Tag: reizen

Pantagrueleske maaltijden

Wie naar Argentinië reist, zal er ongetwijfeld kennismaken met de nationale ritus bij uitstek, waaraan alle lagen van de bevolking deelnemen: de door de gaucho’s overgeleverde asado of de moeder van alle barbecues.

De buffelpartij begint steevast met empanadas: pasteitjes gefarceerd met gehakt in minstens veertien variëteiten. Een delicatesse, maar wel een hartige. Vervolgens staat er vlees op het menu en niet zo’n klein beetje: men voorziet ongeveer een kilogram per capita, inclusief de botten weliswaar, met allerhande worsten, organen en ingewanden als ouverture, gevolgd door het serieuzere werk en de onvermijdelijke mix van sla en tomaten. Je vreet je goed- of kwaadschiks naar een hartinfarct toe en tussen het volstouwen van de voerklep door marineer je het voedsel rijkelijk met rode wijn uit Mendoza, die men hier vaak — o barbaars gebruik! — met spuitwater uit een sifon aanlengt. Tot besluit krijg je confituur van gekookte melk of dulce de leche opgelepeld: het traditionele toetje dat zo onbestaanbaar zoet als zijn naam is.

Daarna drink je thee op gaucheske wijze: een door de Argentijnen in ere gehouden ceremonie. De in het noordoosten van het land geoogste theeblaadjes, de yerba, brengt men onder in een eivormig kalebasje — de mate — dat men na wat vakkundig geschud met kokend water vult. Aldus ontstaat er een infusie, een eerder wrange tisane, die men via een pipet, de bombilla, opzuigt en tot zich neemt, waarna men bijtankt en de mate met de bombilla doorgeeft aan de volgende gegadigde. Als een soort vredespijp gaat het zaakje het hele gezelschap rond. Waar men ook komt en op ieder uur van de dag ziet men vrouwen, mannen en kinderen met de mate in de hand, lurkend aan de bombilla, de thermosfles in de aanslag.

Ik vind het een beetje als gekookte marihuana smaken, al zou ik bij god niet weten waar of wanneer ik ooit gekookte marihuana geproefd heb.

Verrukkelijke verbazing

Als je één dezer dagen of ooit naar Rome reist, moet je beslist eens binnenwippen in het basiliekje San Pietro in Vincoli: een onopvallend gebouw in het hart van de oude stad, op spuugafstand van het Colosseum en het Forum. De kerk dankt haar naam aan de relikwie die men er bewaart: de kluisters (vincoli), waarmee men de apostel Petrus (Pietro) tijdens zijn gevangenschap in Jeruzalem aan banden zou gelegd hebben. De formidabele ketting hangt tentoongespreid in een soort aquarium en volgens mij kan je er een amok makende dinosaurus mee in bedwang houden. Ik onthoud me wijselijk van verdere commentaar, want ik heb het niet zo op souvenirs en ik raak geenszins geboeid door boeien, om eens met een woordspeling te pingpongen.

Een paar meter daarvandaan prijkt de door Michelangelo Buonarroti gebeitelde Mozes als middenstuk van het nooit afgewerkte grafmonument van paus Julius II. Alle worstjes op een stokje! Ik knipper niet zo gauw, maar toen ik dat beeld aanschouwde, zette ik ogen als vleugeldeuren op, want ik viel ten prooi aan niet aflatende verwondering. Het heeft iets heel aangrijpends en eigenlijk is het te mooi voor woorden …

Michelangelo heeft Mozes vereeuwigd terwijl hij, gezeten op een rotsblok, een rustpauze houdt tijdens een bergwandeling. Op de Sinaï heeft Jahweh hem met twee stenen tafelen vol wetteksten opgezadeld en hij prangt die zwaarwichtige richtlijnen onder de arm … edoch wat ziet zijn lodderig oog? In de vallei is zijn volk bezig het gouden kalf te aanbidden. Mozes ontsteekt in toorn, zijn gramschap barst los …

Kijk, het is een marmeren beeld, maar die woede is bijna tastbaar. Wat een bliksemende blik! Wat een waardige, meesterlijk geciseleerde uitstraling! De buitengewone kracht van deze figuur, de geweldige spanning in de aderen en de spieren, de plastische pose en de gramstorige gelaatsuitdrukking hebben van deze Mozes terecht een van de meest bewonderde kunstwerken aller tijden gemaakt.

