Tag: inspiratie

Ik ben nummer 2201

Onlangs, op 14 januari, beviel ik hier van mijn geesteskindje nummer 2201, sinds ik op 15 november 2009 dit blog begon te bevruchten.

Ik weet het: het is niet bepaald een gedenkwaardige mijlpaal of een wereldschokkende gebeurtenis, maar ik wou het toch even gezegd hebben, kwestie van mijn getormenteerde ego wat te strelen.

Als ik mezelf niet kietel, lach ik nooit.

Carmiggelt achterna

In navolging van de nochtans onnavolgbare Simon Carmiggelt, die op superieure wijze de gesproken werkelijkheid vermocht te betrappen, heb ik de ietwat bedenkelijke gewoonte om mijn aanwezigheid in horecabedrijven op te leuken met het stiekem beluisteren van de conversaties die zich rondom mij voltrekken.

Het is een verrijkende bezigheid, want zo hoor je nog eens wat en de interessantheden die ik hoor, pleeg ik toe te vertrouwen aan het beruchte ‘calepingske’, dat ik hier al meerdere keren opvoerde.

Hieronder trakteer ik jullie op een bloemlezing van wat ik in de voorbije maanden tijdens het luistervinken bijeen sprokkelde en oogstte:

─”Doe je dat thuis ook?” foeterde de vrouw toen haar disgenoot een niet bepaald delicaat scheetje liet.
─”Vanavond ga ik uit!” poneerde het meisje met grote stelligheid. “Dan steken we je morgen weer aan”, antwoordde de man die vermoedelijk haar vader was.
─”Wil je het licht uitdoen als je bovenkomt?” mopperde de vrouw tegen haar gezel die verwoed in zijn neus zat te peuteren.
─”Nu moet ik toch even mijn hersens interviewen”, zei de man die een lastige vraag voorgeschoteld kreeg.
─”Men zou geld voor je moeten inzamelen,” vond ze, “want je bent gehandicapt.”
─”Wie het lang heeft, laat het lang hangen en wie het nog langer heeft, laat het slepen.”
─”Oud worden vind ik niet erg. Het is dat lelijk worden.”
─”Ik hou van hem, maar ik hoef geen nieuwe als hij stuk is.”
─”Ik kook niet vaak en als ik het wel doe, dan is het van woede.”
─”Ik zal mijn mond maar houden”, zei de man. “Doe dat!” zei de vrouw. “Ik wil hem toch niet.”

Wat te zeggen als je kwaad bent

  • Blaas mijn zak op!
  • Pijp mijn fluit!
  • Commandeer je hond en blaf zelf!
  • Dat zou je wel laten!
  • Dat mag je de koekoek!
  • Doe niet zo bezopen!
  • Donderstraal op!
  • Drink stront door een rietje!
  • Eet een kakkerlak!
  • Ga bananen plukken met je moeder!
  • Ga een stilleven schilderen!
  • Ga eens voor een ander hol keffen!
  • Ga jij eens wieberen!
  • Ga op een landmijn zitten!
  • Ga rondjes vliegen rond een vliegenvanger!
  • Ga toch belletje trekken!
  • Ga toch cactussen scheren!
  • Ga toch gewoon dood!
  • Hou even je klep, wil je!
  • Hou even je stroopwafel!
  • Hou je kakel!
  • Hou je kakement!
  • Hou je kanis!
  • Hou nu eens op met dat gezeik!
  • Hou toch je harses!
  • Hou toch op met je zwakke verhaaltjes!
  • Jo, ga fietsen!
  • Krijg de donkerbruine touwtering!
  • Krijg de kanker!
  • Krijg de kledderkramp!
  • Krijg de kouwe koorts!
  • Krijg de pip!
  • Krijg de pleuris!
  • Krijg de vellen!
  • Krijg de vliegende tering!
  • Krijg de wratten!
  • Krijg een bult!
  • Krijg een staart!
  • Krijg het aan je lip!
  • Krijg het bloedspeen!
  • Krijg het falderappes!
  • Krijg de klere!
  • Krijg het slingerschijt!
  • Kruip in je graf!
  • Kun je je karkas ergens anders heen hijsen?!
  • Laat je rug maar zien!
  • Laat me nooit meer zoveel tanden zien!
  • Lazer toch een end op!
  • Lik mijn reet!
  • Lik mijn roze reet!
  • Lik tussen de benen van een dooie griet en stop met zagen!
  • Loop naar de Fransen!
  • Loop sterren plukken!
  • Opgeduveld!
  • Opzouten!
  • Pleur toch op, man!
  • Schei toch uit met dat gezanik!
  • Slik je tong in, dan kun je buikspreken!
  • Sodemieter naar je moer!
  • Sodemieter toch een eind op!
  • Steek de moord!
  • Stop er een kurk in, mannie!
  • Stop maar in je toges!
  • Krijg het zeepokkenlazarus!
  • Val dood, mens!
  • Verhang je met een eind water, dan voel je niks!
  • Wie heeft jou gescheten?!
  • Ik wou dat je de moord stak!
  • Zak in de stront!
  • Zak in een moeras!
  • Krijg de vinkentering!

