Tag: geld

Geld over de balk

Op een avond besloot ik de luiaardsboog te spannen en wat tijd te vermorsen, door me met de energie van een gestrande kwal in een vleesetende fauteuil te nestelen en naar het televisieprogramma ‘Stukken van mensen’ te kijken.

Aldaar verscheen een manspersoon die een vintage bureaulamp model Z, die ene Louis Kalff voor Philips ontworpen had, wilde slijten. Toen dat artikel in beeld verscheen, maakte mijn hart aanstalten om van vreugde op te zingen, want zelf was ik ook de eigenaar van zo’n lamp, hoewel ik er me niet van bewust was dat het ding – waarvoor ik niet bepaald een warm kloppend hart had en het eigenlijk nogal lelijk vond – zoveel waarde kon hebben dat het door sommigen begeerd werd.

Kalff

Groot was dan ook mijn verbazing toen een van de mededingers in ruil voor elfhonderd euro eigenaar van die lichtarmatuur werd. Ik kreeg er zowaar eurotekens in mijn ogen van, maar toen drong het opeens tot me door dat ik mijn exemplaar twee maanden eerder in het milieupark bij de kraak gedumpt had.

Ik zal ook nooit eens mazzelen, hè.

Duivelszak is nooit vol

Ik heb er nooit eerder echt aandacht aan besteed, maar omdat ik onlangs mijn aanslagbiljet in de personenbelasting en de aanvullende belastingen mocht ontvangen en ik hoegenaamd niet blij ben met het bedrag dat ik moet betalen, heb ik me nu toch even in de materie verdiept en ben ik tot de ontdekking gekomen dat ik jaarlijks veel geld afgevlooid word door:

  • gemeentebelastingen
  • provinciale belastingen van West-Vlaanderen
  • gewestelijke belastingen van Vlaanderen
  • federale belastingen van België

… om nog te zwijgen van alle BTW die ik dagelijks afdraag.

Zal ’t gaan, ja!?

Ach, wie kan het ook verrekken?

parfumEen van de talloze dingen die ik me afvraag is: waarom verpakt men lekkere luchtjes van allerlei slag, zoals daar zijn balsems, crèmes, gels, lotions, poeders, parfums en eaux de toilette ─ mijn zusje zaliger, die verstandelijk minder begaafd was, noemde die dingen steevast ‘goeterieke’, wat een Vlaamse simplificatie is van goed ruikenden ─ altijd in van die ingewikkelde, weliswaar fraaie en ongetwijfeld dure flacons en flessen?

Moet dat nu echt en waar is dat goed voor? Het drijft de kostprijs van die toch al belachelijk dure producten nodeloos omhoog, omdat vrijwel niemand die vernuftig uitgedachte en in sommige gevallen oogstrelende verpakkingen ─ die in een toonzaal van Venetiaans glas op het eilandje Murano niet uit de toon zouden vallen ─ aanschouwt, want die staan meestal mooi te wezen in badkamers en toiletruimtes, waar geen levende ziel die komt bezichtigen.

Zelf ben ik nogal verslingerd op de geuren van Terre d’Hermes en die mag men van mij gerust in een heel ordinair flesje aanbieden. Ik zal daardoor niet minder lekker ruiken, denk ik zo. En er misschien wat minder voor betalen, wat voor een gierig … eh … een spaarzaam mens mooi meegenomen is.

O, ijdele hoop!

Een vreemd fatsoentje ─ 2

Op strompelafstand van de plek waar ik hoofdkwartier houd, bevindt er zich een kraaknet ‘doeninkje’, dat weliswaar vriendelijkheid en rust uitstraalt, maar op nogal voortvarende wijze met de benaming restaurant een beetje uit zijn heupen loopt, want eigenlijk is het niet meer dan een café dat ook wel te eten schaft. Men zet er je met andere woorden geen onvergetelijke happen voor, wat niet belet dat ik er vrij regelmatig aanschik, als ik honger, maar geen zin om te koken heb.

Laatst had ik daar niet bepaald voortreffelijk gegeten ─ de scampi waren niet gaar en de diabolische saus waarin ze zwommen, had in de verste verte geen duivel gezien ─ maar desalniettemin ontstak ik toch in een gulle bui ─ het overkomt me nochtans zelden ─ en besloot ik het personeel (de bazin, een kelner, de kok en een keukenhulpje) een drankje aan te bieden.

