Hoe open je een internetdocument?
Volgens de West-Vlaamse televisiezenders Focus en WTV doe je dat op dezelfde manier als een deur: met een klink!
Logisch toch.
Hoe open je een internetdocument?
Volgens de West-Vlaamse televisiezenders Focus en WTV doe je dat op dezelfde manier als een deur: met een klink!
Logisch toch.
De twee knapen ─ ik ben heel slecht in het schatten van leeftijden, maar ze zullen zo’n jaar of twaalf geweest zijn, vermoed ik ─ waren zich niet bewust van mijn aanwezigheid, want ik zat verscholen achter een heg, maar ik kon ze wel horen en stiekem hun conversatie beluisteren.
Eerst hadden ze het over een manspersoon, een onderwijzer wellicht, die ergens op een kerkhof (?!) betrapt was terwijl hij zich aan een mokkel vergreep. Dat gaf aanleiding tot wat gemeesmuil, waarna een van de jongens in een poëtische bui ontstak. Nu ja, poëzie met een vetrand dan. Hij reciteerde immers:
“Hoeperdepoep zat op de stoep
en deed daar vuile manieren.
Hij stak zijn tap in Mietjes gat
En Mietje begon te tieren.”
Ze beleefden beiden buitengewoon veel lol aan dat gewaagde kunstgewrocht en zelf wist ik ook niet waar ik heen moest rennen van het lachen, dus bleef ik stilletjes zitten genotteren en hield me koest. De metgezel liet zich immers niet onbetuigd, want zo zijn mannen en jongens nu eenmaal: ze moeten en ze zullen mekaar de loef afsteken. Hij bracht derhalve dit ten gehore:
“Onder de tietenbrug
daar lag zij op haar rug:
beentjes wijd open en broekje gescheurd,
wat is er daar gebeurd?”
Dat ik het niet wist, maar ik kon het wel vermoeden. Ik mocht wel denken dat zijn kameraad het daarmee bekeken zou houden, maar ik dacht verkeerd. Hij was niet meer in te tomen en begon zelfs te zingen:
“Wij zijn de paters jezuïeten,
dat zijn de mannen met grote pieten.
Wij zijn ook homoseksuelen,
wat kan een blote vrouw ons schelen?!
Wij drinken bier
en we poepen als een stier,
want wij zijn de homoseksuelen.”
Er volgde een lachsalvo dat op de schaal van Richter kon worden waargenomen en zelf kon ik nog maar net mijn lach inslikken, maar toen zochten beide dichters andere oorden op.
Hèhè, daar had ik, woordkunstenaar zijnde, niet van terug. Er is een tijd geweest dat kinderen en jongelui deugdzaam opgroeiden. Hoe lang is dat wel niet geleden? Op die leeftijd wist ik nog geeneens waar de kindjes vandaan kwamen, laat staan hoe die gemaakt werden.
Nu ja, die twee hadden toch maar jongensachtige gein met elkaar en vandaag de dag ─ in deze roerige tijden ─ is dat mooi meegenomen.
Aan de kassa van de supermarkt werd ik voorafgegaan door twee pittige tantes, die zich zo te zien aan de verkeerde kant van de middelbare leeftijd bevonden en die eveneens in een wachtrij stonden.
Ze maakten van dat oponthoud gebruik om tegen elkaar aan te kakelen. Het onderhunsje ging over een crematie, wat niet bepaald een hartverheffend gespreksonderwerp is, want er bestaan vervullender bezigheden dan een verassing.
─”En?” vroeg de ene. “Hebben ze hem uitgestrooid?”
─”Neen!” schuddekopte de andere. “De dochter heeft de urine meegenomen naar huis.”
Haar metgezellin vond dat kennelijk de normaalste zaak van de wereld. Ik anders niet. Te mijnent geen urne op de schouw, laat staan urine.
Hadden jullie haar verspreking opgemerkt? Het scheelt slechts één lettertje, maar het is wel een wereld van verschil.
