Tag: voedsel

De teloorgang van Colruyt

Op internet slaat Colruyt me voortdurend om de oren met dit bericht:

Colruyt2

Nu ben ik sinds jaar en dag klant bij dat bedrijf, waar ik maandelijks een slordige vijfhonderd euro besteed, al gebeurt dat de laatste tijd met aanzienlijk minder enthousiasme.Ze laten immers steeds vaker steken vallen:

─  artikelen die ik pleeg aan te schaffen, verdwijnen plots en onaangekondigd uit het assortiment en keren nooit meer terug;
─ het aantal lege rekken neemt stelselmatig toe, naar verluidt omdat ze bij leveranciers niet de gewenste prijs kunnen bedingen;
─  de kwaliteit van wat ze aan fruit en groente aanbieden, laat zeer te wensen over.

Bij mijn laatste bezoek kocht ik onder meer:
– Pruimen … die gewoon niet te pruimen waren.
– Witte druiven … die enkel als pitloze variant beschikbaar waren en waar kraak noch smaak aan zat. Echt een foute hap.
– Gele kiwi’s … die pas na een eeuwigheid rijp zijn en zelfs dan nog een lamentabel resultaat opleveren.
– Bananen … die weliswaar eetbaar zijn, maar geenszins het niveau van Chiquita of Fyffes halen.

Colruyt betrekt fruit en groente grotendeels bij een handelaar die Papillon heet en uitpakt met een nogal onnozele slogan: “fruitzinnig lekker fruit”.

Fruitzinnig lekker?! Hoe verzinnen ze het en daar klopt dus geen ene donder van. Minderwaardig spul, dat is wat ze verkopen.

Ik ga voortaan wel naar een groenteboer.

Mijn gevederde vrienden

voedertafelIn mijn hoedanigheid van dierenvriend in het algemeen, met een voorliefde voor al dan niet bontgevederde vogels, heb ik op mijn tuinterras voor die schepsels een gevaarte neergepoot, dat zowel een voedertafel als een drink- en badgelegenheid omvat.

Sindsdien pleeg ik de gevleugelden, die in groten getale mijn tuin met een bezoek vereren en mij wat kijkplezier verschaffen, iedere morgen fris water en een flinke portie strooivoer te verschaffen. Daar maken ze met zijn allen dankbaar ─ nu ja ─ gebruik van. Helaas krijg ik vooral duiven van diverse pluimage op visite en dat zijn buitengewoon vraatzuchtige wezens … maar goed, ze zijn ook iemands kindje.

Aanvankelijk kocht ik het strooivoer in Colruyt, aan € 3,19 per kilogram, maar dat was echt niet vol te houden. Mijn gasten verslonden maandelijks immers ruim twintig kilogram van die zaden en granen en dat ging me niet in mijn koude kleren zitten. Het kostte me klauwen geld en alleszins meer dan ik aan die lekkerbekjes wilde besteden. Om er me niet blauw aan te betalen zag ik me genoodzaakt uit te wijken naar een leverancier, waar ik het voedsel als het ware in familieverpakking kon krijgen, te weten 2 x 20 kg, aan huis geleverd voor € 46,95, hetzij € 1,17/kg. Nou moe, dat scheelde gelijk een ferme slok op een borrel.

Dientengevolge zullen we met zijn allen nog lang, tevreden en voldaan leven.

Vieze hoest’n

Toen ik per internet het door Colruyt aangeboden assortiment raadpleegde, teneinde mijn boodschappenlijst te redigeren, kwam ik tot de ontdekking dat men in hun slagerij ook bereid konijn kon krijgen.

Ik begon gelijk te likkebaarden en te watertanden, want mijn geheugen keerde gretig terug naar een zalig vroeger, waarin mijn koninklijk kokende moeder, toen ze nog leefde en beroepshalve een meer dan voortreffelijke kokkin was, op onnavolgbare wijze konijn bereidde. Mensen kinderen, dat was smullen! Onvergetelijke klokspijs.

