Tag: uiterlijk

Ach, wie kan het ook verrekken?

parfumEen van de talloze dingen die ik me afvraag is: waarom verpakt men lekkere luchtjes van allerlei slag, zoals daar zijn balsems, crèmes, gels, lotions, poeders, parfums en eaux de toilette ─ mijn zusje zaliger, die verstandelijk minder begaafd was, noemde die dingen steevast ‘goeterieke’, wat een Vlaamse simplificatie is van goed ruikenden ─ altijd in van die ingewikkelde, weliswaar fraaie en ongetwijfeld dure flacons en flessen?

Moet dat nu echt en waar is dat goed voor? Het drijft de kostprijs van die toch al belachelijk dure producten nodeloos omhoog, omdat vrijwel niemand die vernuftig uitgedachte en in sommige gevallen oogstrelende verpakkingen ─ die in een toonzaal van Venetiaans glas op het eilandje Murano niet uit de toon zouden vallen ─ aanschouwt, want die staan meestal mooi te wezen in badkamers en toiletruimtes, waar geen levende ziel die komt bezichtigen.

Zelf ben ik nogal verslingerd op de geuren van Terre d’Hermes en die mag men van mij gerust in een heel ordinair flesje aanbieden. Ik zal daardoor niet minder lekker ruiken, denk ik zo. En er misschien wat minder voor betalen, wat voor een gierig … eh … een spaarzaam mens mooi meegenomen is.

O, ijdele hoop!

In de wachtkamer van de dood

Ik kan mezelf niet langer voorliegen dat ik jong ben, maar ik heb alle redenen om optimistisch te zijn, want ik heb nog steeds polsslag.

Laten we wel wezen: mijn toekomst is geen lokkende verte meer en ouder worden is een ramp die steeds weer toeslaat: het wereldleed etst zich in je gelaat; je ligt vaker in de lappenmand; er sluipt jicht onder je leden; je ogen en oren laten het wat afweten; op je hoofd komen de kerkhofbloempjes tevoorschijn en begint de binnenband er goed door te komen …

Ik kan er allemaal mee leven, maar wat ik niet klakkeloos accepteer, is dat ouder worden nodig gepaard moet gaan met het verwerven van borstelige, om niet te zeggen krankzinnige wenkbrauwen en de onstuitbare aangroei van stugge haren in zowel neus als oren. Ik krijg er wat van!

Maar goed, we mogen van geluk spreken dat we in ons leven meestal niet weten hoeveel tijd we nog te verliezen hebben. Moge ik, in het slechtste geval, nog de moeite van het reanimeren waard zijn.

Een duit in het zakje

Ik besteed niet buitensporig veel zorg aan mijn uiterlijk, wat niet belet dat ik er over het algemeen als een gesoigneerd manspersoon uitzie en een voordelige indruk maak, behalve dan misschien waar het mijn haartooi betreft.

Ik heb namelijk het kapsel van iemand die verslaafd is aan opstijgende helikopters. Ik ben met andere woorden een bolsjewiek: toegerust met een rebelse haardos, waarin zo te zien opgewonden vogeltjes rondgescharreld hebben, en met een door een nogal woeste baard en knevel omkroesde mond.

Ieder jaar begeef ik me slechts twee keer naar een kapster, om bij haar een ‘coupe tondeuse’ te ondergaan. Dat lijkt heel wat, maar het behelst eigenlijk niet meer dan een bolwassing en een rondrit van een meedogenloze knipmachine, waarbij zowel mijn weelderige manen als mijn kincreatie zorgvuldig tot op de millimeter getrimd worden.

Vandaag de dag waart er echter een ongemeen gemeen virus over de aardkloot, waardoor zij die zich met coifferen onledig houden werkloos moeten toekijken hoe hun klanten bedolven raken onder een chaotische, ja, soms zelfs bespottelijke frisuur.