Petite histoire 1: waarom draagt Mozes horens?

Omdat Michelangelo zich op een foutieve vertaling van het Oude Testament baseerde. De oorspronkelijke Hebreeuwse tekst verhaalt hoe het gelaat van Mozes dusdanig oplichtte nadat hij Jahweh had ontmoet, dat hij zich met een sluier diende te bedekken. ‘Er sprongen stralen uit zijn hoofd’, staat er geschreven. Ene Jerome, die voor de Latijnse vertaling instond, interpreteerde dat foutief en gebruikte horens in plaats van stralen. Met alle gevolgen van dien.

Petite histoire 2: Perché non parli? (Waarom spreek je niet?)

Michelangelo was naar men beweert een nogal bokkinezig heerschap en bovendien gauw aangebrand. Toen het beeld bijna af was en hij het resultaat stond te bekijken, welde plots hevige toorn in hem op. ‘Perché non parli?’ riep hij en hij gooide ab irato zijn beitel naar de vrucht van zijn arbeid. Het werktuig kwam op de knie van Mozes terecht en richtte daar wat schade aan. Ik heb de knie in kwestie aandachtig bekeken en ik zag een geelachtige ader in het marmer. In het midden daarvan lijkt er inderdaad een flintertje te ontbreken. Misschien had Michelangelo toevallig en gelukkig een minuscuul beiteltje in zijn temperamentvolle handen …

Petite histoire 3: de baard.

Als men het beeld uit een bepaalde hoek en bij het juiste licht bekijkt, zou men in de baard van Mozes de gezichten van zowel Michelangelo als paus Julius kunnen ontwaren. Toen ik daar was, bevonden ze zich waarschijnlijk net op het toilet, want ik heb helemaal niets ontwaard.

Betrapt

Het gebeurde in een zalig vroeger in een land hier ver vandaan …

Het door de jaren gebeitste hotel dat ik binnenstommel, ziet eruit als het decor van een kitschfilm, gaat gebukt onder een vrachtje sterren en baadt in weelde, maar mist een ziel. Er is meer nodig dan druipende luxe om die precieuze sfeer van gedistingeerde en toch nonchalante chic te scheppen. Het gedrag van de nachtreceptionist — een kast van een gozer met een crewcut op zijn schedel en een zorgvuldig getrimd kneveltje onder de springschansneus — verraadt dat hij me niet helemaal vertrouwt. Als ik op dat onchristelijke uur door de lounge aan kom zeilen en mijn koffers naar de balie zeul, staart hij me aan alsof ik een geweer op hem richt. Hij veert nogal onbeheerst van zijn stoel en stoot daarbij een stapel papieren aan. In een reflex poogt hij het kantelen ervan te voorkomen. Als dat mislukt, ligt er plots een glimblad open en vooral bloot op zijn desk. Vermoedelijk heeft hij het prentenboekje tijdens mijn entree weggemoffeld, maar het labiele evenwicht van slordig opeengepakte documenten zet hem voor schut. De schaterrode letters van de omslag bespringen me genadeloos: Horny roommates. Onder die veelbelovende titel geven twee compleet kleerloze, als een ritssluiting in elkaar verstrengelde huppelkutjes een tentakelspektakel ten beste. Zijn zij de geile kamergenoten waarvan de tekst gewag maakt? Gewis!
—“Woeps!” laat ik me ontvallen, terwijl de stiekeme snoeper de vrijmoedige vriendinnen op meedogenloze wijze in een lade propt.
—“Had u gereserveerd?” vraagt hij dan zo sereen als gebotteld water, zij het met een kop als een biet.