Er stak meteen een ‘vieze hoeste’ bij me op, want zo noemen we een vieze goesting, ofte rare trek in West-Vlaanderen. Ik liet me dus verleiden om in Colruyt 0,714 gram bereid konijn aan te schaffen en daar € 13,55 voor neer te tellen.

Thuis vertrouwde ik het stoffelijk en geprepareerd overschot van dat knaagdier toe aan de microgolfoven en probeerde niet aan het lieftallige wezentje te denken, dat zich voor mijn ‘vieze hoeste’ opgeofferd had.

Het resultaat viel dik tegen en leek eigenlijk nergens op. Het is niet dat ik een verwend verhemelte heb, maar ik heb zelden smakelozer voedsel op mijn bord gekregen. Kataas. Een heel smerige hap.

Als de slagers van Colruyt iets niet beheersen, dan is dat volgens mij toch zeker de ars culinaria: de kunst van het fijne koken.

Konijn van Colruyt: eens en nooit weer!

Mossel noch vis

Tijdens de voorbije zomer heb ik herhaaldelijk gepoogd om me aan het verorberen van Zeeuwse mosselen te verlustigen. Hoewel ik niet bepaald buitensporige eisen aan het bereiden van die weekdieren stel, ben ik er tot op heden ─ de herfst is inmiddels begonnen ─ niet in geslaagd om die in eigen keuken klaar te … eh … stomen.

Ik heb nochtans niet meer nodig dan mosselen ─ uiteraard ─ mosselkruiden, mosselgroenten en mosselsaus. Die ingrediënten vind ik normaliter allemaal bij Colruyt, waar ik zoals bekend al mijn aankopen pleeg te plegen, maar dit jaar laat dat bedrijf  steeds vaker steken vallen, waardoor ik er niet meer aan mijn trekken kom. Ik heb dat hier al eerder aangekaart, maar ik krijg het er nu toch echt op mijn teringtietjes van.

Iedere keer ontbreekt er immers een element van dat voor mij essentiële kwartet in hun winkelrekken. Eerst waren de kruiden niet beschikbaar. Daarna ontbraken de groenten. Vervolgens was de saus nergens te bespeuren en verleden week gaven zowel de kruiden, de groenten en de saus acte de présence, maar de mosselen gaven ‘acte de absence’ en schitterden door afwezigheid. Naar verluidt was de hele voorraad bedorven geraakt en dientengevolge weggegooid.

Ja zeg, Colruyt … schei nu eindelijk eens uit met dat gekleuter! Ik ben steeds vaker ontevreden met wat jullie doen, of juist niet doen, en als jullie zo doorgaan zal ik de ongeveer zevenhonderd euro die ik maandelijks bij jullie besteed voortaan elders verkwisten.

In ‘den Aldi’ bijvoorbeeld.

Winterkost

In de supermarkt lagen er kerststollen wulps naar me te lonken. Nu ben ik danig verlekkerd op die feestelijke baksels, dus deponeerde ik nogal achteloos en vervuld van voorpret zo’n gevalletje in mijn kar.

Thuis kon ik niet snel genoeg mijn lusten botvieren en me aan die godenspijs verlustigen, dus rukte ik wellustig ─ drie keer ‘lust’ in één zin zal wellicht volstaan om mijn ingesteldheid weer te geven ─ het luidruchtige cellofaan open en ontbolsterde zodoende … geen verrukkelijke stollen, maar een kwartet dicht tegen elkaar aangeleunde, voor vogels bestemde vetbollen.

Daar was ik ook hoegenaamd niet blij mee. Kunnen jullie nagaan. Wat een verwarrende verpakking! De vogel voor wie het product bestemd is ─ vermoedelijk een mees ─ was enkel aan de onderkant te zien en dan nog op onopvallende wijze. Welke idioot krijgt het bovendien in zijn bolle kop om voor dieren bestemde artikelen in de onmiddellijke omgeving van de broodafdeling neer te poten?

Tja, ik begin warempel op de Belgische politici te lijken: nooit de hand in eigen boezem steken, maar steevast iemand anders de zwartepiet toespelen.