Toen ik de rekening gepresenteerd kreeg, vertoonde die evenwel geen spoor van mijn vrijgevige geste, dus meende ik er goed aan te doen die vergetelheid te melden.
─ “’t Is de kok!” stamelde de bazin. “Hij zegt dat we geen traktaties van klanten mogen aannemen.”
─ “’t Is nochtans geen oneerbaar voorstel”, liet ik het duidelijk blijken dat ik danig in mijn West-Vlaamse gat gebeten was. “Soit. Zeg maar aan die kok dat hij een onbeschoft stuk potvreten is. Hij zal me daar een beetje beslissen wat ik met mijn centen doe.”

Op strompelafstand van mijn hoofdkwartier bevindt er zich een ordinair eetbarakje, waarin zich een bemoeizieke en onbehouwen kok ophoudt. Mij zullen ze daar niet meer zien. Nooit meer! Zelfs niet als ze daar het laatste broodje in Hongerstad verkopen.

De poenpooiers van Telenet

Ik heb het er hier onlangs nog over gehad, maar het zit me hoog en daarom blijf ik aan dat been knagen.

Maandelijks betaal ik een niet onaardig bedragje ─ ruim € 130 ─ aan Telenet en nu zat ik me af te vragen wat ik daar eigenlijk voor in de plaats krijg: televisie, telefonie, internet …

Ik heb een vaste telefoonlijn en daar bel ik gratis mee, behalve als ik met een buitenlandse correspondent wil spreken. Ik heb twee mobiele telefoonnummers en daar stuur ik gratis berichten mee en kan ik ook gratis bellen, behalve als ik me naar het buitenland begeef. Ik beschik over een internetverbinding, die Telenet supersnel noemt, maar die in mijn geval nogal wat steken laten vallen. En dan beschik ik natuurlijk over die fameuze tv-box, waarmee ik mijn kijkgedrag tot in de finesses zou kunnen beheren. Het ding blijkt evenwel nogal wat kuren te vertonen en beantwoordt zelfs niet aan mijn nochtans geringe verwachtingen. Het is zonder meer matig spul en ik krijg het er danig van op mijn teringtietjes.

Ik kan er dus opnames mee maken, of ─ je houdt het niet voor mogelijk ─ terugkijken naar programma’s die ik gemist heb, maar toch graag wil zien, al moet ik dan wel de eeuwigdurende en strontvervelende reclameboodschappen voor lief nemen, want die kan ik ─  en anderen met mij ─ onmogelijk doorspoelen. Ja zeg, maak het een beetje!

Bovendien heb ik onlangs een bericht gekregen van Telenet, dat ik slechts één jaar over mijn opnames zal kunnen beschikken, waarna die onherroepelijk gewist zullen worden. Daar ben ik dan mooi klaar mee! Binnen afzienbare tijd zal ik dus een aantal zeldzame opnames van onder meer concerten en opera’s kwijtspelen, die ik nergens meer kan terugvinden. Dat vind ik alleszins niet zo’n succes.

Foei, Telenet! Als jullie me nodig onnozele en vooral ongewenste reclame in de strot blijven rammen, zal ik afhaken en mijn heil elders zoeken. Als ik een niet gering bedrag betaal, wil ik graag zelf beslissen wat ik daarvoor in de plaats krijg en ik wil mijn tijd niet aan volstrekt nutteloze boodschappen verkwanselen. Jullie verdienen niet langer mijn aanbeveling. Nog even en ik nagel jullie aan de schandpaal.

Je zit er niet op te wachten

Gezapig fietsend langs en op een kruip-door-sluip-doorweggetje genoot ik uit volle borst van de milde kant van het leven, met een jarig gezicht en haast buiten kennis van verrukking. Ik had er mooi weer bij. De zon scheen met noeste vlijt en de mysterieus om zich heen woekerende natuur was een verzachtende omstandigheid.

Opeens, na een flauwe bocht, had iemand met grote, onbeholpen krijtletters zijn emotie op het asfalt gesmeten:

WIJ ZIJN ARM
HELP ONS

Een pijl daaronder wees naar een zanderig pad, dat zich door akkers en weiden perste en op het eerste gezicht niet van ophouden wist.

Ik stond even in dubio, maar besloot toen om van kromme haas te gebaren (Belgisch Nederlands volgens de betweters van van Dale)  en me niet om die hulpbehoevenden te bekommeren, ook al overtrad ik op die manier een wet:

“Schuldig verzuim houdt in dat men geen bijstand verleent op hulp verschaft aan een in nood verkerend persoon. Wie dat nalaat, riskeert een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en een geldboete van €400 tot €4000.”

