Ter wille van de lieve vrede

Het is vandaag de Internationale Dag van de Vrede. Natuurlijk kan ik zo’n heuglijke dag niet onopgemerkt laten. Daarom trakteer ik jullie hieronder op het relaas van een van de zeldzame keren dat ik onenigheid met iemand kreeg, maar niet veel later de plooien gladstreek, want kwaad worden is menselijk, maar kwaad blijven is duivels.

Toen ik enkele jaren geleden met een Argentijnse vriend, Rubén, door Europa toerde, verbleven we ook een aantal dagen in het verrukkelijke Istanbul.

We bezochten het Topkapi Paleis en de Haghia Sofia, verdwaalden in de bazaar, staken de Bosporus over die Europa van Azië scheidt … Om een lang verhaal kort te maken: we deden alles wat men als toerist in Istanbul hoort te doen.

Op een morgen begaven we ons naar de Blauwe Moskee en bleven ons geruime tijd aan dat fraaie bouwsel vergapen. Zoals dat gaat in de buurt van populaire attracties, hielden zich ook daar talloze snuisterijen verkopende luiden op. Een vriendelijke jongen van een jaar of achttien probeerde zijn studies te bekostigen door lederen omhulsels van poefs te slijten. Het moet gezegd dat die best wel fraai oogden en dat ook de prijs ervan aardig meeviel: omgerekend ongeveer € 5 per stuk. Mijn vriend toonde interesse en gaf te kennen dat hij een groot aantal van die dingen wilde kopen, als hij tenminste …

We namen de jongen mee naar een restaurant en boden hem een maaltijd aan, maar dat weigerde hij beleefd en terwijl hij zich met een glas water tevreden stelde, stond hij na enige discussie een korting van vijfentwintig percent toe. Rubén vroeg of hij ook in Zwitserse frank mocht betalen, hetgeen me enigszins verwonderde want we hadden ook Turkse lira op zak, maar omdat hij wel vaker met munteenheden stoeide, sloeg ik daar verder geen acht op. De jonge Turk had geen bezwaar. Mijn vriend haalde zijn onafscheidelijke zakrekenaartje boven, tikte een wijle, telde enkele Zwitserse bankbiljetten neer en nam 36 omhulsels in ontvangst, die hij later naar Argentinië zou verschepen om ze daar aan de man te brengen. De verkoper vertrok, zo blij als een hond met zeven pikken.

Het drong pas tien minuten later tot me door dat Rubén eigenlijk veel te weinig betaald had. Toen ik deze bevinding aan hem mededeelde, glimlachte hij fijntjes en zei schouderophalend:
─”Hij moet maar beter op zijn zaken letten.”

Had hij dat toch wel moedwillig gedaan zeker! Het maakte een duivel in me wakker. Ik ontstak in toorn en ’t was gelijk donderen in de kajuit. Ik bedacht hem met een heuse filippica … dat hij expres met munteenheden gewoekerd had, dat die knul spoedig het bedrog zou opmerken en zich dan zou herinneren dat wij ons in een auto met een Belgisch nummerbord verplaatsten … en veel vijven en zessen … tot ik eindigde met de woorden dat ik het een echte jodenstreek vond.

Dat liet hij zich niet zeggen, waarschijnlijk omdat hij een Jood is. Onze wegen scheidden. Hij vertrok naar ik weet niet waar en ik ging op zoek naar de verkoper. Ik vond hem en gaf hem de rest van de koopsom, samen met excuses voor de vergissing.

Rubén en ik zagen elkaar ’s avonds in het hotel terug en ja hoor … we hebben vrede gesloten en hij heeft het nooit meer gedaan … althans niet in mijn bijzijn.

The Author