Categorie: Formidastisch

Koefnoen

spellingDe website van de Vlaamse overheid stelt onder veel meer ook een publicatie ter beschikking met de spellingregels van de Nederlandse taal. Deze brochure van 28 pagina’s biedt een compact en systematisch overzicht van de principes en regels van de Nederlandse spelling. Ze is zo opgesteld dat u de opeenvolgende regels gemakkelijk kunt onthouden en de interne samenhang van de Nederlandse spelling vlot kunt herkennen.

Men kan de brochure op de website zelf raadplegen, maar die ook als PDF downloaden of zelfs bestellen als een handig boekje, dat tante Post gratis in je brievenbus zal droppen.

Ik heb een exemplaar besteld en binnen de kortste keren ontvangen. Ik kan jullie van harte aanbevelen om dat ook te doen. Voor niets gaat de zon op … en kom je in het bezit van overzichtelijke en duidelijke spellingregels van de Nederlandse taal.

Ik heb de link verwijderd, omdat die verbroken was. De publicatie is vermoedelijk niet langer beschikbaar.

Waar is mijn wollen muts nu?

Ik werd heel langzaam wakker, ik wreef m’n ogen uit
Ik werd heel langzaam wakker, ik wreef m’n ogen uit
Ik kon het niet geloven, maar voor de vensterruit
Viel zacht naar beneden, de eerste sneeuw

M’n mama kwam naar boven, ’t is tijd om op te staan
M’n mama kwam naar boven, kom trek je kleren aan
Mama, lieve mama, kijk eens naar benee
Ga je met me mee, in de eerste sneeuw

Kijk eens naar omhoog en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k Wou dat dit kon blijven duren, dat het nooit meer zou stoppen
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw

Waar is m’n wollen muts nu, waar is m’n dikke sjaal
Waar is m’n wollen muts nu, waar is m’n dikke sjaal
En ergens in de kelder ligt toch nog die slee
Papa moet me duwen door de eerste sneeuw

Kijk eens naar omhoog en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k Wou dat dit kon blijven duren, dat het nooit meer zou stoppen
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw
‘k Voel me zo gelukkig in de eerste sneeuw

Nu twintig jaren later, heb ik geen zin om op te staan
Nu twintig jaren later, kijk ik weer uit het raam
M’n mama zal niet komen, m’n mama is lang dood
Ze ligt al lang beneden, in de eerste sneeuw

Kijk eens naar omhoog en kijk de lucht is grijs en zit vol vlokken
‘k Wou dat dit kon blijven duren, dat het nooit meer zou stoppen
‘k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw
‘k Voel me zo alleen in de eerste sneeuw
In de eerste sneeuw

Eind goed, al goed

Ik heb nog maar eens een zestal uren zoekgemaakt in het ziekenhuis, waarvan ik ruim vijf uur aan wachten heb verspild … maar ik heb goed nieuws. Dat zou er nog aan ontbreken. Ik ben op mijn lappen en kan opnieuw over al mijn lichamelijke vermogens beschikken. Hoe het met mijn geestelijke vermogens gesteld is, laat ik liever in het midden. Daar heeft de arts trouwens met geen woord over gerept.

Ik mag dus weer naar hartenlust lopen, stappen, wandelen, drentelen, flaneren, sjokken, fakkelen, rennen, hollen, flodderen, zwabberen, kuieren, dabberen,  hosklossen, huppelen, springen, keveren, stiefelen, stommelen, druilen, pantoffelen, zompvoeten … ja, zelfs fietsen en wat weet ik al niet meer.

Nu alles achter de rug is en ik jullie voor de laatste keer omtrent de wederwaardigheden van mijn wreed accident informeer, plaats ik hieronder een afbeelding van hoe het allemaal begonnen is. Eigenlijk is er sedertdien slechts weinig veranderd. Ik ben nog steeds eigenaar van al dat beslag. Enkel het kunstzinnige ritssluitinkje ter rechterzijde is verdwenen. Dat waren namelijk de hechtingen.

