Tag: kinderen

Vroegrijp ─ 2

De twee knapen ─ ik ben heel slecht in het schatten van leeftijden, maar ze zullen zo’n jaar of twaalf geweest zijn, vermoed ik ─ waren zich niet bewust van mijn aanwezigheid, want ik zat verscholen achter een heg, maar ik kon ze wel horen en stiekem hun conversatie beluisteren.

Eerst hadden ze het over een manspersoon, een onderwijzer wellicht, die ergens op een kerkhof (?!) betrapt was terwijl hij zich aan een mokkel vergreep. Dat gaf aanleiding tot wat gemeesmuil, waarna een van de jongens in een poëtische bui ontstak. Nu ja, poëzie met een vetrand dan. Hij reciteerde immers:

“Hoeperdepoep zat op de stoep
en deed daar vuile manieren.
Hij stak zijn tap in Mietjes gat
En Mietje begon te tieren.”

Ze beleefden beiden buitengewoon veel lol aan dat gewaagde kunstgewrocht en zelf wist ik ook niet waar ik heen moest rennen van het lachen, dus bleef ik stilletjes zitten genotteren en hield me koest. De metgezel liet zich immers niet onbetuigd, want zo zijn mannen en jongens nu eenmaal: ze moeten en ze zullen mekaar de loef afsteken. Hij bracht derhalve dit ten gehore:

“Onder de tietenbrug
daar lag zij op haar rug:
beentjes wijd open en broekje gescheurd,
wat is er daar gebeurd?”

Dat ik het niet wist, maar ik kon het wel vermoeden. Ik mocht wel denken dat zijn kameraad het daarmee bekeken zou houden, maar ik dacht verkeerd. Hij was niet meer in te tomen en begon zelfs te zingen:

“Wij zijn de paters jezuïeten,
dat zijn de mannen met grote pieten.
Wij zijn ook homoseksuelen,
wat kan een blote vrouw ons schelen?!
Wij drinken bier
en we poepen als een stier,
want wij zijn de homoseksuelen.”

Er volgde een lachsalvo dat op de schaal van Richter kon worden waargenomen en zelf kon ik nog maar net mijn lach inslikken, maar toen zochten beide dichters andere oorden op.

Hèhè, daar had ik, woordkunstenaar zijnde, niet van terug. Er is een tijd geweest dat kinderen en jongelui deugdzaam opgroeiden. Hoe lang is dat wel niet geleden? Op die leeftijd wist ik nog geeneens waar de kindjes vandaan kwamen, laat staan hoe die gemaakt werden.

Nu ja, die twee hadden toch maar jongensachtige gein met elkaar en vandaag de dag ─ in deze roerige tijden ─ is dat mooi meegenomen.

Blijf er met jullie fikken af!

Ze vallen weer als paddenstoelen in de brievenbus, om het eens met een compleet van de pot gerukte uitdrukking te zeggen.

Ik heb het over de vaak luxueus uitgevoerde papieren rompslomp, waarmee zij die met het verkopen van recreatieve artikelen de kost verdienen hun waren aanprijzen. Sint-Nicolaas is immers te vierklauwe in aantocht en dat heerschap is een grote afnemer van speelgoed.

Het valt me op dat die folders in deze door racistisch geleuter overwoekerde tijden nog uiterst zelden, ja, zelfs bijna nooit een authentieke Zwarte Piet opvoeren, te weten een koolzwart exemplaar met flakkerend oogwit en schaterrode lippen.

Aangezien er in mijn directe omgeving niemand de komst van Sinterklaas verbeidt, pleeg ik ieder jaar goedheilig man te spelen voor enkele kinderen, die het vooralsnog in dit leven niet erg goed getroffen hebben. Verkleed als de kindervriend en in het gezelschap van een Zwarte Piet breng ik ze een bezoek en overhandig ik ze de speeltjes en de versnaperingen die ik voor ze gekocht heb.

Mijn metgezel is een volbloed Zwarte Piet. Een echte. Hij heet Hurrynarain en hij is afkomstig van het eiland Mauritius, waar gekleurde mensen de eerste viool spelen.

Nu hebben we samen besloten om de cadeautjes en het ‘sneukelbucht’ dit jaar uitsluitend te kopen bij winkels en supermarkten die nog met een echte Zwarte Piet uitpakken en het personage geen roetveegsnoet aanmeten, of hem zelfs helemaal doodzwijgen.

Sommigen pleiten er nu zelfs voor om ook ‘kerst’ uit ons eindejaarsvocabulaire te schrappen. Ja zeg, ik ben daar gekke Gerrit op een houtvlot! Sinterklaas, Zwarte Piet en Kerstmis behoren al eeuwen tot ons folkloristische patrimonium en daar raak je niet aan. Wie er graten in ziet, hoort hier niet thuis en mag van mij gezwind andere oorden opzoeken.

In wat voor muggenziftende tijden leven wij eigenlijk?!

