Tag: seks

Bloemetjes en bijtjes, haantjes en hennetjes

Vandaag neem ik jullie mee naar een landelijk dorp in West-Vlaanderen. We duiken er een kleine supermarkt binnen, waar zich onlangs een Griekse tragedie heeft afgespeeld. Daar ontmoeten we Jefke, die zich zonder erg en dus op argeloze wijze tot een hoofdrolspeler van dat drama ontpopte.

Jefke heeft het helaas niet met zichzelf getroffen. Hij is bijzonder karig door de natuur bedeeld, om niet te zeggen lelijk door haar in de steek gelaten. Enkele aanlegstoornissen hebben hem lichamelijk benadeeld. Hij loopt niet enkel kwalijk, maar ook zijn hersens kunnen het allemaal niet bijsloffen en spreken komt bij hem neer op het uitstoten van een afgrondelijk gekreun, waarin sporadisch iets herkenbaars gevangen zit. Desalniettemin dabbert hij dagelijks door de supermarkt in kwestie, want hij mag er wat klusjes opknappen en zal er vermoedelijk ook wel wat voor vangen.

Toen hij laatst wat lege kratten naar het magazijn kruide, was hij bij aankomst aldaar getuige van een bloedstollend tafereel. Hij sukkeldraafde halje travalje naar het kantoortje, waar hij zijn bazin aantrof, tegen wie hij zich in een stroom van opgewonden klanken onverstaanbaar maakte. Toch meende zij in die kanonnade herhaaldelijk het woord vechten waar te nemen.
─”Zijn ze aan ’t vechten?” vroeg ze.
Het gekreun van Jefke kreeg de allure van een triomfantelijk gejubel en ze volgde hem naar de plaats waar de handtastelijkheden plaatsgrepen.

Haar echtgenoot was inderdaad bezig een vrouwelijke winkelbediende een geduchte schrobbering te geven. Hij was daar dusdanig door in beslag genomen, dat hij niet eens gemerkt had dat Jefke hen betrapte. Pas toen zijn vrouw in gillende kwaadheid ontstak, stond hij plots weer met beide benen op de grond. Het meisje eveneens.

Sindsdien zijn ze geen van beiden nog in de supermarkt opgemerkt. Ik denk dat ze herstellen van de verwondingen die ze tijdens de vechtpartij hebben opgelopen.

Lustig meisje

Achter de schermen van mijn blog bevindt zich een instrumentenbord, waarop ik kan aflezen wat er zich … eh … achter de schermen van mijn blog allemaal voltrekt. Zo kom ik er onder veel meer aan de weet hoeveel bezoekers ik over de vloer kreeg, wat die lazen en aanklikten, maar ook op welke manier ze hier terechtgekomen zijn. Een keurig statistiekje verklapt me immers welke opdrachten de zoekmachines naar Uilenvlucht doorgestuurd hebben. Hiernaast zien jullie daar een voorbeeld van, meer bepaald enkele zoektermen van mensen die hier gisteren gestrand zijn, omdat ze meer wilden vernemen over het lunair perigeum, alias de supermaan. Ik heb tevens iemand gestrikt die op dikke tieten belust was. Ik hoop dat hij hier aan zijn trekken gekomen is ─ neem me de dubbelzinnigheid alsjeblieft niet kwalijk ─ al durf ik dat toch te betwijfelen. Ja, die zoekopdrachten zorgen soms voor verrassende en vaak zelfs hilarische lectuur, want sommigen bestaan het om nog veel explicietere ontboezemingen aan Google en consorten toe te vertrouwen. Seks in al zijn aspecten spreekt kennelijk nog steeds een mondje mee en neem me deze dubbelzinnigheid alsjeblieft ook niet kwalijk.

Wat me evenwel nog meer intrigeert is de zoekopdracht: lustig meisje uilenvlucht. Al ettelijke maanden, ongeveer drie keer per week, is er iemand die op mijn blog een lustig meisje hoopt aan te treffen. Nu ken ik wel een aantal lustige, tot zelfs zeer lustige meisjes, maar die heb ik nog nooit te berde gebracht, zodat die nobele onbekende telkens onverrichter zake moet afdruipen. Het wordt derhalve stilaan tijd dat ik die trouwe bezoeker voor zijn niet aflatende moeite beloon en daarom heb ik het genoegen om hieronder een lustig meisje op te voeren:

Tieten

Een kennis van me kan zo aardig met een fototoestel overweg, dat daar onvermijdelijk ooit een tentoonstelling van moest komen. Die greep vroeger plaats dan algemeen verwacht, want gisteren al mocht ik naar de feestelijke opening ervan opdraven. Ik had immers een uitnodiging ontvangen, met het vriendelijke verzoek om de vernissage met mijn hogelijk gewaardeerde aanwezigheid op te fleuren. Nu vind ik het woord vernissage meer bij een expositie van schilderijen horen, maar wie ben ik dat ik op dit slakje zout zou leggen in deze tijden van zelfvernietiging, losbandigheid en zonde. Ik heb wel een boel andere dingen om me druk over te maken, zoals bijvoorbeeld de tijdens missverkiezingen alomtegenwoordige wereldvrede, of hoe ik de uit Japan afkomstige gifwolken kan ontwijken. De toekomst ziet er niet bepaald rooskleurig uit, want het lijkt er steeds meer op dat onze aarde naar de maan is, om even een woordspeling uit de mouw te schudden en uit mijn claviatuur te raffelen … maar ik dwaal af, zij het niet met tegenzin. Laten we terugkeren naar de tentoonstelling.

Ik slenterde daar wat rond en wendde voor dat ik wel degelijk wist waar Abraham de mosterd haalde, door zo nu en dan bij een foto stil te staan en die uitgebreid te monsteren, terwijl ik met een gestrekte vinger tegen de onderlip verscherpte aandacht suggereerde. Ik kan als geen ander het decorum bewaren. Het duurde niet lang of ik raakte in een gesprek verwikkeld, waaraan ook een andersdenkend stel deelnam, dat zo gay was als een handtas vol cd’s van Shirley Bassey. Ik overdrijf enigszins. Ze liepen er niet klapwiekend mee te koop dat ze de Griekse beginselen toegedaan waren, maar ze maakten ook geen geheim van hun gelijkslachtige geaardheid. Voor mij niet gelaten. Men kan wellicht veel van me zeggen, maar niet dat ik me onder een dikke korst van vooringenomenheid ophoud.

Omdat er plots iemand tegen me aanliep, gaf ik mijn buurman ─ een van die jongens ─ een stoot en van de weeromstuit gooide die zijn glas leeg over de borst van zijn vriend. Die slaakte een gil die me niet bepaald manhaftig in de oren klonk en riep:
─”Krijg nu tieten!”
Waarop de ander olijk naar hem knipoogde, zoals men doet tegen iemand met wie men dartele herinneringen deelt, en zei:
─”Dat zou je wel willen, hè?”

Zondigen

Ik heb hier al eerder mijn bevindingen medegedeeld, omtrent het effect dat chocolade mogelijkerwijze op dromen heeft. Ik stelde dat het verorberen van die zoetigheid, vlak voor het naar bed gaan, meestal voor bijzonder aangename nachtelijke belevenissen zorgt. Om die bewering te staven, beschreef ik zo’n heerlijk droomavontuur, dat evenwel nogal verrassend en zelfs ietwat in mineur eindigde.

Sindsdien heb ik geen chocolade meer aangeraakt, omdat mijn lijfarts me dat ten stelligste afraadt, maar tijdens de nieuwjaarsdagen kreeg ik van iemand een ballotin pralines cadeau. Die stond op de koffietafel koket naar me te lonken en gisteravond, tijdens het televisie kijken, kon ik de verleiding niet langer weerstaan, dus trakteerde ik mezelf op zo’n versnapering. ’t Was meteen gebeurd met de koopman. Tegen bedtijd had ik de doos bijna leeg … met alle gevolgen van dien.

Ik wil hier niet in detail treden, maar ik prijs me zeer gelukkig dat dromen bedrog zijn. Anders zou ik, door hetgeen ik vannacht allemaal uitvoerde, wellicht binnen afzienbare tijd in de gevangenis terechtkomen, een aantal keer vader worden over een maand of negen en me ongetwijfeld ook nog een seksueel overdraagbare ziekte op de hals gehaald hebben. Een mens mag het niet gedroomd hebben!

Bloot en spelen

In een wolk van charme verscheen een bedwelmend mooi huppelkutje op de televisie: een meesterwerk van de schepping. Loof de Heer dat hij zulke dingen maakt. Ik bedoel op fysisch gebied begenadigde wezens, niet de televisietoestellen die zij met hun frivole aanwezigheid opfleuren.

Zij kwam daar tekst en uitleg geven bij hetgeen zij, stoute meid, gedaan had: ze was helemaal naar het onherbergzame Afrika gereisd, om er al haar kleren uit te trekken en in haar blote niemendalletje te poseren voor de Playboy. Ik heb daar vanzelfsprekend geen enkel bezwaar tegen, want er prijken al genoeg lelijke koppen en wanstaltige lijven in onze … eh … persorganen. Persorganen!? Is dat een eufemisme voor konten?