Allez, vooruit met de geit en gaan met de banaan! Ik klim even op de fiets. Als dat maar goed afloopt. 

dijbeen

Uitblinkers

Af en toe doet men een beroep op mijn vaardigheden als copywriter. Dat is de fraaie Nederlandse benaming van een persoon die zich aan het schrijven van teksten voor reclamedoeleinden wijdt. Dat doe ik soms. Het is niet mijn hoofdbezigheid en ik blink er ook niet in uit, maar zo nu en dan slaag ik erin om een machetescherpe tekst te plegen, of een slogan te bedenken die spettert als Bengaals vuurwerk.

Ik krijg stenen kloten van sommige reclameboodschappen; de meeste glijden langs me af omdat ik er volstrekt geen boodschap aan heb; een uitzonderlijke keer echter zie, hoor of lees ik iets waarvoor ik gezwind het wierookvat bovenhaal, of bij ontstentenis daarvan in enthousiaste superlatieven uitbarst. Dat was tijdens de voorbije dagen zelfs twee keer het geval.

Ik kwam voorbij een fitnesscentrum, dat klanten probeerde te lokken met een wel zeer aparte slogan. Op het stoepbord voor de toegangsdeur las ik immers:

Ben je ’t beu om dik en lelijk te zijn?
Kom dan binnen en wees voortaan enkel lelijk.

Bladerend in een oud tijdschrift had ik bijzonder veel aardigheid in de onderstaande advertentie:

pepsiicecubes2hj

Ja, sommige reclamemensen verstaan hun vak en getuigen van verbluffende virtuositeit. Ik dus niet, maar ik doe mijn best. Ooit zal ik een magistrale slogan bedenken. Als ik het geluk van leven heb en de goden me goedgezind zijn.

Ze gaan bonnen!

slingerenToen ik vanmorgen de nieuwsberichten van deredactie.be in ogenschouw nam, om ter afwisseling eens een plechtstatige uitdrukking te gebruiken, struikelde mijn oog over de kop die ik hiernaast een plaatsje heb gegeven. Hillary Clinton, de danig op de proef gestelde presidentsvrouwe van de zich met sigaren vermeiende Bill, de senateuse … eh … senatrice van New York en de voormalige ministerin van Buitenlandse Zaken van de Joenaaitud Steets, heeft in Londen een bekeuring van € 94 gekregen wegens parkeren zonder betalen.

Hoewel haar lijfwachten fel protesteerden en zich waarschijnlijk als onbeschofte bullebakken gedroegen, zoals alle Amerikaanse lijfwachten, bleef de parkeerwacht onverstoorbaar zijn werk doen. Hij slingerde Hillary op de bon. Hoewel de zegswijze ‘op de bon slingeren’ zeer gangbaar is in de lage landen bij de zee was ik er toch even door verrast, vooral vanwege dat merkwaardige slingeren. Ik kan me vergissen, maar volgens mij gaat het uitschrijven van een bekeuring niet gepaard met enig geslinger, dus vroeg ik me af waar het gebruik van dat niets ter zake doende werkwoord wel vandaan mocht komen.

Ik ging te rade bij internet, maar veel wijzer werd ik daar niet van. Het genootschap Onze Taal wijdt weliswaar een artikel aan de uitdrukking, die naar verluidt oorspronkelijk tot de soldatentaal behoorde, maar ze behandelen voornamelijk het ontstaan van het woordje bon en laten het slingeren ongemoeid. Het blijft dus koffiedik kijken, al is dat voor mij nog geen reden om iemand verwijten naar het hoofd te … slingeren.

Anderzijds wil ik wel een veer in het achterwerk van die plichtsbewuste parkeerwachter steken. Wie een prent verdient, moet die krijgen, ook al tooit de persoon in kwestie zich met fraaie titels.

