Tag: dieren

Aubade

Langs een nauw wegeltje kwam ik getreden …

… en zodoende arriveerde ik bij een weide waarin zich acht schapen ophielden: vijf volwassenen en drie peuters. Zodra ze mij opmerkten, snelden ze naar me toe, stelden zich bij de afsluiting op en begonnen me daar een herrie als een oordeel te maken. In ongeordende samenzang brachten ze me een aubade van je welste.

Jullie hebben ongetwijfeld allemaal al het geblaat van schapen aangehoord, maar is het ooit bij jullie opgekomen om enige aandacht te besteden aan de geluiden die ze produceren en te ontdekken dat ze er allemaal een verschillende toonhoogte op nahouden, dat ze elk voor zich en ieder apart over een eigen vibratie beschikken en dat hun stemtimbre varieert van gevoileerd naar fluwelig en van snerpend naar grofkorrelig? Ze gaven ‘m van jetje en het leek nergens op, maar ik vond het zo’n kolderiek koor dat ik me zowat stond te bezeiken van het lachen.
“Jullie moeten nodig naar de zangles, hoor”, zei ik nog voor ik mijn weg vervolgde, hetgeen ze niet belette om met veel enthousiasme een bisnummer aan te heffen.

Ik hoorde ze nog bezig toen ik iets verderop bij het graf van mijn ouders en mijn zus stond en ik schoot opnieuw in de lach. Er was niemand aanwezig die daar aanstoot aan kon nemen ─ Wat heeft hij geslikt? Wat heeft hij gebruikt? ─ en van mijn moeder en mijn vader weet ik dat ze zich daar niet aan storen. Ze kennen hun pappenheimer. Van mijn zusje weet ik zelfs zeker dat ze mijn vrolijke bui deelde.

Ondertussen op het naaktstrand 18

Op een naturistenstrandje in het Spaanse Nerja lag een man te zonnebaden en zichzelf bloot te geven, tot er opeens een hond verscheen die hem aanviel en genadeloos in de geslachtsdelen beet, meer bepaald in zijn telende ballen. De verwondingen van de man waren zo ernstig dat men hem naar het ziekenhuis diende over te brengen. Van de hond ontbreekt vooralsnog elk spoor.

teelballen

Slecht weer vandaag

De titel van dit schrijfsel doet vermoeden dat ik me in de meteorologische slangenkuil zal begeven. Dat is geenszins het geval. Wat dan wel de bedoeling ervan is, zal dadelijk blijken.

Ik bevond me in de vallei van de Zuidleie. Dat lijkt heel wat, maar ik fietste gewoon op het jaagpad langs het kanaal dat Brugge met Gent verbindt. Veel viel er daar niet te beleven. Ik passeerde een aantal stoere bunkers, waarin tegenwoordig vleermuizen gehuisvest zijn en toen zag ik opeens … Een Bengaalse tijger? Een grizzlybeer? Een hangbuikzwijn? Een boa constrictor? Spaar me! Neen, ik zag de loslopende Slecht-Weer-Vandaag: de schimmel van Sinterklaas, luisterend naar de onnozelste naam die een paard ooit kreeg toebedeeld. In Nederland heet hij Amerigo en dat klinkt al heel wat beter.

Hij wandelde rustig over het pad en hield zo nu en dan even halt om zich wat gras toe te eigenen. Desalniettemin was ik op mijn hoede voor het onvoorspelbare gedrag dat dieren soms tentoonspreiden. Voor hetzelfde geld maakte hij een onverhoedse sprong, die mij tot een uitwijkmanoeuvre noopte, waardoor ik mogelijkerwijze met fiets en al in het kanaal terechtkwam. Ik reed hem stapvoets voorbij en toen hoorde ik iemand schreeuwen.

Uit een hofstede, zo’n tweehonderd meter bij me vandaan, dook een vrouwspersoon op die kreten slakend en met molenwiekende armen naar me toe kwam lopen.
“Can you push the horse in my direction?” riep ze toen ze binnen gehoorsafstand was.
Nu stroomt er weliswaar gauchobloed door mijn aderen en ik kan een paard berijden, maar zo’n viervoeter in een bepaalde richting duwen behoort allerminst tot mijn vaardigheden, dus probeerde ik de schimmel met behulp van mijn stem en mijn fietsbel tot de orde te roepen. Tot mijn verbazing volgde het dier gedwee mijn instructies op en niet veel later kon de dame hem aanlijnen. Ze bedankte mij uitvoerig ─ o, wat was ik fier ─ en ik vervolgde mijn weg.

Kinderen, verheug jullie allen en wees blijde! Dankzij mijn kundige tussenkomst zal Sinterklaas vrijdagavond lustig over de daken kunnen galopperen.

Het wilde West-Vlaanderen 2

Ik was aan de wandel en kwam bij een weiland waarin gewoonlijk een tiental stomgeslagen koeien stonden, maar waar nu behoorlijk wat deining heerste, die veroorzaakt werd door een als moderne cowboy vermomde veehouder.

Omdat de winter voor de deur staat, pleegt men runderen van beiderlei kunne uit hun buitenverblijf weg te halen en in stallen onder te brengen. In een zalig vroeger gebeurde dat op nogal primitieve wijze: de boer en de boerin verschenen in de wei en probeerden de dieren met pluimveehoudersgebaren en de declamatorisch galmende stemgeluiden van een oudtestamentische god samen te drijven en naar de hoeve te jagen.

quadWat ik zag, was evenwel een veel minder idyllisch tafereel. De boer in kwestie verplaatste zich namelijk met een quad: zo’n vierwielig rijtuig met brede banden en een motorstuur, dat buitengewoon luidruchtig tekeergaat en vaak zo hinderlijk is in het verkeer dat sommige steden het monster met alle middelen van hun grondgebied proberen te weren. Jullie zullen begrijpen dat de koeien het allerminst konden waarderen dat men ze met zo’n helse machine achternazat. Ik blijf er me hogelijk over verbazen dat dergelijke mastodonten met hun logge lijf, en in niet geringe mate gehinderd door zowel klotsende uiers als zwiepende spenen, zo snel kunnen lopen, al gebeurde dat in dit geval onder luid protest: ze burlden als bronstige edelherten.

