Tag: wandelen

Vade retro, Satanas!

Ik was de mening toegedaan dat we in de kustprovincie, West-Vlaanderen, niet beducht moesten zijn voor slangengebroed. Dit tot mijn grote geruststelling, want ik ben als de dood voor dat kruipend gespuis.

Wie beschrijft dan ook mijn ontzetting toen er vanmorgen zo’n serpent lag te kronkelen op het pad dat ik bewandelde, dicht bij de plek waar ik sinds jaar en dag ondergedoken ben? O, wat was ik bang!

Het beest was minstens een halve meter lang. Ik denk dat het een boa constrictor was, of anders een anaconda.

Ik keek tijdens mijn wandelingen al danig uit mijn doppen, om niet door bloeddorstige teken besprongen te worden. Als ik me nu ook nog voor reptielen moet hoeden, is er voor mij geen lol meer aan en blijf ik net zo lief thuis, om te kijken hoe het stof neerdwarrelt.

De natuur zal ooit eens wraak nemen

De koekoek roept, de merel fluit,
de mus tsjilpt opgetogen.
Sa, jongen, wipt de nesten uit,
de velden ingevlogen.

We schrijven mei en de natuur wurmt zich uit zijn winterverpakking. Bomen en struiken tonen trots hun pril gebladerte; bloemen maken reclame om insecten aan te trekken; vogels repeteren eindeloos; kikkers concerteren luidruchtig …

Ik zat op een bank van al dat glorieuze fraais te genieten toen plots twee dames in mijn blikveld opdoemden, gehuld in roekeloos strakke broeken en tietse borstrokjes, die berekend waren om indruk te maken, want uitgevoerd in opzichtig fluoroze en fluogeel en voorzien van panoramische halsuitsnijdingen, waarin je met een smak omlaag stortte, indien al niet kopje-onder ging.

Niettegenstaande hun uitmonstering gaven ze zich geen van beiden aan sportieve activiteiten over. Wat ze deden, kon je zelfs bezwaarlijk wandelen noemen. Ze kwamen aandweilen als luizen op een teerton en hadden volstrekt geen oog voor de wonderlijke landschappen rondom, want ze staarden onafgebroken naar de schermpjes van de slimfoons die ze in hun hand hielden en tokkelden als bezetenen op de ruitjes ervan. Ze bestonden het zelfs om me voorbij te lopen en me volkomen te negeren, hoewel ik toch een wezen ben waar de Schepper extra aandacht aan besteedde. Eigen lof stinkt, ik weet het, maar als ik mezelf niet kietel, lach ik nooit.

Kijk, als ik Moeder Natuur was en ten prooi viel aan zoveel onverschilligheid zou ik die dames met bliksems bestoken, ze de oren ontredderen met gedonder als kanongebulder, snoeiharde regen op ze laten neergutsen, stormwinden laten waaien, vulkanen laten uitbarsten, de aarde laten beven, tsunami’s op ze afsturen …

Hu paard, je staat te schuimbekken!

De tekst boven dit stukje is van Ferdinand Vercnocke en werd op muziek gezet door Maurits Veremans. Als jullie de onbedwingbare behoefte gevoelen om dit lied te aanhoren, of zelfs te beluisteren, kunnen jullie door het aanklikken van de hiernavolgende link jullie verlangen bevredigen: Als de winden vrij

Ze blijven zwerven

Wanneer zullen de in politieke steunkorsetten gehulde ‘hovaardigheidsbekleders’ van dit land, aangevoerd door de doorluchtige edelachtbaarheid, minister Joke Schauvliege, nu eindelijk eens knopen doorhakken en werk maken van het statiegeld op drankblikjes en petflessen?

Dat blijft duren en ondertussen wordt de aanblik van Vlaanderen met de dag erbarmelijker, in die mate zelfs dat ik nog nauwelijks plezier beleef aan mijn wandel- en fietstochten, omdat ik me vrijwel onophoudelijk blauw erger aan de rotzooi langs de paden en in de bermen.

De hoogwelgeboren, maar o zo besluiteloze Joke wilde de industrie tot 2018 de tijd geven om te bewijzen dat het probleem ook anders kan aangepakt worden. Wel, we schrijven inmiddels de derde maand van 2018 en er is niets bewezen.

Statiegeld dus! En snel een beetje! Schauvliege, doe nu eindelijk eens wat!

Vijgen na Halloween

Het had ’s nachts flink gevroren, maar de morgenstond hulde zich in prachtig wandelweer, dus besloot ik om me per benenwagen naar het dorp te verplaatsen, teneinde daar wat mondvoorraad in te slaan. Ik liep zodoende door een lange dreef, afgelijnd met berijpte bomen, die zich in de zon bakerden en er genoegen in schepten om het ijs van hun takken te schudden en me ermee te bekogelen. Ik probeerde die projectieltjes te ontwijken, maar kon niet verhinderen dat ik een niet gering aantal keren door eentje getroffen werd.