Aphrodite achterna

Bij Colruyt waren de mandora’s in de aanbieding. Laat dat nu toevallig vruchten zijn die een wit voetje bij me hebben, spreekwoordelijk dan, want de mandora heeft hoegenaamd geen voetjes en bovendien is die van nature zo oranje als het Nederlandse koningshuis.

De mandora is namelijk een in mijn ogen heel geslaagde kruising tussen de mandarijn en de orange, ofte de sinaasappel, die niet alleen tjokvol sap steekt, maar zich tevens bijzonder makkelijk laat pellen en bovendien ook nog voortreffelijk smaakt. Helaas zijn er in het delicate vruchtvlees ook verraderlijke pitten gehuisvest en niet te min, want in sommige exemplaren trof ik wel dertig van die vervelende ettertjes aan. Af en toe echter stuit ik op een mandora waarin zich hoegenaamd geen pitten ophouden. Geen sikkepit! Dat verbaast mij zeer en dan vraagt een nieuwsgierig mens zich geredelijk af waarom de telers, terwijl ze toch aan het kruisbestuiven zijn, er niet voor zorgen dat al hun vruchten vrij van zonde zijn.

Misschien moet Colruyt eens iemand met een onderzoek belasten en naar het land van oorsprong, Cyprus, sturen, om na te speuren of men van die hybride in pitloze uitvoering eerder regel dan uitzondering kan maken. Ik houd me van harte aanbevolen voor dit snoepreisje deze taak. Ik spreek een mondje Grieks en ook wat Turks, dus zal men me daarginds geen blauwe bloempjes op de mouw spelden of me met een kluitje in het riet sturen.

Maar allez! Wat smijten ze hier nu binnen?

“¡Hola!” is weer gewoon “hallo!” en de vermeend onversaagde Argentijnse gaucho wijkt spoorslags voor de Vlaamse leeuw.

Als jullie anderhalve maand niets van me hoorden, dan kwam dat omdat ik gelukkig was en er over geluk eigenlijk niets te zeggen valt. Nu ik opnieuw een drenkeling in de dagelijkse sleur ben, voel ik me iets minder gelukkig en zie ik me genoodzaakt mijn blog als uitlaatklep te gebruiken, al is het hoegenaamd niet zeker dat daar iets heuglijks van zal komen, want ondertussen wordt het leven met de dag korter.

Ik ben evenwel niet van plan om hier in een uitgebreid reisverhaal los te barsten, al zal ik af en toe ongetwijfeld in een potige anekdote verzeild raken, die ik dan verpakt in lenig proza wereldkundig zal maken.

Het kan erger, hè?

Aju!

Het lijkt erop dat ik de voorbije week voor de kat z’n kut heb zitten schrijven. Mijn blog heeft nooit minder belangstelling genoten, voor zover men in dit geval van genieten kan spreken. Jullie hebben blijkbaar allemaal wat anders en hopelijk wat beters te doen. Ik zal de laatste zijn om jullie ongelijk te geven, ook al ben ik dan zelf tot de bureaustoel veroordeeld, om in het zweet mijns aanschijns ─ ik overdrijf enigszins ─ het dagelijks brood voor mezelf en de dagelijkse blikken Felix voor mijn poezen te verdienen. Ook vandaag moet ik hier waarschijnlijk niet veel bedrijvigheid verwachten. Het is niet alleen zaterdag, maar het is bovendien voortreffelijk weer …

Ik volhard echter in de boosheid en dat doe ik inmiddels al bijna zeven jaar. Zelfs als er slechts anderhalve man en een paardenkop op bezoek komen, zullen die op Uilenvlucht een kakelvers bericht aantreffen, behalve dan tijdens mijn vakantie, als ik internet compleet uit mijn leven ban. Ik schrijf hier niet om den brode, maar uit plezier en vanwege mijn onblusbare drang om woorden aan mekaar te rijgen tot zinnen. Een van de grote voordelen van schrijven is dat je het alleen kunt doen. Ik ben wat men een animal scribax noemt, een inktwellusteling, of tegenwoordig eigenlijk meer een klavierraffelaar, al zullen jullie dit woord van eigen vinding vooralsnog niet in Van Dale aantreffen, maar wat niet is, kan komen.

Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat er een kentering aan de gang is. Tijdens mijn wandelingen door blogland stuit ik steeds vaker op webdagboeken die er al weken, ja soms maanden onaangeroerd bij liggen. De auteurs ervan zijn nochtans allemaal heel enthousiast van start gegaan, maar dan begint hun blog tekenen van slijtage en hiaten te vertonen, tot er plots helemaal geen schot meer in zit, omdat ze er gewoon de brui aan gegeven hebben. Velen haken af. Alleen al in de voorbije week ben ik vier keer geconfronteerd met schrijvers van nochtans kwalitatief hoogstaande blogs, die er om onnaspeurbare redenen opeens een punt achter zetten. Je kan het betreuren, maar het is niet anders.

Ik zal telkens opnieuw wat van me laten horen, ook bij mooi weer en op stille zaterdagen, maar niet als ik met vakantie ben …

… en morgen ben ik met vakantie, want dan loop ik mijn tweede thuishaven binnen en strijk ik neer in een land waar het nu volop zomer is. Tot over een paar weken.

Hup met de beentjes!

Door een nogal ongelukkige samenloop van omstandigheden kwam ik onverhoeds op het supportersbal van een naar verluidt veelbelovend wielertalent terecht. Het was zo’n primitief dansfeest waar zowel de vogeltjesdans als de polonaise herhaaldelijk aan bod komen. Dat ik dit soort volksvermaak liever aan me laat voorbijgaan, staat zo vast als een muts met zeven keelbanden. Niet dat ik me beter voel dan een ander, maar ik ben nooit een uitbundig type geweest en zal het vermoedelijk ook nooit zijn.

Rond de klok van elven greep de trekking plaats van een met talloze prijzen begiftigde tombola. De lokale middenstanders hadden kennelijk hun winkeldochters voor het goede doel afgestaan. Begrijp me vooral niet verkeerd. Men verhandelde daar absoluut geen blanke slavinnen. Winkeldochters zijn immers niet enkel vrouwelijke bedienden, maar ook artikelen die men al lang te koop aanbiedt, maar aan de straatstenen niet kwijt kan. Ik bedoel vanzelfsprekend de laatste categorie.

Ene Rosa won de hoofdprijs. Rosa was een fors koebeest van een vrouw met blozende konen, die behoorlijk van slag raakte door het dofje dat haar te beurt viel en opgegeten door de zenuwen het trapje naar het podium beklom. De omroeper van dienst vroeg een applaus voor de winnares en toen dat uitdoofde riep hij in de microfoon:
─”Rosa heeft een reis gewonnen! Te voet door Vlaanderen, voor twee personen.”
Rosa zwijmelde weg en sukkelde bijna in extase.
─”Dank u, dank u”, mompelde ze zo blij als een kermiskind, want het drong geeneens tot haar door dat men haar in de zeik zette.
─”U mag met een partner naar keuze te voet door Vlaanderen reizen”, drong de omroeper aan.

We waren er met zijn allen getuige van hoe het besef bij Rosa binnensijpelde. Ze keek als een kind dat net zijn ballon zag klappen en het scheelde echt niet veel of er kwamen tranen aan te pas, wellicht niet zozeer van teleurstelling, maar vooral omdat ze ten aanschouwen van allen daar aanwezig voor paal stond. Toen kreeg ze alsnog haar prijs: een reis voor twee personen naar een eiland dat zich in het zuiden van Europa boven de zeespiegel verheft.

Gelachen dat we hebben! Je leven zo niet!