Culinaire aardigheidjes

Onlangs hebben enkele achterlijke dakhazen ─ ze denken bijvoorbeeld dat clitoris een Grieks eiland en fellatio een karakter van Shakespeare-is ─ het in jolig groepsverband bestaan om de garnaal ─ de crangon crangon ─ tot vis van het jaar te bombarderen, terwijl dat schepseltje niet eens een vis is, maar een schaaldier.

Hèhè, ik weet kennelijk nog steeds de weg in samengestelde zinnen.

Hun flater belet geenszins dat ik het monstertje absoluut niet versmaad en het zelfs een regelrecht lekkerbeetje vind. Garnalen eet men niet, die degusteert en savoureert men.

Toen mijn moeder nog leefde en ze zich als kokkin/traiteur nuttig maakte, begaven we ons regelmatig gedrieën ─ zij, vader en ik ─ naar een handelaar in het Nederlandse, net over de grens gelegen propperige stadje, Sluis ─ een samenscholing van koopziende winkels ─ waar we onder meer zo’n dertig kilogram grijze garnalen insloegen. Terug thuis waren we gezamenlijk uren bezig om die kleinodiën te ontbolsteren ─ pellen noemt men dat ─ waarna moeder die tot nader order zorgzaam in onze falanx diepvrieskisten onderbracht. Ik ben trouwens nog steeds buitengewoon handig in het ontkleden van garnalen, tot grote verbazing en afgunst van zij die me tijdens die bezigheid gadeslaan.

Garnalenkroketten (met gebakken peterselie), tomaat-garnaal (beter bekend als tomate-crevettes) en garnalencocktails … ze zijn onbedaarlijk lekker en zonder enige twijfel  mijn kostje. Ik stouw ze wat graag in mijn voerklep.

Als jongeman heb ik zonder overdrijven en zonder twijfel duizenden garnalencocktails samengesteld, want dat was een klusje ─ nu ja ─ dat moeder mij toevertrouwde, zelfs als ze een maaltijd voor pakweg honderd vijftig personen moest klaarstomen. Spaar me! Iedere coupe diende negentig gram garnalen te bevatten en ze stond erop dat ik dat nauwgezet afwoog, teneinde de afgunstige woordenwisselingen te vermijden, die zich soms bij het nuttigen van tomatensoep met balletjes voltrekken: jij hebt drie balletjes meer dan ik.

Mijn moeder zwoer ook bij cocktailsaus als garnering en begeleiding van het gerecht en ik sluit me daar volmondig bij aan: een garnalencocktail smeekt om whiskysaus en niets anders. Het verbaast me dan ook in niet geringe mate dat ik die in talloze eethuizen voorgezet krijg met een ordinaire mayonaise. Foei!

Laten we wel wezen: restaurants zijn niet meer wat ze geweest zijn. De koks een kokkinnen evenmin. Wat ze tegenwoordig samengooien en in mekaar te frotten, is vaak beneden alle kritiek en soms zelfs een onverhoedse aanval op de smaakpapillen.

Ik kook nog liever zelf!

Sluikse toestanden

Tijdens het fietsen passeerde ik een barakje, waar men luidens een uithangbord vruchten van de zomer kon kopen. Ik heb hier al eerder vermeld dat ik absoluut geen fan van automaten ben, maar in mijn hoedanigheid van zwakkeling liet ik me toch verleiden om in de remmen te knijpen, teneinde te kijken wat men er in de aanbieding had.

Dat waren naast aardbeien ook kersen die, dat stond in grote, ietwat onbeholpen letters vermeld, niet alleen vlezige en sappige eigenschappen bezaten, maar ook van een Belgische teler afkomstig waren. Of dat een meerwaarde is, weet ik eigenlijk niet, maar de kersen zagen er buitengewoon appetijtelijk uit en ik mag graag de Belgische, of toch zeker de Vlaamse economie een ruggensteuntje geven, want ik kan niet ontkennen dat ik meer Vlaming dan Belg ben.

