Tag: Italië

Sluikreclame

Ik heb weinig en misschien zelfs geen verstand van voetbal. Desalniettemin heb ik gisteravond de ontmoeting tussen België en Italië gadegeslagen, want ik wilde toch eens weten waar heel die hype, waarmee men ons al maanden om de oren slaat, nu eigenlijk op stoelt. Ik had beter in mijn broek gescheten.

Voorzien van een blikje blond bier van Hoegaarden en een grote zak chips van Lay’s nestelde ik me op de bank, toegerust met een driekleurig vlaggetje dat ik van Coca Cola heb gekregen en een toeter, die ooit de hoorn van een Oostenrijkse koe geweest is. Wel, die zogeheten Rode Duivels bakten er twee keer niks van, zodat ik achteraf van pure armoede maar zelf de hand aan de pan sloeg en wentelteefjes bakte, die ik rijkelijk onder cassonade van Graeffe bedolf en opvrat. Was dat even lekker!

Wentelteefjes … Verloren brood … Mijn moeder noemde die dingen ‘klakkers’. Waar dat woord vandaan komt, mag de duivel weten. De Rode Duivel.

Sodom, Gomorra en Pompeji

C’est une fête toute napolitaine, Monseigneur, nous dansons sur un volcan.
Narcisse-Achille de Salvandy

Samen met een Argentijnse vriend en reisgezel heb ik ooit met ware doodsverachting de Vesuvius beklommen … eh … bedwongen. Men bedwingt een berg. Als dat dan ook nog een vuurspuwende berg is, moet men zowel de berg als zijn angst bedwingen, want dat zijn lang geen ongevaarlijke toestanden waarin men zich begeeft. In ons geval liep het waagstuk goed af: we daalden zonder kleerscheuren of brandwonden en in heelhuidse gesteldheid van dat ventiel van Moeder Aarde neer. We hadden de begane grond nog niet helemaal bereikt of er lag reeds een andere bezienswaardigheid op ons te wachten: de overblijfselen van het eens zo florissante en o zo decadente Pompeji.

In het begin van onze jaartelling was dit stadje de zomerverblijfplaats en het lustoord van de rijke Romeinen … een Italiaans Knokke-Zoute met andere woorden. Er heerste daar een zeer ongedwongen, ja zelfs ronduit losbandig sfeertje. Onkuisheid en ontucht dat er daar bedreven werd! Hohoho! Daar hebben jullie werkelijk geen idee van en ik evenmin, maar we proberen het ons toch een beetje voor te stellen, nietwaar?

Op 24 augustus 79, om elf uur in de morgen, weerklonk opeens een buitengewoon luide knal. De top van de Vesuvius vloog de lucht in en de aarde spuwde haar ingewanden uit. Gedurende twee dagen regende het stenen en allerhande troep op Pompeji, dat allengs bedolven raakte, en wie probeerde te vluchten werd door giftige dampen ingehaald en geveld. Van de naar schatting vijfentwintigduizend inwoners heeft wellicht niemand de woede-uitbarsting van de vulkaan overleefd en de stad verdween van de aardbodem, want plots zat die eronder. Pompeji voegde zich bij de Bijbelse steden Sodom en Gomorra, die vanwege hun verdorvenheid met zwavel en vuur verwoest werden.

Zestienhonderd jaar later kwam er tijdens grondwerken plots een beeld aan de oppervlakte. Opgravingen begonnen en als men dat doet, legt men meestal iets bloot. Soms leg ik iets bloot dat ik helemaal niet opgegraven heb, waarschijnlijk omdat ik kan toveren, maar dat doet hier verder niets ter zake. Aldus verrees Pompeji als het ware uit zijn graf en vandaag de dag gaan we er in groten getale naar kijken.

Nu zal ik nooit in laaiend enthousiasme ontsteken bij het aanschouwen van ietwat mistroostige ruïnes en dat deed ik in Pompeji dus ook niet. Ik ben meer een natuurmens. Met een fraai landschapje of een bekijkenswaardig fenomeen kun je me altijd plezieren. Samen met mijn vriend dwaalde ik door de straatjes, bezocht ik Romeinse villa’s of wat er van overbleef en verlustigde me enigszins aan de soms schunnige muurschilderingen en mozaïeken, die verrieden welke perversiteiten daar allemaal moeten plaatsgevonden hebben naast de gewonere dadelijkheden van de seksuele bedrijvigheid.

Toen kwam er opeens een bewaker of iets dergelijks naar ons toe. Hij droeg in alle geval een kepie en een indrukwekkende sleutelbos. In ruil voor een fooi kon hij ons het ‘verboden Pompeji’ laten zien, deelde hij ons in moeizaam Engels mee, maar wij begrepen het en grote nieuwsgierigheid maakte zich van ons meester. Enkele bankbiljetten wisselden van eigenaar en hij bracht ons tot bij een gifgroene deur, die hij met een kanjer van een sleutel ontsloot.

Het was alsof wij een seksboetiek betraden. We werden omringd door tientallen beelden van mannen met enorme fallussen, vrouwen in wel zeer uitdagende poses en afbeeldingen van ongeveer alle copulatiestandjes die het menselijk brein ooit verzon. Het was me het museumpje wel. Gelachen dat we hebben.

Ja, als ik tweeduizend jaar geleden geleefd had, zou ik wat graag in Pompeji gewoond hebben. Natuurlijk zou ik net op reis geweest zijn toen de Vesuvius ontplofte.

Manten en Kalle

Ik heb jullie gisteren kond gedaan van het onaangename akkefietje dat ons, mijn reisgezel Reinhold en ik, aan de grens van Turkije met Griekenland te beurt viel en groot oponthoud veroorzaakte, waardoor we in de auto dienden te overnachten. Er bestaan ongetwijfeld comfortabelere plekken, maar we overleefden het …

… en brachten vervolgens een meerdaags bezoek aan Athene, waar de heerlijkste gewrochten, ooit door mensenhand geschapen, onze bewondering afdwongen. Daarna toerden we een week of wat door de Peloponnesus. Het was tijdens deze tocht dat we twee Griekse landschildpadden van het asfalt plukten, ze Manten en Kalle doopten en ze in een kartonnen doos een plaatsje op de achterbank gaven, waar we ze gul van sla en tomaten voorzagen. Met zijn vieren bereikten we de havenstad Patras, waar we inscheepten teneinde de Ionische Zee over te steken en voet aan wal te zetten in het Italiaanse Bari.

Ik reed mijn auto van het schip en terwijl ik die richting douane stuurde, gaf ik mijn passagier nog de goede raad mee om vooral zijn kakel te houden, want met zijn charmante babbel had hij aan de Turks-Griekse grens de boel verziekt en het oponthoud veroorzaakt, zoals jullie gisteren konden lezen. Hij gehoorzaamde braafjes, maar het mocht niet baten: men rangeerde ons opnieuw uit de rij en weer dienden we het voertuig te verlaten. Ze kwamen met een hond aandraven. Die hond snuffelde. En die hond blafte! En weer maakte men aanstalten om het slopen van mijn voertuig aan te vatten.
─“Zou het niet aan onze schildpadden kunnen liggen?” opperde ik snel.

Toen ze van hun verbazing bekomen waren en lacherig enkele opmerkingen over zuppa di tartaruga gemaakt hadden, kregen we de toestemming om Manten en Kalle uit te laden, waarna de hond een nieuwe inspectieronde maakte en net als Reinhold zijn klep dichthield.

En weg waren we, nieuwe avonturen tegemoet …

Manten en Kalle zijn later gerepatrieerd en in hun habitat uitgezet.