De vrouw ─ haar uiterlijk verried dat ze wel eens lekker gegeten had en ze was bovendien ingeduffeld alsof er een nieuwe ijstijd naakte ─ verliet de supermarkt en begaf zich met deprimerend gesjok achter een winkelkar naar haar auto, die zich in een uithoek van de parkeerplaats bevond. Ze merkte niet dat ze een van de door haar aangekochte artikelen verloor.
Een ietwat verfomfaaide man, die op enige afstand in haar kielzog dobberde, had dat wel in de gaten. Hij raapte de doos op en begon luidkeels namen te scanderen, wellicht omdat hij het mens van haar noch pluimen kende.
“Maria! Ingrid! Jeanine! Mechtilde!” riep hij met vrolijk aplomb.
De vrouw sloeg daar geen acht op. Ze keek zelfs niet achterom en vervolgde haar weg met kwalijke tred. De man zette de achtervolging in en bleef tevergeefs met namen strooien als Sinterklaas met pepernoten:
“Coleta! Marleen! Sophie! Juliana!”
Hij passeerde de plek waar ik mijn koffer stond vol te laden, keek me aan, haalde de schouders op en klaroende:
“Ze is voorzeker lesbisch, want ze luistert naar geen mannen.”
Ik lag in een deuk. Het scheelde echt niet veel of men moest me reanimeren. Er zijn van die mensen die nooit om een fint verlegen zitten en hij was duidelijk wat men hoofdschuddend ‘me er eentje’ noemt.
Ik behoor helaas niet tot die categorie. Ik moet altijd even mijn hersens interviewen voor ik met een enigszins geschikte riposte of een hilarische trouvaille op de proppen kom. Weliswaar niet zo heel erg lang, maar toch …
Ik heb me tegen beter weten in toch maar een agenda voor 2020 aangeschaft. Je bent een optimist, of je bent het niet … en ik ben het.
Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat scooters heel vaak bereden worden door zowel vrouwelijke als mannelijke kamerolifanten met enorme ruiven.
Ik bezocht onlangs een van de talloze rommelmarkten en het viel me op dat men de meeste bezoekers van zo’n evenement ook beter bij de kraak zou zetten.
Ik ben er steeds stelliger van overtuigd dat we beter af zouden zijn zonder de Europese Unie.
Er zijn van die mensen die je beginnen te volgen op Twitter, om je dan meteen te ontvolgen zodra jij ze volgt.
Belgische politiek: de kiezer heeft gesproken en de kiezer heeft altijd gelijk, maar we zullen er niet naar luisteren.
─”Ik val nooit in slaap bij de televisie!” protesteerde de man, nadat zijn echtgenote hem daar op nogal spottende wijze van beschuldigd had.
─”Je hebt overschot van gelijk”, antwoordde de vrouw. “Je valt niet in slaap, maar je gaat knock-out; je snurkt als een varken en je bent met geen kanon wakker te krijgen.”
Deze woordenwisseling greep een paar maanden geleden plaats en ik was daar zowel oor- als ooggetuige van, maar besloot wijselijk om me niet in het gesprek te mengen. Partij kiezen, beperk ik tot het stemhokje, waar ik ─ ik vertel jullie geen nieuws ─ steevast de voorkeur geef aan N-VA, wat volgens mij iedere weldenkende Vlaming zou moeten doen, maar ieder zijn meug, zei de boer, en hij at paardenvijgen.
Ondertussen heeft de echtgenote in kwestie haar man een onomstotelijk bewijs geleverd van hetgeen zij beweerde en hij ontkende. Terwijl hij zich bij de televisie in de betovering van een lethargische slaap bevond, bestond ze het om zijn teennagels te lakken in een hartstochtelijk rode kleur die de ogen teisterde.
─”Wel godverdomme hier en gunter!” riep de man toen hij ontwaakte. “Wat is dit nu voor ongein?”
─”Dat moet nochtans gebeurd zijn terwijl je niet lag te slapen bij de televisie”, schamperde zijn wederhelft.
Ze verzweeg dat hij de lak kon verwijderen met dissolvant, met haarlak of desnoods met deodorant, zodat hij zich tijdens de hete hondsdagen van augustus nergens blootsvoets durfde te vertonen.