Volgens haar zeggen was ze louter uit menslievende overwegingen uit de kleren gegaan, want ze heeft een niet gering gedeelte van haar gage aan een goed doel overgemaakt, met name aan een organisatie die zich bezighoudt met waterprojecten in de ontwikkelingslanden. Dat dit inderdaad een goed doel is, zal eenieder die regelmatig grote dorst lijdt met mij beamen.

Ze verkondigde ook nog dat ze best wel trots is op haar prestatie. Toch gaf ze de kijkers de waarschuwing mee dat wellustelingen die van porno houden niet aan hun trekken zullen komen — neem me de woordspeling alsjeblieft niet kwalijk — maar dat wie graag mooie landschappen aanschouwt, of er zich wil van vergewissen hoe dor en droog het daarginds in Afrika wel is, beslist zijn gading zal vinden.

Ik zal me straks als de wiedeweerga naar de krantenboer begeven, want zoals alle lezers van Playboy ben ik vooral geïnteresseerd in de artikelen die ze brengen en niet in de blote madammen waarmee ze hun reportages verluchten. Toevallig ben ik een groot liefhebber van mooie landschappen en tevens wil ik heel graag weten hoe dor en droog het in Afrika wel kan zijn.

Zou dat wicht dat nu werkelijk zelf geloven?

Zinderend van onderhuids vuur

De televisie stond aan en tijdens het werken door blikte ik af en toe naar wat er zich op het scherm afspeelde: een zich in een ver en uitermate zonnig buitenland voltrekkende tenniswedstrijd tussen een bloedmooie speelster en een wicht dat wat kariger door de natuur bedeeld was.

Toen ze tijdens een pauze op hun stoeltje zaten uit te hijgen, liet het oogstrelendste meisje een met ijs gevulde plastic zak aanrukken. Ze propte de hele zwik prompt tussen de dijen, drukte alles stevig tegen het kruis aan en bedekte toen op zedige wijze haar schoot met een handdoek. Ik zat te kijken of ik snot zag branden.

Het is algemeen bekend dat sportbeoefenaars soms vreemde tics tentoonspreiden en vaak de gekste dingen doen, maar zoiets had ik nog nooit gezien. Waar zou dat nu eigenlijk goed voor zijn? Ik weet eigenlijk niet of ik het antwoord wil horen. Er bestaat een nogal platvloerse uitdrukking waarmee men een op seks beluste persoon aanduidt. Hij of zij loopt heet, zegt men dan. Zou dat de reden kunnen zijn van haar merkwaardige gedrag? Ik hou het open.

Eine kleine Nachtmusik

In het holst van de nacht … Wanneer is dat eigenlijk? Kan men om drie uur nog van het holst van de nacht gewagen, of is het dan al onchristelijk vroeg in de morgen? Da’k het niet weet. Ik zal het straks even opzoeken en in afwachting daarvan zal ik maar een andere omschrijving kiezen. Daar gaan we!

Vannacht schrok ik wakker. Het was iets na drieën en buiten weerklonk een hels kabaal, dat even later afzwakte tot het gejammer van eh … ik verzin maar wat … dolende zielen die de weg naar de hemel niet kunnen vinden. Ik ken eigenlijk niets dat dichter het weeklagen van huilende baby’s benadert dan het geluid dat krolse katers produceren. Als je niet beter wist, zou je gelijk een kledingstuk aanschieten en de tuin inrennen, om aldaar het te vondeling gelegde kindje onder een struik vandaan te plukken en teder te karnoffelen.

Spoedig bleek dat er zich meerdere mannetjeskatten rond mijn woning ophielden, want er ontstonden bijwijlen hevige gevechten die met woest gekrijs gepaard gingen. Mijn twee poezen verkeerden in de hoogste opwinding. Vanwege hun overeind staande haren leken ze op door het huis rennende ragebollen en ze waren zo opgegeten van de zenuwen dat ze met elkaar begonnen te redekavelen.

De katers wilden van geen wijken weten. Ze hielden me tot kwart over vier uit mijn slaap. Kijk, ik heb er niks op tegen dat ze een serenade willen brengen aan de in mijn woning vertoevende meisjes. Ik kan zelfs accepteren dat ze zich wat verlaten en er een nocturne van maken, maar als ze mijn gezellinnen op een complete opera willen trakteren, zijn ze bij mij aan het verkeerde adres … en ik ben nochtans een groot operaliefhebber.