Prutswerk

Mijn beroepsbezigheden behelzen vooral het vertalen en redigeren van wat anderen geschreven hebben, maar af en toe durf ik me ook te bezondigen aan hetgeen men in jargon copywrting noemt ─ we kunnen het Engels niet laten ─ maar in feite niet meer is dan tekstschrijven voor reclamedoeleinden.

Ik leg dan ook enige belangstelling aan den dag voor hetgeen anderen op dat gebied presteren en uit hun mouw schudden. Soms zitten daar waarlijk bloedmooie pareltjes tussen, die boven alle kritiek verheven zijn en me niet alleen met niet aflatende bewondering vervullen, maar me bijwijlen zelfs met afgunst opzadelen. Niets menselijks is me vreemd.

Anderzijds wordt ik zo nu en dan geconfronteerd met regelrechte vehikels: misbaksels die zo stuntelig in elkaar gehikt zijn dat ik er bijna van gaan kotsen. Bewaar me, zeg!

Zo erger ik me bijvoorbeeld blauw aan het gewrocht … eh … gedrocht waarmee SodaStream uitpakt, om aan de kijker een toestel te slijten, dat ordinair leidingwater in verfrissend bruisend water verandert. Ga d’r maar aan staan!

SodaStreamAls pleitbezorgster in dezen voeren ze een ongehoord onbeschofte en niet eens tot wasdom gekomen helleveeg op. Dat feeksje wijst haar met petflessen zeulende vader terecht en eist dat hij zich zo’n bruiswatermaker aanschaft, teneinde het milieu te ontlasten. Daar valt wat voor te zeggen, maar door de uitermate botte manier waarop ze dat doet, zet ik meteen mijn stekels op. Als ik nooit ofte nimmer zo’n SodaStream zal kopen, is dat de schuld van dat kapsonelijertje. Wat een secreet, zeg!

O, wat beklaag ik de man die ooit met dat serpent in de huwelijksboot zal stappen. Daar komt gegarandeerd een vechtscheiding van.

Een ander reclamefilmpje probeert het afwasmiddel van Dreft wierook toe te zwaaien, maar sorteert bij mij een averechts effect door me zure oprispingen te bezorgen.

DreftEen jongetje, wiens ouwelui dat middel aangekocht hebben, wil graag de fles ervan ombouwen tot een ruimteschip. Het product blijft echter meegaan ─ ik kan dat beamen, want ik gebruik het al jaren ─ en die knaap vindt dat niet leuk, dus begint hij te jeremiëren en te zeuren dat het niet mooi meer is. Ik krijg er wat van en voel me steeds meer geneigd om dat zageventje naar het leven te staan alsof hij een giftig reptiel is, maar gelukkig raakt die fles toch leeg en kan hij overgaan tot het bouwen van … een uitermate wanstaltig ruimteschip. Het lijkt nergens op. Mens toch!

De langste dag … eh … vloek

Jullie zullen het ongetwijfeld al gemerkt hebben: ik durf nogal eens in de bres te springen voor het Nederlands, het Vlaams en zeer zeker ook voor het weergaloze West-Vlaams.

Het leven kust soms de fraaiste zinnen in me wakker en ik bedien me graag van lenig proza om die te openbaren. Ik schuw geen wollig taalgebruik en meng vaak een haast Chinese bloemigheid in mijn woordkeus, maar ik aarzel ook niet om mijn pen over de slijpsteen te halen, of in vitriool te dopen, om potige volzinnen en machetescherpe teksten op papier te gooien.