Het toestel bleek geen bankjes van vijftig euro te accepteren en ik had niets kleiners bij me ─ wie het breed heeft, laat het breed hangen ─ maar gelukkig kon men ook met de pinpas betalen, zowaar zelfs contactloos. Ik toonde mijn kaart aan het schermpje en het ding begon enthousiast met lampjes te flikkeren en piepgeluidjes te produceren, maar verder gebeurde er niets. Het door mij gekozen vakje met kersen bleef potdicht en de kaartlezer keerde doodgemoedereerd terug naar zijn startpositie.

Nu ben ik nogal een doordouwer en hardleers bovendien, dus herhaalde ik de hele procedure … met hetzelfde resultaat. Nul, prot, nogabal. Ik droop derhalve af zonder kersen en begaf me naar de supermarkt ─ Colruyt ─ waar ik me van een bakje van die vruchten aanschafte, hoewel die kleiner van formaat waren en zichtbaar minder sappig. Bovendien biedt Colruyt die kersen aan in een open verpakking, die normaliter een halve kilogram van dat fruit moet bevatten, maar aan de kassa controleert men dat gewicht niet en je betaalt letterlijk het volle pond, terwijl ik thuis dat gewicht controleerde en vaststelde dat ik slechts vierhonderdtwintig gram kersen verworven had. Mijn sympathie voor Colruyt stond al op een heel laag peil en is nu onder nul gezakt. Weeg die kersen aan de kassa! Of verkoop ze in een gesloten verpakking! Zo moeilijk kan dat toch niet zijn.

Om mijn dag helemaal te verkloten ontdekte ik niet veel later dat de eigengereide automaat die me geen kersen bezorgd had, wel twee keer € 4,80 van mijn bankrekening had gehaald.

Krijg nu tieten en kus een beetje mijn klo…oster!

Een pantagrueleske maaltijd

kip1In het met uitermate krakkemikkige fietspaden toegeruste Jabbeke, aan de rand van de weg die Brugge met Gistel verbindt en op strompelafstand van het Permekemuseum, botste ik tijdens het fietsen op een kraam, waar er je geen gebraden duiven in de mond vlogen, maar waar je wel gebraden kippen kon kopen.

Ik hield halt, stapte af, wachtte mijn beurt af en bestelde toen zo’n vogel.
─”Klein, medium of groot?” vroeg het meisje dat daar de dienst uitmaakte.
─”Groot!” sprak ik met een gulzige, om niet te zeggen vraatzuchtige mond.
Ik hou nogal veel van de knap en als ik mes en vork in stelling breng, moet je serieus de ijskast openzetten.

Het slachtoffer werd gewogen en absoluut niet te licht bevonden, want toen ik thuis de kassabon raadpleegde, bleek die ministruisvogel schoon aan de haak zo maar eventjes 1,616 kg te wegen. Het viel dan ook niet te verbazen dat ik er € 15,27 diende voor te betalen, maar ik was desalniettemin in hoge mate verbaasd, want het was veel meer dan ik verwachtte. Ik kreeg er weliswaar een gratis slaatje bij, al was dat niet echt een pleister op de wonde.

Terwijl ik thuis de kip uitpakte, struikelde mijn oog over het plastic tasje dat er omheen zat en waarop een in precieuze schoonschriftletters gedrukte boodschap mijn aandacht trok. Ik las:

kip2

gevolgd door de firmanaam.

Het weze mij toegestaan om dit allerminst een geslaagde slogan te vinden. Het onschuldige beest is tenslotte op brutale wijze vermoord en het lijkt me ongepast om daar gewag van te maken, teneinde er munt uit te slaan. Het scheelde echt niet veel of het bericht ontnam me mijn appetijt, maar zoals ik hierboven al schreef: ik heb een gulzige, om niet te zeggen vraatzuchtige mond.

Kwakwerk

De menukaart van het restaurant waar ik voor het eerst aanschikte, prees onder meer een op het vel gebakken kabeljauwhaasje aan dat gelardeerd zou zijn met een blanke botersaus en bieslook. Het lekkerbeetje kostte vijfentwintig euro, maar het leek me wel wat en ik pleeg niet op voedsel te beknibbelen, dus bestelde ik het.