Een tamelijk heuglijke tijding

We maken vorderingen. Nu ja, we … Ik weet natuurlijk niet of dat bij jullie ook het geval is en nog minder op welk gebied dat dan wel zou mogen zijn. Het is me trouwens een raadsel waarom ik hier de pluralis majestatis gebruik ─ hetgeen in verstaanbare taal het koninklijk meervoud is ─ want ik heb absoluut geen krul meer in mijn staart dan een gewoon mens. Tja, dat is ook weer een niet zo gelukkige, om niet te zeggen ronduit dubbelzinnige uitdrukking. Ik bedoel dat ik mezelf niet zo hoog inschat dat ik me van het koninklijk meervoud mag bedienen. Goed, zo raken we … eh … zo raak ik compleet het noorden kwijt. Laat ik dus maar even op mijn woorden terugkeren en opnieuw beginnen.

Spike!Ik boek vooruitgang. Sinds gisteren slaag ik er immers in om me, met toestemming van de volgelingen van Hippocrates die me op toezichthoudende wijze terzijde staan, op slechts één kruk voort te bewegen. Eén! Dat verloopt weliswaar nog behoorlijk stroef en mijn hompelen ─ ik noem het sukkeldraven ─ is dan ook niet om aan te zien, om van de pijnscheuten nog te zwijgen, maar we blijven … eh … ik blijf lustig van hart.

Nog slechts één kruk. Dat is om me een trap onder de kont te geven formidastisch. Prijs de hemelen en laat-ie-fijn zijn!

Een slim bedenksel

Ik denk niet dat ik een achterlijk duinkonijn ben, dat aan de bron der intelligentie slechts de lippen bevochtigd heeft. Af en toe waag ik het zelfs om mezelf als gisse jongen en eigenaar van een schrander verstand te beschouwen. Ik ben er me echter ten zeerste van bewust dat ik niet over technische vaardigheden beschik. Mijn ouwelui hebben weliswaar geen schoolgeld aan me verspild, maar er is alleszins geen civiel ingenieur aan me verloren gegaan.

Zo heb ik bijvoorbeeld nog nooit iets uitgevonden, maar als het aan mij ligt, komt daar vandaag verandering in. Voor een goed begrip dien ik jullie eerst de elementen aan te reiken, die mij aan het denken hebben gezet en allicht in spitsvondigheid zullen resulteren:

  • het is volop herfst en de bladeren vallen van de bomen
  • sinds vanmorgen staat er een harde wind die ons bovendien uit het noordwesten aanwaait
  • ik loop nog steeds op krukken en zowel artsen als fysiotherapeuten hebben me opgedragen om dagelijks heel wat meters te maken

Aangezien talloze bomen mijn stulpje omsingelen, dwarrelen er te mijnent nogal wat bladeren naar beneden. De felle wind neemt die op sleeptouw en deponeert die met gulle adem op mijn terras, dat normaliter op de zonsondergang uitkijkt en vandaag dus ook op het tochtgat van de Noordzee. Ik heb al geprobeerd om een beetje schoon schip te maken, maar dat verloopt allesbehalve vlot, vanwege die vermaledijde krukken.

Daarnet kreeg ik echter een lumineus idee. Ik hobbel dagelijks tientallen keren heen en weer over het terras, om enigszins op stoot te blijven. Als ik nu eens aan mijn ene kruk een bezem zou vastmaken en een blik aan de andere …

Neem het me niet kwalijk dat ik mijn schrijfsel hier en nu onderbreek. In me is de uitvinder ontwaakt en die gaat nu onverwijld aan het uitvinden. Volgens mij ben ik nu toch aardig op weg om de Nobelprijs voor finessigheid in de wacht te slepen.