Ter wille van de lieve vrede

Het is vandaag de Internationale Dag van de Vrede. Natuurlijk kan ik zo’n heuglijke dag niet onopgemerkt laten. Daarom trakteer ik jullie hieronder op het relaas van een van de zeldzame keren dat ik onenigheid met iemand kreeg, maar niet veel later de plooien gladstreek, want kwaad worden is menselijk, maar kwaad blijven is duivels.

Toen ik enkele jaren geleden met een Argentijnse vriend, Rubén, door Europa toerde, verbleven we ook een aantal dagen in het verrukkelijke Istanbul.

We bezochten het Topkapi Paleis en de Haghia Sofia, verdwaalden in de bazaar, staken de Bosporus over die Europa van Azië scheidt … Om een lang verhaal kort te maken: we deden alles wat men als toerist in Istanbul hoort te doen.

Op een morgen begaven we ons naar de Blauwe Moskee en bleven ons geruime tijd aan dat fraaie bouwsel vergapen. Zoals dat gaat in de buurt van populaire attracties, hielden zich ook daar talloze snuisterijen verkopende luiden op. Een vriendelijke jongen van een jaar of achttien probeerde zijn studies te bekostigen door lederen omhulsels van poefs te slijten. Het moet gezegd dat die best wel fraai oogden en dat ook de prijs ervan aardig meeviel: omgerekend ongeveer € 5 per stuk. Mijn vriend toonde interesse en gaf te kennen dat hij een groot aantal van die dingen wilde kopen, als hij tenminste …

We namen de jongen mee naar een restaurant en boden hem een maaltijd aan, maar dat weigerde hij beleefd en terwijl hij zich met een glas water tevreden stelde, stond hij na enige discussie een korting van vijfentwintig percent toe. Rubén vroeg of hij ook in Zwitserse frank mocht betalen, hetgeen me enigszins verwonderde want we hadden ook Turkse lira op zak, maar omdat hij wel vaker met munteenheden stoeide, sloeg ik daar verder geen acht op. De jonge Turk had geen bezwaar. Mijn vriend haalde zijn onafscheidelijke zakrekenaartje boven, tikte een wijle, telde enkele Zwitserse bankbiljetten neer en nam 36 omhulsels in ontvangst, die hij later naar Argentinië zou verschepen om ze daar aan de man te brengen. De verkoper vertrok, zo blij als een hond met zeven pikken.

Het drong pas tien minuten later tot me door dat Rubén eigenlijk veel te weinig betaald had. Toen ik deze bevinding aan hem mededeelde, glimlachte hij fijntjes en zei schouderophalend:
─”Hij moet maar beter op zijn zaken letten.”

Had hij dat toch wel moedwillig gedaan zeker! Het maakte een duivel in me wakker. Ik ontstak in toorn en ’t was gelijk donderen in de kajuit. Ik bedacht hem met een heuse filippica … dat hij expres met munteenheden gewoekerd had, dat die knul spoedig het bedrog zou opmerken en zich dan zou herinneren dat wij ons in een auto met een Belgisch nummerbord verplaatsten … en veel vijven en zessen … tot ik eindigde met de woorden dat ik het een echte jodenstreek vond.

Dat liet hij zich niet zeggen, waarschijnlijk omdat hij een Jood is. Onze wegen scheidden. Hij vertrok naar ik weet niet waar en ik ging op zoek naar de verkoper. Ik vond hem en gaf hem de rest van de koopsom, samen met excuses voor de vergissing.

Rubén en ik zagen elkaar ’s avonds in het hotel terug en ja hoor … we hebben vrede gesloten en hij heeft het nooit meer gedaan … althans niet in mijn bijzijn.