Terwijl ik door een kleine supermarkt scheerde, viel het me op dat menigeen me nogal doordringend, om niet te zeggen lichtelijk verbijsterd aanstaarde, zodat ik me begon af te vragen of ik soms een tweede kop gekregen had.
“Weet u dat u er nogal toegetakeld uitziet?” vroeg het meisje dat de kassa bediende.
Ik wist het niet en ze verwees me naar een spiegel daar in de buurt. Ik was wellicht op gemene wijze door zo’n ijsbrok geraakt en verwond. Op mijn slaap ontstond immers een bloedspoor, dat naar mijn wang neerdaalde en zich daar vertakte, om op grillige wijze zowel naar mijn oor als naar mijn kin te koersen.

Het is toch verbazingwekkend dat een tiental mensen dat opmerkten, me bekeken alsof er zich een geest manifesteerde, maar er het zwijgen toededen.

In het verdomhoekje

Ik wil jullie niet meesleuren in mijn sores, maar het moet me toch even van het hart dat ik nogal wat te verstouwen krijg op lichamelijk gebied.

Verleden donderdag ben ik tijdens het wandelen plompverloren van de sokken gereden door een ladderzatte motorrijder. Daarbij heeft mijn linkse onderdaan, zowel het been als de voet, dusdanige averij opgelopen dat ik wederom, want al voor de derde keer, genoodzaakt ben om op krukken rond te stumperen. Daardoor neemt het verrichten van huishoudelijke taken en rituelen, die ik normaliter bijna spelenderwijs uitvoer, opeens onfatsoenlijk veel tijd in beslag, om van de ermee gepaard gaande moeite en pijn nog te zwijgen. Bovendien dien ik een aantal in meer of mindere mate belangrijke afspraken af te zeggen, want ik kan me niet verplaatsen, niet met de fiets en niet met de auto. Je kan wel kwaad worden, maar je doet er niks aan. Ik zal het moeten uitzitten.

Ik was van plan om hier een foto te plaatsen van mijn toegetakelde lidmaat, maar ik heb besloten om dat maar niet te doen, want het zijn echt geen appetijtelijke prentjes en ik wil jullie zondag niet vergallen.

En tevreden strompelen we voort. Nu ja, tevreden?

Waar de meeuwen schreeuwen

Ik ga als dierenvriend in hart en nieren door het leven, al begin ik nu toch stilaan een hekel aan meeuwen te krijgen. Het zijn fraaie vogels, daar niet van, maar tot mijn grote ergernis vergrijpen ze zich telkens weer aan mijn vuilniszakken en hun gekrijs ─ kliauwen heet dat in het jargon ─ dringt door merg en been en is vermoedelijk schadelijk voor mijn trommelvliezen.  

Ooit heb ik een Franse perifrase aangaande meeuwen gelezen die me toentertijd kennelijk wel beviel, want ik heb er nota van genomen en kan die derhalve aan jullie opdissen, al vind ik nergens terug wie er de auteur van is:

Les mouettes sont des prophètes déguisés en oiseaux avec une allure angélique et une voix semblable à du gravier que l’on sort d’une tombe.

Meeuwen zijn als vogels vermomde profeten met een engelachtige allure en een stem die klinkt als grint dat men uit een graf opdelft.

Het heeft nog steeds iets, vind ik, al lijkt het opdelven van kiezels uit een graf me tegenwoordig enigszins vergezocht en toch zeker geen bezigheid die een gewone sterveling pleegt te verrichten of te beluisteren.

Sinds vanmorgen hebben meeuwen het compleet bij me verkorven. Ik wandelde naar het dorp toen boven me een klucht van die luidruchtige vogels  verscheen.
“Oed hiedre e kiè ollemolle juldre baheule!” riep ik in mijn platste West-Vlaams, wat men in het algemener Nederlands van De Fabeltjeskrant kan vertalen als: “Snaveltjes dicht!”
Ze sloegen geen acht op mijn woorden en bleven hun snavels roeren. Meer zelfs: een van die druktemakers voelde zich geroepen om in volle vlucht zijn gevoeg te doen en hetgeen hij uit zijn engelachtige lijfje perste, belandde met een pletsend geluidje op mijn schouder. Ik vloekte een aantal duivels uit de hel, spuwde in mijn zakdoek, wreef, poetste, boende geconcentreerd … en liep zodoende kledder tegen een verkeersbord aan, dat men neergepoot had als waarschuwing voor een put die men daar recentelijk gegraven had.

Dientengevolge ben ik vandaag alleen met een afstandsbediening te benaderen. Schijtende vogels en botsingen met obstakels horen thuis in filmpjes die men ter jolijt des mensen op internet aanbiedt, niet in het echte leven en zeker niet in mijn handel en wandel. Ik mag me nog gelukkig prijzen dat ik niet in die put gekukeld ben, want dan had ik misschien in het echt het geluid gehoord van grint dat men uit een graf opdelft. Ik moet er niet aan denken.  

