Tag: communicatie

Het West-Vlaamse koeterwaals

Zoals jullie weten, ben ik een grote fan van het weergaloze West-Vlaamse dialect. Om te voorkomen dat prachtige woorden, zinnen en uitdrukkingen in onbruik raken, of zelfs helemaal verdwijnen, zal ik dat zo nu en dan met een kleine bloemlezing proberen te vermijden.


een astrabanselienge:

= een ingewikkelde toestand, een strubbeling, een chaos, een handgemeen


een verdestewaasje:

= een chaos, een verwarde toestand, een warboel


een bataklang = een tammesoor

= een rommeltje, toebehoren, hebben en houden


een fietematrulle:

= een dadel


vanensentens:

= over de hele lengte, van einde tot einde


scherreldewiep:

= schrijlings


mezienke (gods)!

= uitroep: inderdaad! warempel!


kardjasse geven = slunse geven = vanieke geven:

= er de sokken in zetten, zich hard inspannen, tempo maken


godverhemelstepeirdepreuten!

= uitroep van verbazing, ontzetting, ongenoegen

een kaliesjeklutser:
= een nietsnut, een verfoeilijke man


een klunten zoetekoeke:

= een domme, brave sul


een netebuk:

een achterbakse, geniepige man

Ik ben nummer 2201

Onlangs, op 14 januari, beviel ik hier van mijn geesteskindje nummer 2201, sinds ik op 15 november 2009 dit blog begon te bevruchten.

Ik weet het: het is niet bepaald een gedenkwaardige mijlpaal of een wereldschokkende gebeurtenis, maar ik wou het toch even gezegd hebben, kwestie van mijn getormenteerde ego wat te strelen.

Als ik mezelf niet kietel, lach ik nooit.

Wij van toen … en nu

Rubenyyo

Ik ben al bijna een eeuwigheid bevriend met Rubén uit Argentinië. We hebben talloze maanden samen doorgebracht en zowel Zuid-Amerika als Europa doorkruist. Hij was gisteren jarig, dus ontspon er zich een ‘praatje’ op WhatsApp.

WhatsApp


Vandaag denk ik aan jou, Rubén, en ik ben opnieuw bij jou, terwijl ik terugkeer naar alle uren die we samen doorbrachten en naar alle plaatsen die we zij aan zij bezochten. Zoals de Franse auteur, François Villon, al in een 1461 schreef: “… mais où sont les neiges d’antan?” (… maar waar is de sneeuw van vroeger gebleven?) Gelukkige verjaardag, lieve vriend.


Duizend keer bedankt, BENJI, VRIEND VAN HEEL MIJN LEVEN, en de sneeuw van eertijds verwarmt vandaag onze harten, en die landschappen en herinneringen vullen heel onze ziel, terwijl ze ons iedere dag de kracht en de zin geven om voort te dromen van een oneindige wereld om te doorkruisen.
Vriend van me, er gaat geen dag voorbij zonder dat ik denk aan de maanden die we samen doorbrachten, aan de duizenden kilometers die we zij aan zij aflegden, babbelend en gekscherend, genietend van een andere wereld dan die van vandaag, zonder technologie. Dank je om aan mijn verjaardag te denken. Ik hoop je terug te zien en je te omhelzen in een nabije toekomst.


Rubén, je bent een mijlpaal in mijn leven en ik overdrijf geenszins. Dank voor je vriendschap.


Er kan geen twijfel over bestaan dat dit wederzijds is. Ik kan mijn leven niet onder woorden brengen zonder jou te vermelden. Jouw vriendschap is altijd mijn trots geweest.


Op mijn profielfoto van Whats App zie je mijn twee kleinkinderen, Tali en Isabella.

Kijk, daar ben ik nu blij mee, zie. Vriendschap kent geen tijd, geen afstand en geen grenzen. Het is een strohalm waaraan ik me in deze benarde tijden van ziekte en oorlog vastklamp. Als het allemaal een beetje meezit, reis ik over een paar maanden naar Argentinië.

Hier spreekt men Vlaams

moedertaaldag

Ik laat me nog steeds weinig gelegen liggen aan wat men sociale media noemt en die ik als de latrine van de publieke opinie beschouw. Tegenwoordig heet dat ‘social media’, want het Nederlands schiet steeds vaker woorden te kort en de hedendaagse mens roert graag wat vermijdbaar Engels door hetgeen hij/zij zegt en schrijft. Ik dus niet. Nooit!

Bovendien lijkt men zich steeds vaker aan kakografie te bezondigen. Velen schrijven beroerd en kreupel. Vooral de dt-fouten vliegen in het rond als distelpluizen en ik stoor me daar mateloos aan. Dergelijke miskleunen vind ik even erg als valse muzieknoten en laten we wel wezen: zo moeilijk zijn die regels nu toch ook weer niet.

Ik heb net een exemplaar van de nieuwste editie, de zestiende, van de Dikke van Dale gereserveerd. Die verschijnt over een maand, op 22 maart, en kost € 179 € tot 19 april. Daarna wordt dat € 209.

Ik hoop dat men bij van Dale nu eindelijk dat verfoeilijke ‘Belgisch Nederlands’ geschrapt heeft. Het zal wel niet zeker?

