Tag: seks

Aline viert een verjaardag

De Spaanstalige Rogaciano – ik wou dat ik zo heette – kwam als zestienjarige uit een ver buitenland in onze contreien terecht. Ik genoot het voorrecht en het genoegen om hem in de geheimen van de Nederlandse taal in te wijden.

Nu was hij absoluut niet schadelijk voor de ogen en het duurde dan ook niet lang of hij had een vriendinnetje, Aline, dat hij binnen de kortste keren bezwangerde.
─”Lieve deugd!” riep ik toen ik dat vernam. “Gebruik je geen condoom dan?”
Hij bleef het antwoord schuldig, maar Aline verstrekte me gewillig tekst en uitleg.
─”Het was zijn verjaardag”, zei ze, “en als cadeau mocht hij een keertje zonder. Het was meteen prijs.”

Rogaciano wist even niet waar hij zich bergen moest en kleurde tot achter zijn oren. Ik van mijn kant wist gewoon niet wat ik hoorde en zat te kijken alsof er zich een geest gemanifesteerd had.

Aline legt een markante oprechtheid, een volslagen gebrek aan kapsones en een niet klein te krijgen naturel aan de dag, maar ze heeft aan de bron der intelligentie slechts de lippen bevochtigd. Ze is een simpel zieltje, dat zelfs een gebruiksaanwijzing nodig heeft voor kauwgum … maar daarover later meer. Dat Rogaciano het een keertje zonder jasje mocht doen en dat ook deed, was overigens ook niet bijster snugger van hem.

Wordt eerlang vervolgd.

De Griekse beginselen

In het alom bekende Keniaanse natuurreservaat, de Masai Mara, heeft men onlangs twee mannelijke leeuwen ontdekt, die met elkaar lijken te paren en dus homofiele trekjes vertonen.

In Kenia is homoseksualiteit evenwel strikt verboden, zelfs in de eenentwintigste eeuw. Wie er zich aan overgeeft en betrapt wordt, riskeert een gevangenisstraf die tot veertien jaar kan oplopen. Het ‘onoorbare’ gedrag van deze leeuwen noopt de achterlijke malloten die het land besturen derhalve tot maatregelen.

Ene Dr. Ezekiel Mutua – ik koester grote twijfels omtrent de geldigheid van de titel die hij aan zijn naam toevoegt – die verantwoordelijk is voor de censuur in dat Afrikaanse land – ja, jullie lezen het goed – eist maatregelen. Hij is de mening toegedaan dat de leeuwen hun seksuele uitspattingen afgekeken hebben van mannen, die zich in de bosjes van het natuurreservaat verschuilen, om … eh  … het met elkaar te doen.

Ik vermoed dat Dr. Mutua mijn blog niet zou lezen. Mocht hij dat wel doen, wil ik toch even het volgende aan hem kwijt:
Als ik homo zou zijn en de behoefte gevoel om tot de actie over te gaan en een kunstje te maken, zal ik toch zeker geen afwerkplek kiezen, waar leeuwen me kunnen bespieden, want het is algemeen bekend dat zulke roofdieren hun activiteiten meestal niet tot bespieden en imiteren beperken.

Vibrafoon

Ik telefoneerde een paar keer naar een vriendin, maar kreeg aanvankelijk geen gehoor. Pas tijdens mijn vierde poging verwaardigde ze zich me te woord te staan.
– “Waar zat je in vredesnaam?” vroeg ik. “Ik heb me ongeveer het schompes gebeld.”
– “Sorry hoor,” zei ze, “maar mijn telefoon stond in de vibratorstand.”

Tja, dat verklaart veel natuurlijk.

Stradivariussen en andere violen

Ik zit me al de hele week ’s avonds te verlustigen aan de finale van de Koningin Elisabethwedstrijd voor klaaghout … eh … voor viool. Gisteren genoot ik bijvoorbeeld uitermate van de magische vingertred van ene Oleksii Semenenko uit Oekraïne. Hij waagde zich aan het concerto in D opus 47 van Jean Sibelius. Nou moe, die gozer wist van wanten. Hij speelde niet alleen de pannen van het dak, maar ook de sterren van de hemel.

Katelijne Boon en Vincent Verelst verzorgen de presentatie van het programma. Tja, ze doen hun best, daar niet van, maar ze beschikken geen van beiden over de panache en het verfrissend naturel van het natuurtalent Thomas Vanderveken, die helaas wegens andere verplichtingen verstek moest laten gaan. Katelijne en Vincent ontvangen telkens een drietal praatgasten, die in meer of mindere mate onderlegd zijn in de vioolspeelkunde. Gisteravond was dat onder meer Justine Bourgeus, de violiste van de barokpopband School Is Cool.

“We horen dat je graag experimenteert met je viool”, zei Katelijne tegen haar.
Ik schoot in de lach, maar ik had net een versnapering aan mijn mond toevertrouwd, zodat ik me deerlijk verslikte en me zowat de longen uit de lijf hoestte.

Beste Katelijne, in Vlaanderen, en zeer zeker in West-Vlaanderen, moet je een vrouw nooit van zoiets betichten, want een viool is hier niet enkel een strijkinstrument, als je begrijpt wat ik bedoel, en er zullen ongetwijfeld altijd verdorven geesten in de buurt zijn die heel hard om zo’n uitspraak moeten lachen, maar net een kleinigheid aan het verorberen zijn, die onverhoeds het verkeerde keelgat binnendringt, met alle gevolgen van dien.