Ik schrik er trouwens niet voor terug om iets nieuws te verzinnen als het Nederlands woorden tekortschiet, al hebben mijn nochtans briljante vondsten ─ wie lacht daar?! ─ tot op heden nooit het woordenboek gehaald. Ben ik te min? Wat heeft weerman Frank Deboosere meer te bieden dan ik? Zijn ‘ochtendgrijs’ is toch ook niet echt een woord waar men steil van achterovervalt.

Ik blijk vooral goed te zijn in het bedenken van vloeken, krachttermen en scheldwoorden. Hoe zou dat komen? Mijn laatste hersenspinsel is een joekel van een platitude, waarmee ik lucht geef aan verbaasde ergernis. Hou jullie vast, want hier komt ie!

Godverhemelstepeirdepreuten!

Je zult het in boterletters krijgen!

Ik ben er me van bewust dat het enigszins vulgair klinkt, maar daar heb ik maling aan, want het bekt zo lekker weg.

Jullie mogen van mij gerust de dikste hebben, maar voor de langste zullen we meten. Wie doet beter?

woede

En? Sta ik er mooi op?

“Those friends thou hast and their adoption tried,
Grapple them unto thy soul with hoops of steel.”*
Shakespeare, Hamlet, Act I, 3

R&B
Een paar weken geleden belandde ik in een nostalgische bui. Dat overkomt me tegenwoordig wel vaker, want naar verluidt zijn jeugdsentiment en toenemende weekhartigheid de eerste kwaaltjes die zich met het klimmen der jaren aandienen, om iemand een ouwelullengevoel te geven. Ik ben ondertussen ruimschoots van mijn jeugd bekomen en besef dat jongensachtig verzet tegen de ouderdom geen zoden aan de dijk zet, dus val ik af en toe ten prooi aan een nostalgische bui …

… en toen me dat een paar weken geleden overkwam, keerde ik in gedachten terug naar een zalig vroeger. Ik was jong en boosaardig en iedereen die er voor mij toe deed leefde nog. Hoe lang is dat wel niet geleden? Mijn ouwelui namen me mee naar het Eifelgebergte, naar de romantische boorden van de Rijn en de al even poëtische oevers van de Moezel. Ik heb destijds zeer van dat reisje genoten ─ ik ben en blijf een romantische ziel ─ en wel in die mate dat ik, decennia later, besloot om het over te doen.

Omdat er aangenamere dingen bestaan dan in je eentje een reis ondernemen, vroeg ik aan R. of hij me wilde vergezellen. R., die hier al ruim een dozijn keer aan bod kwam ─ zie de links onderaan dit stukje ─ is al heel lang een vriend van me en ik zal in mijn leven wellicht nooit een betere vriend hebben. We kennen elkaar van haver tot gort. Hij is een intelligente en onbekrompen gentleman, die een verfrissend naturel tentoonspreidt, over een zeldzaam gevoel voor humor beschikt en een bescheidenheid aan de dag legt die nooit vals is. Verder is hij een hoffelijk en beschaafd persoon met een groot inlevingsvermogen … mijn evenbeeld als het ware. Als ik mezelf niet kietel, lach ik nooit.

Hij is een van de weinige mensen die ik voortdurend om me heen kan velen, dus nodigde ik hem uit om me met me mee te gaan. Daar had hij wel oren naar, want hij is niemand rekenschap verschuldigd omtrent zijn doen en laten. Hij werd ooit op buitengewoon lafhartige wijze door zijn echtgenote – de hemeltergende trut – uitgerangeerd en sindsdien is hij zijn eigen baas.

Het werd een uitermate aangename en vruchtbare reis. R. pleegt namelijk regelmatig iets te zeggen dat ik als opschrijvenswaardig beschouw en dat was ook nu weer het geval. Zo noteerde ik in mijn onafscheidelijke calepingske  (de links onderaan zullen tekst en uitleg geven omtrent deze metgezel van me):

– Oud worden is niet erg. Dat lelijk worden daarentegen …
– Ik: je moet geduld hebben. Hij: ik heb geen tijd om geduld te hebben.
– Bij het betreden van een bijna leeg restaurant: Nog een geluk dat we gereserveerd hebben.
– Over zelfmoord plegen: Als je het goed doet, hoef je het slechts één keer te doen.
– Beter een kort varkensleven dan een lang hondenleven.
– Vroeger is steeds langer geleden.
– Een maatschappelijk assistent noemt hij steevast een maatschappelijk accident (en hij heeft nog gelijk ook).
– Bij een trage voorganger in het verkeer: Heeft die kruipolie getankt of zo?