Black

Kluizen

Ik ben al niet bijzonder happig op bezoek en als men het dan ook nog waagt om onaangekondigd te mijnent te verschijnen – ze zijn slechts met weinigen die zich dat mogen veroorloven – steekt er onvermijdelijk onbehagen in me op. Als die visite dan ook nog op groen koren te velde heeft, heb ik helemaal de kanker en ontzettend de tering in. Mag ik?

Er bestaat zo iets als een ongeschreven wet, die stelt dat men willens nillens van kinderen moeten houden. Wel, ik houd hoegenaamd niet van kinderen. Het zijn immers heel vaak lawaaierige lastpakken, die zich niet laten africhten. Ouders van tegenwoordig vinden dergelijk gedrag blijkbaar best, maar ik niet. Ik heb liever geen koters om me heen.

Ik kreeg gisteren totaal onverwacht een koppel op bezoek. Ze waren toevallig in de streek verzeild geraakt en wipten even binnen. Hun oponthoud op onze planeet was niet zonder gevolg gebleven en ze brachten dat resultaat mee: een meisje van zes en een jongen van vier.

Het heeft echt niet veel gescheeld of ze braken mijn kot af, zoals we dat in West-Vlaanderen zeggen. Telefoons, tablet, toetsenborden, afstandsbedieningen, boeken, schrijfgerief … alles moest eraan geloven. De schade is niet te overzien dat het totale gebrek aan discipline en manieren vonden ma en pa kennelijk de normaalste zaak van de wereld. Geen enkele keer wezen ze hun kroost terecht. Dat deed ik dus wel ─ ja zeg, maak het een beetje! ─ en het werd me niet bepaald in dank afgenomen.

Mijn ouders hebben een gentleman grootgebracht. Ik ben keurig en netjes opgevoed en dat kun je nog steeds aan me zien, al zijn mensen natuurlijk nooit zo goed als ze van zichzelf denken. Ik dus ook niet.

Berichten naar de overkant

Ik mag graag wat tijd zoekmaken op een begraafplaats. Noem het voor mijn part een afwijking, maar vraag me niet naar het hoe, het wat of het waarom, want ik moet jullie het antwoord schuldig blijven. Ik denk nochtans niet dat ik een nostalgicus ben. Nu ja, misschien een beetje. De rust van allen daar aanwezig, die ons voorgegaan zijn naar het grote onbekende, heeft een weldadig effect op mijn gemoedstoestand en meer valt daar niet over te zeggen.

Ik had het graf van mijn ouders en mijn zus bezocht en wandelde vervolgens doorheen een berceau, waarvoor het Nederlandse loofgang me een uitstekend equivalent lijkt. Ik trof daar een zitbank aan, daalde erop neer en liet mijn gedachten afdwalen naar een afgelegen plek in mijn binnenwereld, waar ik helemaal niemand toelaat. Jullie dus ook niet.

Die overpeinzingen werden onderbroken door een geritsel aan de overkant van de hoge heg, die zich achter mijn rug bevond.
“Dag pa!” zei een stem, die duidelijk bij een jongen met de baard in de keel hoorde.
Vervolgens gaf hij een uitgebreid relaas van zijn wederwaardigheden en resultaten op school, waarna hij zijn vader toevertrouwde dat hij de vriend van zijn moeder eigenlijk niet echt mocht, maar toch zijn best deed om hem vriendelijk te bejegenen, omdat zijn ma dat graag wilde.

Omdat ik daar zat de luistervinken kreeg ik last van schaamte, of een ander onbehagen van die strekking, dus maakte ik aanstalten om stilletjes weg te sluipen, maar nog voor ik dat kon doen, hoorde ik de jongen opnieuw ‘dag pa!’ zeggen en van het toneel verdwijnen.

Aangezien ik nog nieuwsgieriger ben dan een ekster ging ik toch even kijken naar het graf dat de jongen bezocht had. Zijn vader was slechts vierendertig geworden, maar als hij nog geleefd had, zou hij ongetwijfeld apetrots geweest zijn op zijn zoon.

Ik trouwens ook.

Aan de oever van de vliet

Op een idyllische plek, waar enkel zwakke weggebruikers konden komen en waar het water, niettegenstaande de aanhoudende droogte, overvloedig aanwezig was, had men een aantal robuuste picknicktafels en banken neergepoot. Een fietsende moeder, in wiens kielzog een aanhangwagen met inhoud dobberde – een meisje van naar schatting een jaar of drie – hield halt en streek samen met haar dochter neer op zo’n zitmeubel.

Ze dronken wat, ze verorberden een kleinigheid en hielden een kwieke stroom van opgeruimd gebabbel gaande. Nou moe, dat kind had een stemmetje dat zilveren geluidjes uitstootte en klingelde als een kristallen windgong. Ze had bovendien allerhande snibbige praatjes in de aanbieding en was derhalve een levend voorbeeld van wat we in West-Vlaanderen een snetsebelle noemen.

Toen de vrouw zich wat later opnieuw in gang trapte, dook het hoofd van het meisje op uit haar voertuig.
“Mama, niet in het water vallen, hoor!” riep ze bezorgd.
De moeder beloofde dat ze dat niet zou doen en de prinses schurkte zich gerustgesteld en tevreden in haar koets. Ze wuifde nog even naar me, met een handgebaar dat de Engelse queen haar ongetwijfeld zou benijden.