Lentekriebels

bank

Ik zat op een bank, geruggensteund door een leuning en met rugdekking van een metershoge haag, waarachter zich allicht frivoliteiten of toch zeker seksuele dadelijkheden voltrokken, want opeens hoorde ik een vrouwenstem zeggen:
“Allez vooruit kerel! Schiet eens een beetje op!”
Er volgde enig geritsel en wat gehijg, waarna de vrouw opnieuw het woord nam en mopperde:
“Ja zeg, komt er nog wat van of zal ik een langzame wals opzetten?”
Ik spitste weliswaar de oren, maar meer dan wat gesnuif vermocht ik niet waar te nemen.
“’t Is welletjes geweest!” zei ze toen ongeduldig. “Je hebt nu genoeg gesnuffeld.”

Gesnuffeld?!

Het werd stil aan de overkant, maar niet veel later liet een opening in de haag een meisje los. Ze had een hondje aan de lijn. Het snuffelde.

Graffitikunst

grafitti

Jullie zitten waarschijnlijk nogal verbaasd naar de afbeelding hierboven te kijken, want meer dan een voobijsnellende trein achter een transformatorhuisje valt er niet te zien. Ik ben jullie dus wat tekst en uitleg verschuldigd. Op dat vlak naast een spoorwegovergang gelegen transformatorhuisje prijkt een door een graffiteur aangebrachte tekst, die ik gevoeglijkheidshalve verdoezeld heb, want het is een nogal vulgaire ontboezeming die ik eigenlijk niet kan billijken. Hoewel ik tegen een stootje kan, en jullie vermoedelijk ook, wil ik het op mijn blog toch niet al te gortig maken. Als jullie de afbeelding aanklikken, en dat doen jullie dus vrijwillig en op eigen risico, kunnen jullie het gewrocht in volle glorie aanschouwen. Zeg niet dat ik jullie niet gewaarschuwd heb.

Als ik hier desalniettemin aandacht aan dat fenomeen besteed, is het omdat ik daar twee opmerkingen bij heb.
1. Die schabouwelijke tekst ontsiert nu al meer dan twee jaar dat transformatorhuisje. Al die tijd heeft niemand zich de moeite getroost om daar wat aan te doen, hetzij met een reinigingsmiddel, hetzij met een laagje verf. Ik weet niet wie voor die klus moet opdraaien ─ de Spoorwegen, een elektriciteitsmaatschappij, of nog een andere instelling ─ maar ik vind dat men er nu toch langzamerhand eens werk moet van maken om die platvloersheid uit het Vlaamse landschap te verwijderen.
2. Wat bezielt een (jonge)man ─ ik mag geredelijk veronderstellen dat het hier een man betreft ─ om zich in het openbaar te buiten te gaan dergelijke schunnigheden? Zou zo’n kerel daar een stijve van krijgen?

Wie heeft dat daaruit getrokken?

Ik mag dan misschien in Belgenland wonen, maar van nature ben ik een echte gaucho. Eigenlijk zou ik me iedere morgen op de rug van een Argentijnse Criollo ─ een Criollo is een paard, laat daar vooral geen misverstand over bestaan ─ moeten gooien, om vervolgens lustig over de uitgestrekte pampa te galopperen. Ik plaats daarvan installeer ik me regelmatig op het zadel van mijn stalen ros ─ ik heb dat bij vorige gelegenheden naar aluminium ros gecorrigeerd, maar dat klinkt lang niet zo stoer ─ om op de rand van evenwichtsverlies aan de zwerf te gaan en onderweg anekdotes te sprokkelen.

Over paarden en anekdotes gesproken … Ik kan me vergissen, maar ik heb stellig de indruk dat er zich steeds meer van die edele dieren in deze contreien ophouden, al dienen ze zich bij ons meestal met een in meer of mindere mate bekrompen weide tevreden te stellen. Paarden horen eigenlijk vrijelijk over steppen, savannen, toendra’s, poesta’s, taiga’s, pampa’s en wat er nog meer aan schier grenzeloze grasvlakten bestaat te draven. Maar goed, ik kan nog zoveel willen.

Hij/zij stond daar als een paard in de regen. Kennen jullie die zegswijze? Kan men een zieliger tafereel aanschouwen dan een paard dat roerloos regen staat te ondergaan? Het heeft iets aangrijpends: de onzegbare droefheid die ook een geslagen hond tentoonspreidt. Hoewel het gisteren helemaal droog bleef en we zowaar een verrukkelijke lentedag beleefden, ontmoette ik een paard op mijn weg dat in de weide stond te somberen alsof het pijpenstelen regende, zo nu en dan afgewisseld met oude wijven. Het dier verroerde geen vin … nu ja … dat is een beetje een ongelukkige uitdrukking, want een paard heeft natuurlijk geen vinnen, maar jullie begrijpen ongetwijfeld wat ik bedoel. Een paard heeft ook geen vleugels, maar dat belette Pegasus niet om vrolijk door het Griekse zwerk te fladderen.

Ik kneep de remmen dicht, stapte van mijn fiets en wapende mijn kodakje, want het was zo’n mooi exemplaar dat ik het wilde vereeuwigen. Ik begon te mikken en te kadreren en terwijl ik dat deed, zag ik opeens iets uit de buik van dat paard neerdalen. Hij kreeg me daar een erectie van je welste. De meesten van jullie zullen weten dat je daar bij hengsten absoluut niet naast kunt kijken. Hij geilde op me!

Ik maakte dat ik daar wegkwam, want je moet zo’n dier niet uitdagen. Honden willen ook altijd mijn been berijden … en als jullie willen weten hoe ik aan die ietwat vreemde titel van mijn stukje kom, moeten jullie beslist even een vroeger schrijfsel van me lezen, met name Voorlichting.