Dientengevolge heb ik me in arren moede een semiprofessionele tondeuse aangeschaft. Hoewel het enige handigheid vergt, waarover ik dus niet beschik, ben ik toch zelf met dat ding aan de slag gegaan, vooral ook omdat mijn vriendschappelijke contacten vanwege datzelfde virus op zo’n laag pitje staan dat ik niemand kan vragen om zich met mijn vegetatie te bemoeien.

Het moet gezegd dat mijn haarkundige proefneming zo goed geslaagd is, dat ik besloten heb om mijn kapster voortaan links te laten liggen. Dat zal me jaarlijks ongeveer veertig euro opbrengen. Tel uit mijn winst!

Het zal nog eens zo gaan dat ik rijk word. Jullie zullen het zien en meemaken.

Rood geklauwd

─”Ik val nooit in slaap bij de televisie!” protesteerde de man, nadat zijn echtgenote hem daar op nogal spottende wijze van beschuldigd had.
─”Je hebt overschot van gelijk”, antwoordde de vrouw. “Je valt niet in slaap, maar je gaat knock-out; je snurkt als een varken en je bent met geen kanon wakker te krijgen.”

Deze woordenwisseling greep een paar maanden geleden plaats en ik was daar zowel oor- als ooggetuige van, maar besloot wijselijk om me niet in het gesprek te mengen. Partij kiezen, beperk ik tot het stemhokje, waar ik ─ ik vertel jullie geen nieuws ─ steevast de voorkeur geef aan N-VA, wat volgens mij iedere weldenkende Vlaming zou moeten doen, maar ieder zijn meug, zei de boer, en hij at paardenvijgen.

Ondertussen heeft de echtgenote in kwestie haar man een onomstotelijk bewijs geleverd van hetgeen zij beweerde en hij ontkende. Terwijl hij zich bij de televisie in de betovering van een lethargische slaap bevond, bestond ze het om zijn teennagels te lakken in een hartstochtelijk rode kleur die de ogen teisterde.
─”Wel godverdomme hier en gunter!” riep de man toen hij ontwaakte. “Wat is dit nu voor ongein?”
─”Dat moet nochtans gebeurd zijn terwijl je niet lag te slapen bij de televisie”, schamperde zijn wederhelft.

Ze verzweeg dat hij de lak kon verwijderen met dissolvant, met haarlak of desnoods met deodorant, zodat hij zich tijdens de hete hondsdagen van augustus nergens blootsvoets durfde te vertonen.

Is ‘t nu gedaan, ja?!

BaardmanAan alle wielertoeristen en consorten die zo nodig naar me moeten roepen als onze wegen elkaar kruisen:
Ik ben Jezus niet!
Ik ben Sinterklaas niet!
Ik ben de Kerstman niet!
Ik ben Vader Abraham niet!
Ik ben Santa niet!
Ik ben de apostel Petrus niet!

Als jullie denken dat jullie buitengewoon origineel uit de hoek komen door me deze namen naar het hoofd te slingeren als we elkaar ontmoeten, dan denken jullie verkeerd, want tientallen anderen zijn jullie voorgegaan.

Ik zou overigens ook talloze namen voor jullie kunnen verzinnen.
Hangbuikzwijn bijvoorbeeld;
of speknek;
of gratenpakhuis;
of spillepoot;
of krijtezel;
of pruilbakkes.

Als ik dat niet doe, dan is dat omdat ik keurig, netjes opgevoed ben.

Hou dus maar op met die onnozelheden.

Afknapper

kokshandenNaar aanleiding van ‘Jong keukengeweld’ ─ een actie van toerisme Vlaanderen, om jongeren tot dertig jaar aan te zetten om door jonge chefs uitgebate restaurants te bezoeken ─ lees ik op een website van de VRT een tekst, die opgesmukt is met een foto. Het woord ‘opgesmukt’ is hier eigenlijk niet op zijn plaats. Het prentje toont namelijk twee handen die zich met een soort ravioli onledig houden en die ik onbesproken zou laten, ware het niet dat een van die handen op brutale en in mijn ogen afzichtelijke wijze getatoeëerd is.