─”De tuinslang aansluiten en die hete truffels de volle laag geven als ze komen kwelen”, liet een vriendin blijken dat zij in voorkomend geval korte metten met zulke herrieschoppers zou maken.
─”Ho, wat ben jij een gruwel van een mens”, zei ik met vrolijk aplomb.
Er kwam niets terug. Ze keek me aan alsof ik een knallende veest gelaten had tijdens een begrafenisplechtigheid. Haar mond viel open en klapte ongebruikt weer dicht. Ze hulde zich in de stilte van de diepzee. Tien minuten lang was ze enkel met een afstandsbediening te benaderen.

Een Griekse tragedie

Rolverdeling

Nick: een knappe en goedlachse kerel van een jaar of zesentwintig. Hij is de trotse eigenaar van het vooralsnog sterloze restaurant De Toverlantaarn. Men zei van hem dat hij de Griekse beginselen aankleefde, maar toen hij in het huwelijksbootje stapte met de ietwat hautaine Tine, werden de geruchten omtrent zijn gelijkslachtige geaardheid gelijk de kop ingedrukt.

Oscar: de bijdehante, doch helaas slechtziende en nogal opvliegende vader van Tine en tegenwoordig dus tevens schoonvader van Nick, die zijn enige dochter als zijn oogappel beschouwt en bereid is om haar eer met hand en tand te verdedigen.

Kevin: een vlotte knul van net geen twintig, die het tunen van zijn auto als stokpaardje berijdt en soms wat bijklust als kelner, teneinde die hobby te bekostigen.

De pan: een gietijzeren crépière van Le Creuset.

Figuranten: plusminus zes jongelui en twee agenten.

Decor

een knus restaurant in een Vlaamse provinciestad.

Voorspel

Donderdagavond. Nicks vrouw is wat vroeger naar huis vertrokken, omdat ze zich wat dun voelde. Als hij rond een uur of elf de laatste klanten uitlaat en de deur sluit, blijft hij alleen achter met Kevin: zijn nieuwe kelner. Ze hebben geen van beiden haast dus dooft Nick de verlichting en samen begeven ze zich naar de vertrekken boven het restaurant, teneinde er van een ongestoord zakkertje op de valreep te genieten.

Eerste bedrijf

Enkele kilometers verderop zoekt Oscar, de schoonvader van Nick, tevergeefs naar zijn leesbril, tot hij zich ineens herinnert dat hij die middag wat in De Toverlantaarn geklust heeft. Mogelijkerwijs slingeren zijn jampotglazen daar ergens rond. Slordig is hij zeker niet; met zijn verstrooidheid gaat het echter van kwaad tot erger. Gelukkig bezit hij een sleutel!

Tweede bedrijf

Spoedig verschaft Oscar zich toegang tot het pand. Hij klimt kwiek naar de eerste verdieping … maar halverwege de trap hoort hij stemmen. Inbrekers, sakkerju! De man is allesbehalve een haasvreter. Hij keert op zijn stappen terug en sluipt de keuken in, waar hij zich bij gebrek aan beter van een struise, gietijzeren pan voorziet. Aldus bewapend, trekt hij met onoverwinnelijke tred ten strijde en etagewaarts.

Derde bedrijf

Boven wacht hem een bloedstollend tafereel: het naakte lichaam van zijn geliefde schoonzoon wordt er brutaal bedolven onder het al even blote lijf van een bronzen bink, die de echtgenoot van zijn oogappel hardvochtig, om niet te zeggen ongenadig verkracht. Djikke djakke kerrekoltjes klits klets! Hij gaat tekeer als een wildeman en Nick klawiert als een rodeohengst. Schoonpapa schiet me daar in een Franse colère. Onder het uitstoten van een redelijk oorlogszuchtige kreet valt hij aan als een getergde tijger … en struikelt ocharme over een weerbarstige rimpel in het vloerkleed, die hij in zijn blinde woede en bij gebrek aan bril niet opgemerkt heeft. Terwijl hij een weinig sierlijke landing maakt, laat hij de pan glippen, bonkt hij met zijn dooier tegen een kastje dat daar in de weg staat, ziet en passant zijn optische hulpmiddel van dat meubeltje tuimelen en hoort hoe hij het delicate instrument tijdens het neerkomen met zijn knie verbrijzelt. De seksdelinquent profiteert van het geharrewar om via een belendende kamer de trap te bereiken en de straat op te vluchten. Onze wraakengel verrijst evenwel, herovert ziedend zijn vlammende zwaard, in dit geval zijn pan, zet schuimbekkend de achtervolging in … en bemerkt tot zijn niet geringe verbazing hoe niet één, maar twee figuren in hun niksje voor hem uit draven. Potztausend! Dat lijkt hem stug. Als hij in het licht van een straatlantaarn een van de ontsnappende bipsensembles meent te herkennen, sijpelt meteen ook de wrede waarheid zijn hersens binnen. Het brengt hem danig van zijn stuk. Zijn teerbeminde familielid van de koude kant werd hoegenaamd niet verkracht! Charmante Nick, de gedoodverfde ideale schoonzoon, heeft zijn lichaam vrijwillig aangeboden! Hoe is het gods ter wereld mogelijk, sacre-nom-de-Dieu!? Haat spat uit zijn ogen en het gezwaai van de pan krijgt iets moorddadigs.