Een tiental dagen later waren we thuis. De televisie begon de film Jaws van Steven Spielberg te vertonen en we keken ernaar. Helemaal in het begin van die prent komt de twaalfjarige zoon des huizes de kamer binnen en zegt tegen zijn moeder: Mam, I have a cut. Hij bedoelt een snee in zijn vinger, maar R. interpreteert dat natuurlijk anders en mompelt: het moet erg zijn als je als moeder van je zoon te horen krijgt dat hij een kut heeft.

Dan kun je me wegdragen, hè. De hemel weet dat ik dit stukje liever eleganter zou eindigen, maar de omstandigheden nopen mij helaas tot een zekere vulgariteit, kwestie van de sfeer accuraat weer te geven.

Over een paar maanden reizen R. en ik samen naar Argentinië. Ik zal voor een nieuw calepingske moeten zorgen.

Er bestaan slechts weinig foto’s van mijn persoontje en ik ben alleszins nooit eerder in beeld op mijn blog verschenen. Vandaag doe ik dat dus wel en helemaal bovenaan kunnen jullie me dus samen met mijn vriend R. aanschouwen, indien al niet te bewonderen. Jullie mogen zelf kiezen wie van de twee ik ben.
 

*Hebt gij een vriend beproefd en loyaal bevonden, klem hem dan vast aan uw ziel met stalen banden.

Omtrent Calepingske

Mijn calepingske
Dit zijn brutale tijden
Hardleers
Moddervet

Omtrent R.

Een ronkedoor?! Ik?!
De wetten van Pernikkel
Pistekieten
Het had erger gekund
Sneukelbucht
Een baarse streek
Opstekers
Het laatste loodje
Gastronomen
Ouwe-jongens-krentenbrood
Pépé beleeft een onvergetelijke dag
Manten en Kalle
Er zijn grenzen
Goeie babbel!

Schommelen

Ik heb wat zitten schommelen. Begrijp me niet verkeerd. Ik ben hoegenaamd niet op een toestel neergedaald om mijn lichaam heen en weer te zwiepen. Spaar me! Nee, ik heb geschommeld in de Vlaamse betekenis van het woord, namelijk opruimen, schoonmaken. Zeg nu zelf… als je die activiteit schommelen noemt, klinkt dat prettiger. Zitten schommelen lijkt me veel aangenamer te zijn dan zitten opruimen.

Ik heb dus zitten schommelen en tijdens die bezigheid ontdekte ik … ja, hoe zal ik die dingen noemen? Oude pennenvruchten? Winkeldochters van mijn schrijfarbeid?

In een zalig vroeger dat ondertussen steeds langer geleden is, heb ik ooit het plan opgevat om scenario’s te schrijven voor korte humoristische filmpjes, die in hedendaags Nederlands sketches heten. Verder dan een drietal premissen ben ik niet gekomen en die bondige formuleringen van mijn ideeën zijn nu opnieuw opgedoken. Ik kon er zowaar nog om lachen ook en daarom laat ik er jullie hieronder van meegenieten.

1. Brute pech

We zien een man een garage binnenstappen, waar hij een slang aan de uitlaat van zijn auto bevestigt en vervolgens in het voertuig plaatsneemt, voorzien van het andere uiteinde van de slang. Hij is kennelijk van plan om zelfmoord te plegen. Hij start de motor en wacht op wat komt, maar na nauwelijks een minuut dut de motor in, wegens gebrek aan benzine. We zien de man per fiets vertrekken, met een jerrycan op de bagagedrager. Hij komt bij een tankstation waar hij een uithangbordje aantreft dat mededeelt: Gesloten wegens overlijden.

2. De sportieveling

We zien een close-up van twee handen, die in een bak met talk duiken en zich uitgebreid met het poeder inwrijven, zoals onder meer turners en gewichtheffers dat doen. Diezelfde handen grijpen vervolgens een ijzeren staaf vast, alsof dat de stang van een schijvenhalter is. Daarna zoomt het beeld uit en we krijgen een bejaarde man te zien, die de steunbeugel van een looprek vastgegrepen heeft om zich te verplaatsen.

3. Nood breekt wet

We zien een jongeman zijn hele woning overhoop halen. Hij is kennelijk op zoek naar iets dat hij niet kan vinden. In arren moede telefoneert hij tenslotte naar de drugsbrigade van de politie met de mededeling dat hij zijn voorraadje drugs niet kan vinden en of ze misschien een huiszoeking te zijnent willen verrichten, bij voorkeur met een hond.

