijg ik een heel jaar lang maandelijks vier boekjes, die voor een groot deel ingenomen worden door televisieprogramma’s en reclameboodschappen. Voor ongeveer hetzelfde bedrag kan ik een hele maand naar hartenlust internetten, zowel thuis als mobiel, uitgebreid televisiekijken en naar believen zowel vast als mobiel binnenlands telefoneren.

Ik keek vreemd op van die rappels, want volgens mijn hersens zou mijn abonnement pas negen maanden later ten einde lopen. Voor alle zekerheid controleerde ik dat nog even ─ ik ben bijna ziekelijk nauwgezet in geldzaken, omdat ik van nature een spaarzaam, om niet te zeggen een gierig mens ben ─ maar mijn geheugen bleek zich niet te vergissen …

… dus nam ik een van mijn telefoons ter hand en toetste me naar hun klantendienst. Natuurlijk diende ik eerst een keuzemenu te trotseren ─ wat hadden jullie gedacht? ─ en vervolgens serveerden ze me een in hoge mate irritant gejengel in het oor, dat om de haverklap onderbroken werd door een vrouwenstem, die voortdurend in herhaling viel en zei dat alle medewerkers bezig waren, dat ik desgewenst geduld mocht oefenen, of me anders naar hun website kon begeven, waar … en tralala en reldeldel.

Ik oefende geduld en bleef dat doen, tot na veertien minuten plotsklaps de verbinding verbroken werd. Wel godverdomme hier en gunter! Dan wacht je bijna een kwartier, om brutaal afgesneden te worden. Denken ze bij Humo soms dat telefoneren geen geld kost? Nu ja, ik voel het niet in mijn zak als ik veel of weinig en lang of kort telefoneer. Mijn factuurbedrag blijft hetzelfde, maar dat hoef ik niet aan Humo’s gok te hangen.

Mijn jukbeenderen gingen aan het dansen, mijn kin nam een strijdlustige pose aan en ik schoot uit mijn slof. Ik belde terug om die luiden eens duchtig de mantel uit te vegen, maar dat was me niet gegund. Ik kreeg meteen een opname van een tettertrien te horen, die laconiek mededeelde dat het toesturen van de rappels op een vergissing berustte en we er ons verder niet moesten om bekommeren.

’t Zal wel weer een fout van een computer zijn, vermoed ik.

Mijn gedacht!

Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de Belgische aanpak van de hele Coronasoesa buitengewoon stuntelig in elkaar gehikt was en is: een amateuristische improvisatie van een stel dilettanten, met in een hoofdrol een soortement pseudospecialist ─ Van Ranst genaamd ─ die veel garen op zijn klos heeft en van zichzelf denkt dat hij de Zaligmaker is, of toch zeker een godsgeschenk.

In mijn ogen is hij niet meer dan een betweter in een academisch steunkorset: een opgeblazen kikker, die ons met zijn inzichten en analyses probeert te overtroeven, niet gehinderd door veelgelaagde onverstaanbaarheid, die je voor geleerdheid kunt houden als je snel onder de indruk bent van blaaskakerij. Hij heeft een buitensporig ego, verkoopt kool en zit er heel vaak naast.

Het zal jullie duidelijk zijn dat ik die ijdelzuchtige kwek niet lust. Als zijn pafferige smoel mijn televisiescherm teistert, hetgeen helaas niet zelden gebeurt, zap ik ijlings naar belendende percelen. Nee, ik lust die gozer niet. En van virussen heb ik ook mijn bekomst.

Geen groot licht

Hoewel ik een uitermate spaarzaam mens ben ─ volgens sommigen balanceer ik zelfs op de rand van regelrechte vrekkigheid ─ pleeg ik tijdens het boodschappen doen nooit gebruik te maken van reductiebonnen, die men te kust en te keur aanbiedt. Schijthuizen kun je ermee dekken. Er is geen aanhalen aan en ik heb echt geen zin om kostbare tijd te verkwanselen aan het uitknippen en verzamelen van die lucratieve drukwerkjes.

In een lokaal reclameblad ─ Tips, meen ik me te herinneren ─ viel mijn oog onlangs op een bonnetje, waarmee ik € 1 korting kon krijgen als ik me zes blikjes Coca Cola Zero aanschafte. Nu ben ik een grootverbruiker van deze frisdrank en € 1 vind ik niet bepaald een peulenschil, dus wapende ik me met een schaar en zette me aan het knippen: een bezigheid waarmee ik ─ als zoon van een kleermaker ─ gekipt en gebroed ben.