Ik hou al niet van dergelijke versierselen en als die dan ook nog aangebracht zijn op lichaamsdelen die zich met voedsel bemoeien, vergaat mij compleet de appetijt. Chefs ─ zij het nu jonge of oude ─ die aldus … eh … toegetakeld zijn, zal ik niet met mijn klandizie begunstigen, zelfs niet als ik op apegapen lig van de honger. Ik vind het niet netjes en ik krijg er kippenvel van. Mag ik?

Het moet me trouwens van het hart dat de televisie veel te veel kookprogramma’s vertoont en chefs van zowel het eerste, het tweede en zelfs het derde échelon met overdreven egards behandelt.

Schijten die marsepein misschien? Of kunnen ze blinde vinken doen zien?

Op een blauwe maandag

Het Amerikaanse opperhoofd, Donald Trump, heeft een algemeen medisch onderzoek ondergaan en – hoe zou het anders kunnen? – daaruit blijkt dat hij ‘in blakende gezondheid’ verkeert. Dat hij zo getikt is als een ei op zondagmorgen laten we even buiten beschouwing. Hij is namelijk een stabiel en verlicht genie en het ligt in de aard van de mensen om genialiteit met waanzin te verwarren.

In Zwitserland mogen kreeften niet langer levend worden gekookt. Dat staat daar voortaan in de wet. Blij toe, maar ik vraag me toch af hoe men dat in vredesnaam zal controleren. En mogen de Zwitsers dat gedierte nog op ontstellend brutale wijze de poten afrukken, om de toegetakelde wezens vervolgens levend op een grill te gooien, zoals die onbenul en prutskok Piet Huysentruyt het ons destijds heeft voorgedaan? Ik zal het hem nooit vergeven. Van mij mogen er hele horden kreeften in zijn kloten bijten als hij zich op een mooie dag in de zee waagt, hetgeen op zich al geen bijzonder fraaie aanblik oplevert.

MissAngeline Flor Pua – het zal eenieder meteen duidelijk zijn dat zij een Belgische onderdane is – oogt enigszins exotisch, maar zij is niettemin de nagelnieuwe Miss België. Het mooie meisje stoort zich in hoge mate aan de racistische uitlatingen op sociale media naar aanleiding van haar verkiezing. Ze zegt: “‘Het kwetst me enorm … waarom mensen beoordelen op basis van hun uiterlijk?”
Ik ben het volkomen met haar eens, maar anderzijds zit ik toch met een vraag: zijn missverkiezingen eigenlijk iets anders dan een beoordeling van mensen op basis van hun uiterlijk?

En voort raast de tijd

smicobHeb ik jullie al eens verteld dat ik de eigenaar ben van wat men eertijds een kunstenaarskop placht te noemen? Neen wellicht. Hoe men zo’n artistiek hoofd tegenwoordig omschrijft, weet ik niet, maar ik heb het over door een nogal woeste baard en knevel omkroesde lippen en de rebelse haardos van iemand die verslaafd is aan opstijgende helikopters.

Een aantal jaren geleden begon het me tijdens mijn sessies in de badkamer op te vallen dat er kerkhofbloemen tevoorschijn kwamen. Kennen jullie die uitdrukking? Het is een ietwat eufemistische manier om het opduiken van grijze haren te verdoezelen. Aangezien ik de schadelijke tijd met alle mogelijke middelen op een afstand probeer te houden, verkeerde ik vrij lang in een ontkenningsfase, maar omdat het proces in een stroomversnelling leek te raken, kon ik mezelf niet langer voorliegen dat ik jong was. Ik ben op m’n retour en heb meer verleden dan toekomst.