Hè hè, dat is lachen! Ik kom haast niet meer bij.

Wie was Jacques?

smicob2

Ik keer nog even terug naar het stukje dat ik hier verleden donderdag plaatste en meer bepaald naar de tekening, die ik gebruikte om de tekst te verluchten en die ik hierboven in een ietwat vergrote versie herhaal. Er is namelijk een anekdote aan dat portret verbonden.

Het moet ondertussen meer dan twintig jaar geleden zijn dat ik in een drenkplaats, waar ik af en toe mijn neus liet zien en natuurlijk ook de rest van mijn lijf, een gesprek aanknoopte met mijn buurman aan de tapkast. De man zal een jaar of twintig geweest zijn, vermoed ik, en hij heette Jacques. De inhoud van ons gesprek herinner ik me niet, maar de koetjes en de kalfjes zullen wellicht aan bod gekomen zijn, net als het weer. We zaten zo’n uur of twee tegen elkaar aan te kakelen en op te proosten, maar toen scheidden onze wegen.

Toen ik enkele weken later opnieuw in die kroeg kwam, vernam ik van de kastelein dat er iets voor me afgegeven was. Hij overhandigde me een map, waarin ik de tekening in kwestie aantrof. Het met een papierklem eraan bevestigde kattebelletje luidde: “Nog bedankt voor de leuke babbel. Jacques.”

Het mag gezegd dat de gelijkenis treffend was. Je kon de afgebeelde kop meteen als de mijne herkennen. Men moet ongetwijfeld over een uitzonderlijk visueel geheugen en veel talent beschikken om iemand na nauwelijks twee uur helemaal uit het hoofd en zo raak af te beelden.

Ik vroeg de kastelein of hij me wat meer over die Jacques kon vertellen. Dat kon hij, maar hetgeen ik van hem vernam, vervulde me met verbijstering en was absoluut niet wat ik wilde horen. Jacques was een week eerder aan een overdosis gestorven.

Hij is dus al twintig jaar dood, maar ik heb zijn tekening ingelijst en die hangt nog steeds op een ereplaats in mijn bureau. Af en toe mag ik er graag naar kijken.

Waarom, zo vraag ik me af, heeft hij me eigenlijk als een slang afgebeeld? Ik zal het nooit weten.

Het roggeventje*

Ik kwam op een plek waar de wereld onbetreden leek. Er waren alleen maar nauwelijks door de mens verstoorde vertes en horizon te zien, maar toch trof ik daar een onbeheerde damesfiets aan. Het rijwiel stond in de berm en was voorzien van frivole fietstassen met een patroon dat tropische vegetatie moest suggereren. Het stuur torste een korfje van metalen vlechtwerk en een guirlande van weelderig rankende bloemen.

De wijde omgeving bood nergens gelegenheid tot verschuilen, maar toch viel er in heinde noch verre een levend wezen te bespeuren. Wel zag ik iets verderop een auto staan, dus veronderstelde mijn verdorven geest dat de eigenares van de fiets zich wellicht aan boord van dat voertuig bevond, waar ze zich samen met een geheime aanbidder aan niet nader te beschrijven dadelijkheden overgaf.

Toen ik echter bij die wagen kwam, bleek dat ding eveneens onbemand te zijn. Dat leek me stug. Ik kon als het ware uren in het rond kijken en naar onbelemmerde vertes turen, maar toch ontbrak iedere menselijke aanwezigheid in het gebied dat ik overschouwde. Waar waren de wielrijdster en de chauffeur gebleven? Was er misdaad in het spel?

Mijn toch al lenige, om niet te zeggen razende fantasie schoot vleugelen aan en in gedachten begon ik alvast aan een thriller à la Stephen King: Het roggeventje*. Het wordt ongetwijfeld een meesterwerk, dat men eerlang zal verfilmen. Het kan haast niet anders of er staat me obscene rijkdom te wachten. Misschien hangt er me zelfs een standbeeld boven het hoofd. En een Nobelprijs natuurlijk.

*Ik heb hier al eens eerder over roggeventjes geschreven ─ zie in dit verband Het roggeventje ─ en met die passage ben ik zelfs in het Vlaams woordenboek terechtgekomen, zoals jullie hier kunnen zien: http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/roggeventje