Nou moe, dat is niet gering en het bleef maar door mijn kop malen terwijl ik mijn weg vervolgde, tot er plots voor de zoveelste keer ─ ik ben inmiddels de tel kwijtgeraakt ─ een hond in mijn kielzog opdook, die me tientallen meters grommend achtervolgde en voortdurend naar mijn kuiten hapte. Ik begin dat nu toch langzamerhand beu te raken. Het zal nog eens zo gaan dat ik zo’n losgeslagen mormel, niettegenstaande mijn grote dierenliefde, een regelrechte doodschop geef.

Zou dat ook strafbaar zijn? Misschien kan ik voortaan beter thuisblijven en met mijn tenen spelen.

De nationale (k)loterij

Gokken, kansspelen, tombola’s, loterijen en wat dies meer zij, zijn niet aan mij besteed. Er zit geen engeltje op mijn schouder en ik ben dus niet voor het geluk geboren, zodat ik nooit, of toch uiterst zelden, in de prijzen val.

Desalniettemin ben ik ooit een keer de speelzaal van een casino aan de Belgische kust binnengedwarreld, omdat een kennis van me daar als croupier optrad en ik hem graag eens aan het werk wilde zien. Hoe heet die bezigheid? Croupieren? Men kon me die avond door een ringetje halen. Ik zag er bijzonder patent uit, want ik had aan een galadiner deelgenomen, omgord met de smoking die mijn vader zaliger, in zijn hoedanigheid van maestro sastre ─ meester kleermaker ─ op vernuftige wijze voor me vervaardigd had en die me zelfs nu nog als aangegoten zit, hoewel ik vandaag de dag slechts zelden de gelegenheid krijgt om die aan te trekken, want ik word bijna nooit meer op galafestiviteiten uitgenodigd.

Aldus opgebaard sloeg ik enige tijd de intrigerende bezigheden aan een roulettetafel gade en toen voelde ik plots de James Bond  in me ontwaken, waardoor ik besloot om zelf ook een gokje te wagen.

Dat was leuk en het werd nog leuker toen ik enige tijd later een winst van zo maar eventjes meer dan € 1000 mocht incasseren. Jullie horen me niet beweren dat de hierboven vermelde croupier daar een handje in gehad heeft. Hij blijft het in alle geval ten stelligste ontkennen.

Ik ben sindsdien nooit meer in een casino geweest, hoewel ik door die eerste meevaller vaak de verleiding voelde opwellen om het nog een keer te proberen. Ik mag me gelukkig prijzen dat ik een geheel uit voortreffelijkheid opgetrokken persoon ben en merg in de knoken heb, al zijn we natuurlijk nooit zo goed als we zelf denken.

Toen kwam dat boosaardig virus zich met ons leven bemoeien. Het ondingetje beperkte danig mijn bewegingsvrijheid, waardoor ik af en toe ten prooi viel aan virulente verveling. Als tijdpassering nam ik een keer of zeven deel aan Euro Millions, waarmee ik, of iemand anders, zo maar eventjes meer dan € 100.000.000 kon winnen. Honderd miljoen! Krijg dat op je dak en op je bankrekening. Ik verkwanselde in zeven beurten € 179 aan dat spel en mocht slechts € 22,60 aan winst opstrijken. In arren moede schakelde ik over op de ‘gewone’ lotto, verkwistte daar in vijf beurten € 104 aan en kon € 39,60 binnenrijven. Samengevat heb ik dus in totaal € 283 ingezet en slechts € 62,20 gerecupereerd. Dat betekent een verlies van € 220,80. Ik had beter in mijn broek gescheten.

Ik heb derhalve een kloek besluit genomen, want ik ben daar goed in: ik stop met die ongein, voor het een gewoonte of een verslaving wordt. Tel uit mijn winst!

Wat zal ik nu eens gaan doen om wat tijd te vermorsen en de verveling te verdrijven? Met mijn tenen spelen? De luiaardsboog spannen? Kringetjes spugen? Of epibreren ─ even aanklikken voor tekst en uitleg ─ zoals Simon Carmiggelt?

loterij

Steunen of kreunen

chocoladetruffelDe feestdagen komen eraan en ze lopen weer de deur plat. Ze, dat zijn de dames, de meisjes, de heren en de jongens die lid zijn van verenigingen of bewegingen en de clubkas proberen te spekken middels het slijten van meestal eetbare producten.