Kijk, met zulke lieflijke taferelen kan men een glimlach op mijn gezicht borstelen, of me doen grijnzen als een huzaar op vrijersvoeten. Meer zelfs: het maakt mijn dag!

Sommige mensen verblijden de wereld en dat meisje was zo iemand.

Sommige mensen zijn met weinig tevreden en ik ben zo iemand.

Van een omelet kan je geen ei maken

Ik was nog meer dan tweehonderd meter van het meisje verwijderd toen ze me opmerkte en begon te schreeuwen alsof ze in een mes hing:
“Ik verkoop eieren!”

Ze zal een jaar of acht geweest zijn en ze bevond zich bij de monding van een met bomen afgelijnde dreef, die naar een hoeve voerde. Daar had ze een primitief toonbankje geïnstalleerd en daarop haar koopwaar uitgestald.
“Wilt ge eitjes kopen, meneer?” vroeg ze bijna smekend toen ik haar passeerde. Ik kneep de remmen dicht en hield bijgevolg halt. “Ze zijn heel vers en ze komen uit sjarelkippen”, vervolgde ze.
Ik onderdrukte de glimlach die de gemassacreerde scharrelkippen op mijn gezicht wilden borstelen en vroeg:
“Wat kosten ze?”
“Vijfentwintig cent per stuk”, vernam ik. “Twintig cent als je ze allemaal neemt.”
Ze had er wel dertig.
“Ik mag van de dokter niet veel eieren eten”, verklapte ik. “Da’s niet goed voor mijn closetrol.” De nochtans leuke woordspeling ging bij dat jonge wicht natuurlijk compleet de mist in. “Geef er me tien!” zei ik.

Ze begon onverwijld een eierdoos te vullen, maar door de onhandigheid waarmee ze dat deed, zakte plots het toonbankje door zijn poten en haar hele handeltje belandde met een nogal pletsend geluid op de grond. Nu zijn eieren niet echt geschikt om dergelijke brutaliteiten te overleven en ze waren dus met vele die sneuvelden.

Het meisje zette het op een hartverscheurend huilen en ik probeerde haar te troosten, maar ik ben daar absoluut niet goed in. Gelukkig kwam toen haar moeder, die blijkbaar tersluiks een oogje in het zeil hield, aangelopen.

We konden zeven ongeschonden sjareleieren uit de brand slepen en ik heb het verkoopstertje daarvoor vijf euro gegeven, als deelname in de kosten.

Mens toch!

Geen lichtend voorbeeld

kogelpennenIn de aankomst- en tegelijkertijd ook vertrekhal van de supermarkt trof ik dit keer niet enkel in slagorde opgestelde winkelkarren aan, maar ook een nogal primitieve tafel, bestaande uit een houten blad op twee schragen. Daarop had men wat spullen uitgestald: kinderboeken, kogelpennen, wondpleisters en viltstiften. ‘Steun onze kankerpatiëntjes’ verkondigde een A4’tje in zwarte, aan een printer ontlokte letters.

Het zag er allemaal nogal onprofessioneel uit. De dame die het boetiekje bemande … eh … bevrouwde, rookte bijvoorbeeld als een kalkoven en was derhalve niet bepaald een levende reclame voor het goede doel dat ze vertegenwoordigde. Ik besloot om daar voor de verandering eens geen opmerking over te maken, want een mens kan niet blijven op alle slakken zout leggen. Wat mij betreft kan ze zich de kanker paffen.
“Alles kost tien euro”, zei ze terwijl rook alle daartoe beschikbare openingen in haar hoofd verliet.

Zodoende ben ik op dit moment dus tien euro armer en vijf kogelpennen rijker. Ik zal ze bij mijn verzameling voegen, die ondertussen al meer dan tweeduizend schrijfstiften behelst. Alles wel beschouwd, had ik eigenlijk beter die wondpleisters kunnen nemen, voor als ik tijdens het schillen van aardappelen in mijn vingers snijd, of anders zo’n kinderboek, om weg te geven aan een heel arm kindje, van wie de ouders zich geen lectuur kunnen veroorloven.

Ik blijf me afvragen of dit eigenlijk geen truc was van gewiekste oplichters, die een goed doel misbruiken voor eigen gewin. Zou Colruyt de ‘geloofsbrieven’ van die luiden controleren, voor men toestemming geeft om in hun winkelkarrendepot aan de slag te gaan?

Liever in ‘t zwart

We schrijven nog niet eens midden november en de hele heisa omtrent de metgezel(len) van de sinterklazen laait weer op.

Laat me voor eens en altijd duidelijk stellen dat ik enkel de zwarte Zwarte Piet accepteer. De flauwe misbaksels ervan kunnen wat mij betreft de pot op en de boom in.

Leve de zwarte Zwarte Piet …

… en de negerinnentetten natuurlijk!

Mijn sinterklaas betrekt zijn cadeautjes enkel bij winkels en bedrijven die nog een zwarte Zwarte Piet durven op te voeren.