Bijdehand

Een betweter in een academisch steunkorset richtte zich tot zijn toehoorders: een verzameling inburgeraars van diverse pluimage.
─”Als je iets doet of onderneemt, moet je altijd alles geven”, oreerde hij op een nogal stellige toon met een gelijkhebberige bijklank.  “De volle honderd procent.”

Het was even stil.
─”Ook als je bloed geeft?” vroeg toen opeens een snuggerling.

Hij kreeg meteen een tien met een griffel van me.

Een kind kan de was doen

God van de hoge hemel! Wat is dat toch iedere keer weer een gekleuter als ik iets met plasticfolie of bladaluminium wil omhullen. Een mens kan ermee sukkelen. Het is alleszins mijn fort niet. Ik heb in mijn leven allicht al kilometers van die verpakkingsmaterialen naar de filistijnen geholpen en ik bak er nog steeds niets van.

wraptasticEen vriendin van me heeft al enkele keren hoofdschuddend gadegeslagen hoe onhandig ik met die rollen zit te klooien. Gisteren kwam ze op ziekenbezoek en in plaats van een fruitmand of lectuurpakket bracht ze niet één, maar twee wonderbaarlijke machientjes voor me mee: een Wraptastic met plasticfolie en een andere met bladaluminium. Christene zielen! Wat is dat een buitengewoon handig apparaat.

Ze was nog niet helemaal buiten of ik ben verlekkerd aan het verpakken gegaan, want met zo’n keukenhulpje is dat werkelijk een fluitje van een cent. Ondertussen heb ik ongeveer mijn hele hebben en houden met folie omgord en omdat ik er maar geen genoeg van kreeg, probeerde ik vanmorgen zelfs om voor de lol een van mijn poezen in te pakken. Ze was daar absoluut niet mee gediend en dreef haar klauwen diep in mijn hand.     

Desalniettemin kan ik jullie de Wraptastic van harte aanbevelen.

Een tevreden klant telt voor twee

Toen ik jullie gisteren verliet, zat ik op de bank ─ al is zitten wellicht niet het juiste werkwoord voor de plastische pose die ik aangenomen had ─ naar een nagelbijtende film op de televisie te kijken. Opeens weerklonk er onheilszwangere muziek, die mijn rug behuiverde. Ik werd er helemaal kil van. Er was kennelijk wat op til. Uitgerekend op het moment dat iets of iemand ─ een monsterlijk wezen of een criminele psychopaat ─ uit een kast sprong, werd het me zwart voor de ogen. Het beeld viel namelijk uit en dat bracht zo’n totale ontnuchtering teweeg, dat ik even naar adem moest happen.

Mijn digicorder bleek het begeven te hebben, dus telefoneerde ik de daaropvolgende ochtend met het bedrijf dat mij zowel internet als digitale televisie bezorgt. Ach, als het dat maar was. Ik diende gewoon het kapotte toestel los te koppelen en het naar een van hun winkelpunten te brengen, waar men het zou nakijken en omruilen indien nodig. Ik verkondigde nogal laconiek dat ik, als eigenaar van een gebroken onderdaan, me niet bepaald op zo’n uitstapje verheugde. Ik bleef maar een beroep doen op de hulp van de schaarse mensen die me omringden. Tot mijn verbazing bleek men begrip te kunnen opbrengen voor mijn toestand. Bij hoge uitzondering zou men een technicus sturen, om gratis en voor niks de omwisseling uit te voeren.

Hetgeen binnen de kortste keren geschiedde. Er kwam een vriendelijke man langs, die gezwind een digicorder van het allernieuwste type bij me installeerde. Normaliter dient men voor zo’n toestel een toeslag van € 35 te betalen, maar ook dat hoefde ik niet te doen. Voor een vaste klant van ettelijke jaren, die iedere maand toch bijna € 70 aan ze overdraagt, wilden ze wel eens wat terugdoen. Tja, voor mij niet gelaten natuurlijk!

Ja, ik ben best wel tevreden over Telenet. Als het goed is, zeg ik het ook.