Ik verkwansel ieder jaar klauwen geld aan die onnozelheden en stouw me vol met wafeltjes, truffels, pannenkoeken, carrés confitures, frangipanes, kokosmakronen en wat dies meer zij, tot groot ongenoegen van mijn medicijnman, die me tegen de nefaste gevolgen van suiker probeert te behoeden, want ik ben een zwakkeling die geen neen durft te zeggen.

Nu heb ik een kloek besluit genomen. Eerst dacht ik eraan om de deur niet meer te openen als men aanbelde, maar bij nader inzien leek dat me niet zo’n goed idee. Je weet immers nooit wie je met een bezoek vereert en wat de bedoelingen van die persoon zijn. Ik kon me dus beter beperken tot het vriendelijk, maar kordaat weigeren van hetgeen men me wilde opsolferen.

Gisteren verschenen er te mijnent twee charmante meisjes. Ze waren beiden dansmariekes in het plaatselijke, in geldnood verkerende majorettenkorps en liepen met chocoladetruffels te leuren, zodat men nieuwe uniformen kon aanschaffen.

Toen ik neen zei en dat ook nog hoofdschuddend bevestigde, keken ze me aan met grote tragédienne-ogen, alsof ik ze een oneerbaar voorstel had gedaan, waardoor ik bijna in de grond zonk van schaamte.

Zouden jullie geloven dat ik me de hele avond schuldig gevoeld heb? En vanmorgen voel ik me nog steeds zo. Bovendien heb ik ontzettende zin in chocoladetruffels.

Een sanitaire stop

Ik zou een vriendin naar een opslagruimte voor bejaarden brengen, niet omdat ze er wenste te verblijven, want daar is ze veel te jong voor, maar omdat ze haar moeder wilde verblijden met een bezoek.

We waren nog niet helemaal vertrokken, of ze moest al hoog naar de wc, hetgeen bij haar vaste prik is, want ze heeft naar verluidt last van een overactieve blaas. Wie ben ik dat ik haar dit euvel zou ontzeggen?

We hielden halt en betraden een theesalon waar iedereen bejaard was. Terwijl mijn vriendin zich ergens van overtollig vocht ontdeed, zat ik wat om me heen te kijken en was zodoende getuige van een toch wel vreemd tafereel. Niet ver bij me vandaan zaten een man en een vrouw oud en der dagen zat te zijn en thee te drinken. Opeens, toen de vrouw zich onbespied waande, diepte ze twee theebuiltjes en een kleine thermos uit haar handtas op, om er stiekem haar man en zichzelf mee te bedienen.

Kom daar nu eens om! Ik weet niet of dit gebeurde uit geldnood of uit gierigheid en eigenlijk hoef ik het ook niet te weten, maar zoiets heb ik nog nooit gezien en ik heb nochtans al heel veel gezien.

Nu ja, zoals ik al zei: ik bemoei me met m’n eigen zaken.

Een lelijke kiezentrekker

Verleden zomer begaf ik me naar het ziekenhuis om er iemand – een in de tandheelkunde onderlegd persoon – aan mijn beitels te laten morrelen. Om halfnegen was ik op de afspraak en nog geen drie kwartier later stond ik al opnieuw buiten en kon ik naar huis terugkeren.

Vier maanden later – jawel, vier maanden! – kreeg ik de rekening voor dat akkefietje gepresenteerd: alles samen was dat de niet onaardige som van net geen € 1300, inclusief de verblijfkosten hospitalisatie ten bedrage van € 520.

Verblijfkosten!? Ik heb daar helemaal niet verbleven. Ik vertoefde amper drie kwartier in de praktijkruimte van een tandarts en verder niets.

Nu dien ik eerlijkheidshalve toe te geven dat de hele bagatel me geen cent gekost heeft. Het ziekenfonds heeft het grootste gedeelte voor zijn rekening genomen en het door mij betaalde remgeld heb ik van mijn hospitalisatieverzekering teruggestort gekregen.

Desalniettemin blijf ik het schandalig vinden dat men de ziekteverzekering laat opdraaien voor iets dat ik niet gekregen heb. Meer dan € 500 verblijfkosten! Denken die luiden dat ze een vijfsterrenhotel uitbaten? Ik word er helemaal naar van. Straks moet ik me nog laten versleutelen in … een ziekenhuis.