Belgisch Nederlands is Vlaams. En daarmee uit!

‘t Is huilen met de pet op

Woordvoerders ─ tegenwoordig vaak woordvoersters ─ zijn ook niet meer wat ze geweest zijn.

Men mag geredelijk van ze verwachten dat ze over enige communicatieve vaardigheden beschikken, maar dat is lang niet altijd, ja, zelfs zelden het geval.

Ze stoten teksten uit in het onverstaanbaars; ze zoeken veelvuldig hun toevlucht tot eh en euh; ze bezigen woorden die normale mensen nooit gebruiken, tenzij een kruiswoordraadsel hen daartoe verplicht; ze beschouwen voorzetsels als loslopend wild; ze morsen met superlatieven; ze zijn verslaafd aan staande uitdrukkingen en clichés en ze roeren graag wat Engels door hun Nederlands.

Ik duld geen anderstalige woekeringen in Nederlandse zinnen. Spreek je moers taal! Of hou je klep!

Hallmark gebruiken is kladdeboteren

Hoewel ik het hardnekkig blijf proberen, kan ik mezelf niet langer voorliegen dat ik jong ben. Ik heb immers de Dode Zee nog gekend toen die nog leefde.

Nee, ik ben inmiddels helemaal van mijn jeugd bekomen en men beweert zelfs dat ik me een beetje ouderwets durf te gedragen. Misschien is dat wel zo, want ik klamp me nogal gewillig vast aan enigszins voorbijgestreefde gewoontes. Zo heb ik bijvoorbeeld een haat-liefdeverhouding met de moderne communicatiemiddelen, zoals aaifoons, smoelenboeken, e-mails, sms-berichten en wat dies meer zij.

Als iemand uit mijn kennissenkring ten prooi valt aan een feestelijke of gedenkwaardige gebeurtenis ─ zoals daar zijn: verjaardagen, jubilea, geboortes, communies, jaarwisselingen, allerhande vieringen, ziektes en zeertes, sterfgevallen ─ pleeg ik daar nog steeds een met kalligrafische hand beschreven kaartje aan te besteden, dat ik vervolgens aan Tante Pos toevertrouw.

Ik laat mijn vaak bevlogen, ja, soms zelfs ronduit poëtische boodschappen bij voorkeur uit een ouderwetse vulpen vloeien en daar zijn de meeste wenskaarten ─ en zeker die van Hallmark ─ absoluut niet blij mee. Het duurt uren voor ze de inkt laten opdrogen en als je ondertussen even niet oplet, veroorzaak je een kliederboel van je welste.

Heremijntijd! Ik heb zodoende al een klein fortuin aan kaarten verkwanseld, maar ik weiger halsstarrig afstand te doen van mijn geliefde vulpennen. Hallmark daarentegen … komt bij mij het huis niet meer in.

Zou Sandra een manwijf zijn?

Een van mijn telefoons gaf te kennen dat iemand me probeerde te bereiken.
─”Met Benjamín!” maakte ik me kenbaar met een Spaans accent ─ BenchaaMIEN ─ en de diepe basstem ─ timbre contrabassaxofoon ─ waarmee ik toegerust ben.
─”Is ’t met Sandra?” vroeg een vrouw in mijn oor.

Sandra?! Met zo’n nobele bas van een spreekorgaan? Sommige mensen hebben toch echt een bord voor hun kop. Of zou die Sandra toevallig over de viriele stem van een oudtestamentische god beschikken?

Stoorzender

Ik gebruik zelden mijn vaste telefoon en als die al eens rinkelt, of beter gezegd een nogal naargeestig gezoem produceert, krijg ik meestal een Engelstalige correspondent(e) te horen, die me zogezegd belt in opdracht van Microsoft, om … ik weet niet wat aan me op te solferen, zoals we dat in Vlaanderen zeggen, want nog voor ze dat kunnen uitleggen, heb ik al de verbinding verbroken. Ik heb me daaromtrent al eens omstandig opgewonden in het schrijfsel Stoorzenders.

Gisteren rinkelde … eh … zoemde dat toestel opdringerig en ik kreeg een aangename vrouwenstem aan de lijn, die bovendien Nederlands sprak.
–”Dag meneer!” zei ze. “Ik ben Liselotte Vanzwiereltruus.” Zo heette ze natuurlijk niet, maar ik ben haar naam vergeten. “Ik ben in hoge mate begaan met het welzijn van de mensen. Mag ik u vragen hoe het met u gaat?”
–”Wie zei u dat u bent?” koesterde ik argwaan.
–”We kennen elkaar niet, maar …”
–”Waarom belt u me dan?” kapte ik haar af.
–”Wel,” zei ze, “ik ben getuige van Jehova en …”
–”Niet geïnteresseerd!” riep ik. “Dag mevrouw!”
En ik drukte haar brutaal mijn oor uit.

Wel, heb je van je leven! Die luiden plachten op zondagmorgen bij je aan te bellen, om je leven binnen te dringen. Door het virus moeten ze het nu waarschijnlijk over een andere boeg gooien en proberen ze je telefonisch te bekeren en zieltjes te winnen, maar …

… niet met deze jongen!