Finale

Met zijn allen galopperen ze lustig verder. Als gepluimde kippen, vluchtend voor een amok makende kok, fladderen ze door de straat, fervent aangemoedigd door een zestal enthousiaste supporters die net een café verlaten. Vlakbij het marktplein worden ze halt toegeroepen door een toevallig passerende politiepatrouille, die de braadpan in beslag neemt en het koddige trio afvoert …

Doek

Gelijkenissen met bestaande personen en/of gebeurtenissen zijn allerminst toevallig. De namen zijn verzonnen.

Aan de pil

Het kon haast niet anders: het zou ooit gebeuren. Ik heb niets ondernomen om te verhinderen dat het zou gebeuren. Nu het gebeurd is, ben ik hogelijk verwonderd dat het kon gebeuren.
─”Waar heb je ’t in vredesnaam over?” hoor ik jullie ietwat geërgerd vragen.

Geduld, beste lezer, is een benijdenswaardige deugd en de moeder van … eh … Allez vooruit! Geduld is de moeder van … de porseleinkast? Neen, dat is voorzichtigheid. En ledigheid is des duivels oorkussen. Is geduld eigenlijk de moeder van iets? Ik begin eraan te twijfelen. Mijn hersens lummelen nog in pyjama rond. Geduld is … eh … Da’k het niet weet! Ik zal mijn doel op een andere manier proberen te bereiken en William Shakespeare onder het stof vandaan halen door hem te citeren: “How poor are they that have no patience”.

Om gezondheidsredenen dien ik iedere middag een geneesmiddel in te nemen. Het pilletje dat ik moet slikken is minuscuul, allicht omdat het kleinood geen ernstige kwaal of een levensbedreigende ziekte hoeft te bestrijden, maar er enkel voor zorgen dat mijn … eh … mijn reutemeteut op peil blijft. Vraag me vooral niet wat. Ik ben geen dokter en ik beheers de door de volgelingen van Hippocrates gebruikte nomenclatuur niet. In mijn hoedanigheid van ordelijk mens bewaar ik al mijn medicijnen ─ potjes, flesjes, doosjes, tubes ─ in de badkamer, meer bepaald in een meubeltje dat ik om voor de hand liggende redenen mijn medicijnkast noem, of een zeldzame keer ook mijn farmacotheek, als ik op iemand indruk wil maken.

Iedere middag keutel ik naar de badkamer, teneinde daar mijn pilletje te verorberen en mijn gezondheid te plezieren. Meestal verkeer ik op dat uur in hogere sferen en loop ik te suffen. Mijn verbeelding heeft dan al vleugelen aangeschoten en het kost mij moeite om mijn gedachten bij elkaar te harken, hetgeen grote verstrooidheid veroorzaakt: een gesteldheid waar ik heel vaak last van heb.

Het kon haast niet anders of het zou ooit gebeuren en gisteren is het gebeurd: ik heb een verkeerd pilletje geslikt. Ik merkte het pas toen het vervloekte ding al in mijn maag dobberde. Ik blikte naar de blisterverpakking in mijn hand en las: Megecat. Ik stond te kijken alsof ik opeens ontdekte dat ik over een vagina beschikte. Megecat is het middel waarmee ik zwangerschappen bij mijn huisgenoten probeer te voorkomen. Het is de pil voor poezen.

Dat kon niet goed zijn voor mijn algemene welbevinden, dus belde ik mijn lijfarts.
─”Zal het wonder der opstanding des vlezes zich nog aan me voltrekken?” vroeg ik met een huiver in mijn stem.
Hij kent me ondertussen al een hele tijd en weet dat ik me nogal plastisch pleeg uit te drukken.
─”Ik denk niet dat het je zal beletten om je beste beentje voor te zetten,” diende hij me van antwoord, “maar misschien kun je voortaan toch wat beter opletten.”

Daar kan je vergif op nemen!