Inmiddels zijn zowel mijn koptooi als mijn kincreatie juichend blond, om het woord leliewit niet te gebruiken. Ik had het liever anders gewild, maar het is niet anders en laten we wel wezen: het zou zijn charmes hebben, ware het niet dat men me voortdurend met de feiten meent te moeten confronteren door me een ouwelullengevoel te bezorgen.

Verleden week wandelde ik langs een hoog gebouw, waarop zich een jonge dakwerker bevond, die het verrichten van beroepsbezigheden onderbroken had om een sigaretje op te steken. Hij keek op me neer en riep:
“Dag opa!”
Ik keek naar hem omhoog en antwoordde:
“Sneeuw op het dak betekent niet dat de kachel niet brandt.”
Daar had hij niet van terug, want hij zweeg.

Eergisteren diende ik tijdens een fietstocht een vader met twee kinderen te kruisen. Omdat we ons op een nogal smalle weg bevonden, gebood hij zijn kroost om achter elkaar te rijden teneinde …
“de Kerstman door te laten.”

Nu ja … het is lang niet altijd een kommer en een kwel. Toen ik vanmorgen bij de groenteboer binnenstapte, begroette hij me met een joviaal …
“Dag jonkheid!”

Er is nog hoop.

Vijgen na Halloween

Het had ’s nachts flink gevroren, maar de morgenstond hulde zich in prachtig wandelweer, dus besloot ik om me per benenwagen naar het dorp te verplaatsen, teneinde daar wat mondvoorraad in te slaan. Ik liep zodoende door een lange dreef, afgelijnd met berijpte bomen, die zich in de zon bakerden en er genoegen in schepten om het ijs van hun takken te schudden en me ermee te bekogelen. Ik probeerde die projectieltjes te ontwijken, maar kon niet verhinderen dat ik een niet gering aantal keren door eentje getroffen werd.

Terwijl ik door een kleine supermarkt scheerde, viel het me op dat menigeen me nogal doordringend, om niet te zeggen lichtelijk verbijsterd aanstaarde, zodat ik me begon af te vragen of ik soms een tweede kop gekregen had.
“Weet u dat u er nogal toegetakeld uitziet?” vroeg het meisje dat de kassa bediende.
Ik wist het niet en ze verwees me naar een spiegel daar in de buurt. Ik was wellicht op gemene wijze door zo’n ijsbrok geraakt en verwond. Op mijn slaap ontstond immers een bloedspoor, dat naar mijn wang neerdaalde en zich daar vertakte, om op grillige wijze zowel naar mijn oor als naar mijn kin te koersen.

Het is toch verbazingwekkend dat een tiental mensen dat opmerkten, me bekeken alsof er zich een geest manifesteerde, maar er het zwijgen toededen.

De griet en de griezel

In al de jaren dat ik op deze aardkloot ronddobber, heb ik heel veel honden mogen aanschouwen, maar het exemplaar dat vanmorgen mijn pad kruiste, had het absoluut niet met zichzelf getroffen: het was zonder enige concurrentie het lelijkste mormel dat ik ooit heb waargenomen. God van de hoge hemel, wat was dat een ontzettende krates! Je kunt het je eigen haast niet indenken en dat gedrocht tartte zelfs elke beschrijving.

Men beweert soms dat een huisdier op zijn baas lijkt, of vice versa, maar dat was hier geenszins het geval, want het meisje dat deze aanfluiting van een viervoeter aan de lijn hield, zag er lang niet slecht uit. Wat zeg ik?! Ze was door een genie bedacht, met een schaartje geknipt en een plezier om naar te kijken.

Haar hond … of wat daarvoor doorging … besnuffelde geruime tijd een boomstam en het meisje raakte haar geduld kwijt.
“Allez vooruit, Beau!” zei ze en ze snokte aan de lijn. “Schiet eens een beetje op!”

Beau!? Die griezel was versierd met de naam Beau. Als wensdenken kon dat tellen. Tja, zoals Shakespeare al schreef: What’s in a name?