De oogopslag van de caissière in de supermarkt deed een minimum aan hersenactiviteit vermoeden. Ze had aan de bron der intelligentie vermoedelijk slechts de lippen bevochtigd. Ik wilde haar mijn bon overhandigen, maar ze maakte een afwerend gebaar en sprak op nogal barse toon:
“Ge moet hem zelf scannen. Ik mag er niet aankomen, vanwege de ‘Croma’.”
Die moeilijke woorden altijd! Waarom heet zo’n virus niet gewoon Sarlowietje, of Alfonsientje als het een vrouwtje is?

Dat wicht had me eigenlijk niets te bevelen en ik moest helemaal niets. Ik slikte evenwel mijn protest in en presenteerde mijn bon aan het leestoestel, dat weliswaar verwoed met zijn rode oogjes knipperde, maar niets registreerde. Mijn tegenspeelster loosde een putdiepe zucht, griste het papiertje met lange vingers uit mijn hand en voerde per toetsenbord de gegevens ervan in, waarna ze me het documentje teruggaf.
─”Gooi het buiten maar in de vuilnisbak!” zei ze.
─”En waarom zou ik dat doen?” verbaasde ik me. “Bij een volgende gelegenheid kan ik het nog een keer gebruiken.” Ze keek me aan als een bos uien, met een gezicht van man-waar-heb-je-’t-over. “Trouwens,” vervolgde ik, “hoe zullen jullie die ene euro kunnen recupereren als je de leverancier geen bewijs van uitbetaling kunt voorleggen?”
Ze schudde even aan haar hersenstruik, beroofde me toen ten tweeden male van het ding en borg het op.

“Ze hebben net gebeld van het ziekenhuis”, mompelde ik in het onverstaanbaars toen ik de winkel verliet. “Je hersens zijn klaar.”

Thuis pleeg ik altijd mijn kassabon te controleren. Toen ik dat deed, kwam ik tot de ontdekking dat ze alle artikelen waarvan ik meerdere eenheden aangeschaft had slechts één keer aanrekende, waardoor ik zo maar even € 17,40 te weinig betaalde. Vraag me niet hoe ze dat klaarspeelde, want ik zou het echt niet weten en het interesseert me ook geen fluit.

Haar bazen zullen haar wellicht niet tot caissière van het jaar verkiezen, maar ik wel. Hadsikadee!

Naar de filistijnen en naar Pearle

Ouder worden is een ramp die steeds weer toeslaat en in stijgende lijn bergafwaarts gaan. Ik dien noodgedwongen gebruik te maken van een leesbril. Het moet gezegd dat ik nogal slordig omspring met dat hulpstuk. Het gebeurt niet zelden dat ik het optisch instrument verstrooid naast me neerleg op de bank, om iets te verrichten dat geen bril vereist. Het stond in de sterren geschreven dat deze nonchalance op een dag slecht zou aflopen en dat is dus gebeurd.

Ik zat wat ontspannende lectuur tot me te nemen ─ Heroes van Stephen Fry ─ en diende die aangename bezigheid te onderbreken, om wat overtollig en hoogst opdringerig vocht uit mijn lichaam te verwijderen. Toen ik verrichter zake terugkeerde en op de bank neerdaalde, lette ik niet op de bril die ik daar achteloos had achtergelaten. Daardoor ontstond er – hoe zal ik het zeggen? – een enigszins protesterend, want krakend geluidje onder mijn zitvlak.

Ik mat de schade op. Een van de glazen was ontsnapt uit de montuur, die trouwens deerniswekkend verbogen was. Ik probeerde de averij nog zelf te herstellen, maar ik heb daar absoluut geen handje van en maakte er dus een potje van, zodat ik me noodgedwongen naar een winkel van Pearle begaf.

Daar wachtte me een warm welkom. De dame die me te woord stond, liep bijna over van hartelijkheid. Ik kreeg een stoel aangeboden; ze trakteerde me op een voortreffelijke beker koffie (Java) en ze zorgde ervoor dat mijn bril binnen de kortste keren hersteld was, zonder dat de ingreep me een cent kostte.

Dat Pearle klantvriendelijkheid hoog in het vaandel voert, is een ding dat zeker is. Alle punten! Als het goed is, zeg ik het ook.

Pearle