Mañana

Het is hier een drukte van belang en je welste. Jonatán bereidt zich voor op zijn vertrek. Morgen zullen we ons samen naar Schiphol begeven en ik zal in mijn eentje terugkeren, terwijl hij naar andere oorden vliegt. In businessclass natuurlijk! En hij gaat nog niet naar huis, bijlange niet, bijlange niet … Meneer maakt een ommetje. Er staat een week New York op zijn programma en vervolgens mag Rio de Janeiro zich enkele dagen in zijn aanwezigheid verheugen. Of ’t allemaal geen geld kost. O, wat benijd ik hem. Geboren in een gouden bed en dus goed veel centen in zijn zak, om van de platina betaalkaarten nog te zwijgen … Ach, je hoort me niet klagen. Mijn ouwelui waren niet rijk en zelf verdien ik ook geen schatten, verre van, maar ik kom niks tekort, behalve oren en ogen. Zo nu en dan kan ik me zelfs een extraatje permitteren, zoals bijvoorbeeld een ijsje, of zelfs een reis, zij het dan in toeristenklasse.

Mooie liedjes duren niet lang, tenminste als je niet in van die hogere sferen vertoeft, omdat je een robuuste joint opgestookt hebt. Ik zal mijn huisgenoot missen, want ik mag hem wel. Wat mijn vriendschappen betreft, ben ik nochtans niet zo’n makkelijke. Het moet klikken en met hem klikte het meteen. We zaten en zitten op dezelfde golflengte en dan gaat alles vlotter. Ik zal dan ook node afscheid van hem nemen en ik ben al zo’n trunte op dat gebied, maar ik troost me met de gedachte dat ik hem over een paar maanden zal terugzien, want dan reis ik in hoogsteigen persoon, maar in toeristenklasse, naar het land van de tango en de gaucho’s … en daar woont hij.

Vandaag is het hier nog lachen en tateren, wassen en plassen, drogen en strijken, inpakken en wegwezen … Nee, dat wegwezen is voor mañana. Mañana se va … Morgen gaat hij weg. Morgen zal het hier opnieuw rustig zijn. En stil. Relatief rustig en stil, want die katten van me …

Manten en Kalle

Ik heb jullie gisteren kond gedaan van het onaangename akkefietje dat ons, mijn reisgezel Reinhold en ik, aan de grens van Turkije met Griekenland te beurt viel en groot oponthoud veroorzaakte, waardoor we in de auto dienden te overnachten. Er bestaan ongetwijfeld comfortabelere plekken, maar we overleefden het …

… en brachten vervolgens een meerdaags bezoek aan Athene, waar de heerlijkste gewrochten, ooit door mensenhand geschapen, onze bewondering afdwongen. Daarna toerden we een week of wat door de Peloponnesus. Het was tijdens deze tocht dat we twee Griekse landschildpadden van het asfalt plukten, ze Manten en Kalle doopten en ze in een kartonnen doos een plaatsje op de achterbank gaven, waar we ze gul van sla en tomaten voorzagen. Met zijn vieren bereikten we de havenstad Patras, waar we inscheepten teneinde de Ionische Zee over te steken en voet aan wal te zetten in het Italiaanse Bari.

Ik reed mijn auto van het schip en terwijl ik die richting douane stuurde, gaf ik mijn passagier nog de goede raad mee om vooral zijn kakel te houden, want met zijn charmante babbel had hij aan de Turks-Griekse grens de boel verziekt en het oponthoud veroorzaakt, zoals jullie gisteren konden lezen. Hij gehoorzaamde braafjes, maar het mocht niet baten: men rangeerde ons opnieuw uit de rij en weer dienden we het voertuig te verlaten. Ze kwamen met een hond aandraven. Die hond snuffelde. En die hond blafte! En weer maakte men aanstalten om het slopen van mijn voertuig aan te vatten.
─“Zou het niet aan onze schildpadden kunnen liggen?” opperde ik snel.

Toen ze van hun verbazing bekomen waren en lacherig enkele opmerkingen over zuppa di tartaruga gemaakt hadden, kregen we de toestemming om Manten en Kalle uit te laden, waarna de hond een nieuwe inspectieronde maakte en net als Reinhold zijn klep dichthield.

En weg waren we, nieuwe avonturen tegemoet …

Manten en Kalle zijn later gerepatrieerd en in hun habitat uitgezet.