Eergisteren was mijn televisie jarig. Vijftien jaar! Dat kan tellen voor een toestel ─ een zogeheten ‘flatscreen’ ─ waarvan men beweert dat tien jaar een respectabele, om niet te zeggen gezegende leeftijd zou zijn.
Gisteren, amper één dag na die verjaardag, gaf ze ─ televisies behoren volgens mij tot de vrouwelijke kunne ─ er evenwel plotsklaps de brui aan. Ze deed dat niet op spectaculaire wijze. Nee, ik zat gemoedelijk te kijken naar hetgeen ze tentoonspreidde toen ze opeens een ontploffinkje produceerde, nu ja, ontploffinkje, laten we zeggen een voor haar doen een nogal onchristelijk geluidje ─ pets! ─ en van de weeromstuit uitdoofde.
Tja, daar stond ik dan met mijn goeie gedrag. Ik stuiterde wat rond als een pingpongbal, maar vervolgens bleef ik niet bij de pakken neerzitten en nam een kloek besluit: ik begaf me op internet en bestelde een nieuwe televisie, van Sony, inclusief een ding dat soundbar heette. Aangezien ik een compositie voor twee linkerhanden ben en zelfs als ik op stoot ben een kerk op zijn toren zou zetten, maakte ik meteen gebruik van het aanbod van het bedrijf in kwestie, om niet alleen voor de levering in te staan, maar ook voor de installatie te zorgen, zij het tegen betaling van vijfenzeventig euro.
Binnen de kortste keren deelde men me per e-mail mee dat zowel de levering als de installatie reeds de daaropvolgende dag zouden gebeuren, meer bepaald tussen vijf over elf en vijf minuten na de middag, hetgeen ik een nogal onnozele tijdsaanduiding vond. Van mij mocht dat gerust elf en twaalf uur geweest zijn.
’s Anderendaags … Twaalf uur. Eén uur? Twee uur. Drie uur … en geen mens te zien of te horen. Hoe was het gods ter wereld mogelijk?! Ik begon het al danig op mijn teringtietjes te krijgen. Pas om vier uur daagden zowel mijn televisie als de installateur ervan op. Hèhè!
“Ik heb me vanmorgen overslapen en daardoor worstel ik nu met vertraging”, bekende de man met verfrissende eerlijkheid.
Ik vergaf het hem. Tenslotte had hij als excuus van alles kunnen verzinnen ─ file, panne, lekke band, overstekend wild ─ maar hij had zich overslapen … en dat kan iedereen overkomen.
Aanvankelijk was ik van plan geweest om het bedrijf in kwestie genadeloos de mantel uit te vegen, maar als hun werknemer de euvele moed had om zich niet achter leugens te verschansen, wilde ik graag de hand over het hart strijken en doen alsof mijn neus bloedde …
… al hadden ze me natuurlijk wel even kunnen waarschuwen dat er een vertraging zat aan te komen, of me achteraf een excuusje kunnen aanbieden, maar daar zijn ze kennelijk te ‘cool’ en te ‘blue’ voor.