Hop met de beentjes!

slippenHet was vanmorgen verraderlijk glad. Ik gebruik het woord verraderlijk, omdat er op de meeste plaatsen geen vuiltje aan de lucht was, maar hier en daar loerde een venijnig plekje op een nietsvermoedende passant.

Toen ik bij de bakker buitenkwam, zag ik een man een slippertje maken en met veel omhaal van ledematen kapseizen. Ik snelde toe met uitgestoken hand, waar hij zo gretig gebruik van maakte dat hij me uit mijn evenwicht rukte, zodat ik naast hem op de plavuizen terechtkwam.

We krabbelden samen overeind en keken elkaar aan.
“Was het voor jou net zo aangenaam als voor mij?” meesmuilde hij.
Ik schoot in de lach.

Eensgezind vallen: het schept een band.

Miskoop

Nike

Enkele weken geleden heb ik bij Nike wandelschoenen gekocht. Zij noemen het skateschoenen, om vooralsnog onnaspeurbare redenen. Ik heb er geen idee van aan welke normen een schoen eigenlijk moet voldoen om een skateschoen te zijn. Volgens internet zijn skateschoenen perfect te combineren met jeans en shirts, maar kunnen ze ook prima gedragen worden in combinatie met een overhemd, waardoor ze een interessant contrast tussen casual en netjes vormen.  Kijk an!

Ik gebruik ze ook niet om te skaten. Wat hadden jullie gedacht? Ik versta namelijk de kunst niet om overeind te blijven op wat voor schaatsen dan ook. Ik trek ze aan om te wandelen, te keutelen, te slenteren en te kuieren en aanvankelijk was ik heel blij met die stappers. Ze zijn licht en toch stevig en ze lopen buitengewoon lekker, maar er is helaas een maar bij. De zolen ervan zijn op delicate wijze geribd en daardoor hebben die de neiging om allerhande onbenulligheden, zoals bijvoorbeeld steentjes, te verzamelen en niet meer los te laten.

Kom ik thuis van een verkwikkende wandeling en dan slaakt zo’n steentje een ijselijke kreet op een plavuis van het terras, als was het een vingernagel op een schoolbord. Daar gaan je ballen krom van staan hoor, in de veronderstelling natuurlijk dat je een man bent. Wat er op zo’n moment bij vrouwen gebeurt, weet ik niet, maar ik houd me aanbevolen voor tekst en uitleg. Soms vergeet ik ook mijn schoenen uit te trekken voor ik mijn woning betreed. Dan loop ik een geredelijke kans om met die parasietjes onherstelbare schade toe te brengen aan de parketvloer.

Kom ik thuis van een verkwikkende wandeling en zit ik op het terras die ribbels van mijn skateschoenen te flossen, zij het niet met tandzijde, maar met behulp van een schroevendraaier. Dat kan toch niet de bedoeling zijn, wel?

Jongensachtig verzet

Helemaal aan het begin van deze weldadige nazomerdag nam ik mijn kuierstokken en wandelde doorheen het bos en de dichte mist naar het dorp. De bomen gooiden me allerhande troep naar het hoofd: bladeren, eikels, beukennootjes en vaak nog in gemene bolsters verpakte kastanjes. Vlak voor me hield een vrachtwagen halt. Achter de voorruit ervan prijkte een bordje met de volgende mededeling:

jeugd

Het portier zwaaide open en uit de stuurcabine stuntelde een man tevoorschijn, die zo oud was dat hij wellicht de Dode Zee gekend had toen die nog leefde. Ik verwachtte dat hij ook nog een stok of zelfs een looprek zou opduikelen, maar dat bleek niet het geval.

Tja, jeugdsentiment is doorgaans de eerste ouderdomskwaal.

De Schone en het Beest

Tijdens mijn ochtendwandeling kwam ik plots oog in oog te staan met een flink uit de kluiten gewassen huisjesslak, al mag je dat oog in oog gerust met een flinke korrel zout nemen, of het zou moeten zijn dat je niet op alle slakken zout wil leggen. Ik liet mijn fantasie de vrije loop en bedacht dat het buikpotige weekdier wellicht een heel leven nodig zou hebben om de afstand af te leggen die ik in een uur afhaspelde, als het al niet vermorzeld, verpletterd of vertrapt werd onder het rubber van banden of schoenzolen.

Mijn verbeelding schoot vleugelen aan: een huiveringwekkende close-up van een gemoesd overblijfsel drong mijn hersens binnen en dat was niet van aard om me op te vrolijken. Gelukkig kreeg ik toen een ongelofelijk lekker ding in het vizier: een mokkel dat niet alleen over fraai gedraaide poten en oren beschikte, maar ook over een stel … hu paard, je staat te schuimbekken; neem me deze oneerbiedigheden asjeblief niet kwalijk … ik kreeg een mensenverrukkend mooi wezen in de gaten, zodat mijn aandacht afgeleid werd en ik monter mijn weg en mijn levenspad vervolgde.

En zo beleefde ik toch nog een aangename dag.