–”Vandaag is het wel geen kabeljauw”, deelde de commis de rang me mee. “Het is skrei.”
–”‘Skrei?” fronste ik, want niettegenstaande mijn vrij grote onderlegdheid op culinair gebied had ik daar nog nooit van gehoord.
–”Jonge kabeljauw”, verduidelijkte hij.
–”Dus toch kabeljauw”, stelde ik. “Doe mij maar zo’n jong ding.”

Skrei, zo las ik achteraf op internet, is een soort kabeljauw, afkomstig van de Lofoten, die enkel in de winter verkrijgbaar is.

Wat ik even later voorgezet kreeg, was kwakwerk: een smerig hapje als het ware en absoluut niet wat ik van kabeljauw verwachtte, ook al heette die skrei en was die jong en onervaren. De vis was vergezeld van ik weet niet welke sufgekookte groentes, waarvan de smaak mijn tong verontrustte, die ik dus met lange tanden proefde en links liet liggen. Ook de skrei was niet bepaald mijn kostje, laat staan een onvergetelijke hap.

Lang verhaal kort: het gerecht was een onverhoedse aanval op de smaakpapillen en nauwelijks te vreten. Als ik een skrei was, zou ik halsstarrig weigeren om daar in de keuken geslachtofferd te worden om er in deerniswekkende toestand op tafel te komen.

Toen ik een paar uur later thuis van mijn maaltijd zat te bekomen, of dat althans probeerde, heb ik in een uiterst onaangename opwelling de skrei aan het riool toevertrouwd door het boven de toiletpot op een klaterend braken te zetten.

Ik ben over het algemeen een welvoeglijk mens, dus zal ik de naam van het etablissement in kwestie hier niet vermelden, maar mij zien ze daar alleszins niet meer. Nooit meer.

Flodders

De supermarkt waar ik kind aan huis (en van de rekening) ben, vertoont steeds meer lege, of bijna lege schappen en ik mag dus geredelijk aannemen dat men opnieuw aan het hamsteren is geslagen. Als het geen virus is, dan is het een oorlogsdreiging. Ik doe daar niet aan mee en ik begrijp ook niet waarom iemand bijvoorbeeld karrenvrachten toiletpapier inslaat. Schijthuizen kun je ermee dekken. In geval van nood zal ik niet aarzelen om mijn toevlucht te nemen tot de methode van mijn voorouders. Die versneden kranten tot rechthoekige stroken en hingen die op in het kleinste kamertje, dat toentertijd meestal niet meer was dan een houten plank met een gat boven een aalput. Dat waren nog eens tijden. Een betere bestemming voor de kranten van tegenwoordig kan ik overigens niet bedenken.

Ik verneem lezend dat aardappelpuree met een spiegelei het armoedigste kostje is dat iemand kan samengooien. Laat ik dat nu net vanmiddag gegeten hebben … en ik vond het nog verdraaid lekker ook. Nu ja, ik had me niet beperkt tot één spiegelei, maar zomaar eventjes drie paardenogen gebakken, en ik had er ook nog een versnipperde witloofstronk aan toegevoegd. Witloof uit de volle grond bovendien. Zo armoedig is dat nu ook weer niet. Ik hoef mijn verhemelte niet elke dag met pauwentongetjes te verwennen en het kan niet altijd kaviaar zijn.

Ouder worden is in stijgende lijn bergafwaarts gaan. Als je van je jeugd bekomen bent en je meer verleden dan toekomst hebt, is nostalgie meestal de eerste ouderdomskwaal die zich aandient. Aan vroeger denken, is staren in een put vol weemoed. Wat toen gebeurde, valt op geen enkele wijze meer te beïnvloeden; destijds gemiste kansen zijn voorgoed verleden tijd. Een van de nadelen van het ouder worden: de acht films die de televisie vanavond vertoont, heb ik allemaal al gezien. Ouder worden is het bewust ruimte maken voor dingen die van belang zijn in je leven en laten we wel wezen: er bestaan vervullender bezigheden dan televisiekijken.