De boer ─ het was hem aan te zien ─ had onbedaarlijk plezier in het leven en was in zijn element als een sater in een bos. Plots echter werd de quad door massa’s modder dusdanig in zijn vaart gestuit dat … hij over de kop sloeg. De berijder ervan, de boer dus, nam enthousiast deel aan het gebeuren. Hij steeg even hemelwaarts en dook toen met de sierlijkheid van een balletdanser de smurrie in.

Ik heb er me eerst van vergewist dat de kunstenmaker er geen letsel aan overhield, maar toen hij in heerlijk beslijkte toestand het modderbad ontsteeg …

Gelachen dat ik heb! De koeien vermoedelijk ook, maar dat kun je niet aan ze zien.

Waaruit nog maar eens blijkt: lol maken is boeten.

Strontzaak

We zaten met ongeveer z’n vijftienen onder fleurige parasols op een terras, zij het niet echt in jolig groepsverband, want we kenden elkaar niet. Op de pleinachtige toestand die zich voor ons uitstrekte, verscheen een man die een hond aan de lijn had van een model waarop ik niet meteen een merk kon plakken. Hij merkte ons op, bombardeerde ons waarschijnlijk tot zijn publiek en liet de viervoeter wat kunstjes opvoeren: liggen, rollen, zitten, pootjes geven, blaffen … Tussendoor vergewiste hij er zich telkens van of we wel naar hem keken en of hij misschien een staande ovatie in de wacht zou slepen. Hij kreeg zelfs geen applausje. Hij kwam naar ons toe en probeerde ons te epateren met de mededeling dat hij al bijna drie jaar iedere week een hondenschool bezocht, teneinde het dier in gehoorzaamheid te trainen. We waren er geen van allen kapot van.

Tien minuten later ontmoette ik hem in het park, waar zijn metgezel bezig was een nieuw kunstje op te voeren: in hurkzit een knoeperd van een drol uit het poepgat persen, waarna de kynoloog doodgemoedereerd zijn weg vervolgde zonder de troep op te ruimen.
– “Bestaan er ook scholen waar ze hondenbezitters dresseren en ze leren om de uitwerpselen van hun dieren op te ruimen?” riep ik hem toe.
Hij keek buitengewoon agressief uit zijn kop. Het zal nog eens zo gaan dat ik de duivel in iemand wakker maak, zodat hij tot handgemeen overgaat of zelfs zijn hond op me aansart. Ik kan het gewoon niet laten. Het is sterker dan mezelf …

… want bestaat er een smeriger karweitje dan kokhalzend stront van schoenzolen schrapen?

De Schone en het Beest

Tijdens mijn ochtendwandeling kwam ik plots oog in oog te staan met een flink uit de kluiten gewassen huisjesslak, al mag je dat oog in oog gerust met een flinke korrel zout nemen, of het zou moeten zijn dat je niet op alle slakken zout wil leggen. Ik liet mijn fantasie de vrije loop en bedacht dat het buikpotige weekdier wellicht een heel leven nodig zou hebben om de afstand af te leggen die ik in een uur afhaspelde, als het al niet vermorzeld, verpletterd of vertrapt werd onder het rubber van banden of schoenzolen.

Mijn verbeelding schoot vleugelen aan: een huiveringwekkende close-up van een gemoesd overblijfsel drong mijn hersens binnen en dat was niet van aard om me op te vrolijken. Gelukkig kreeg ik toen een ongelofelijk lekker ding in het vizier: een mokkel dat niet alleen over fraai gedraaide poten en oren beschikte, maar ook over een stel … hu paard, je staat te schuimbekken; neem me deze oneerbiedigheden asjeblief niet kwalijk … ik kreeg een mensenverrukkend mooi wezen in de gaten, zodat mijn aandacht afgeleid werd en ik monter mijn weg en mijn levenspad vervolgde.

En zo beleefde ik toch nog een aangename dag.

De geheimen der natuur

Het overkomt me natuurlijk vaker dat ik iets niet begrijp, maar dan laat ik niets onverlet om daarover tekst en uitleg te krijgen. Nu sta ik echter voor een raadsel, waarvoor er vooralsnog geen verklaring lijkt te bestaan. Zelfs het alwetende internet blijft me een antwoord schuldig. Men zou kunnen denken dat mijn fantasie me parten speelt, maar dat is absoluut niet zo. Wat ik hieronder beschrijf, heb ik met mijn eigen ogen waargenomen, terwijl ik hoegenaamd geen glaasje ophad en al evenmin onder de invloed was van substanties die waanbeelden oproepen of de geest verruimen.

Tijdens een wandeling liep ik langs grazige weide, waarin wel dertig stomgeslagen koeien stonden. Let vooral op het door mij gebruikte werkwoord: stonden. De dieren in kwestie bevonden zich immers zonder uitzondering in een verticale positie, hoewel dat bij runderen eigenlijk nooit helemaal het geval is. Ik bedoel gewoon dat ze rechtopstaand … allez kom zeg! … dat ze zich op hun poten overeind hielden.

Ongeveer een minuut later, want amper honderd meter verderop, liep ik langs een andere sappige weide, waarin zich eveneens een dertigtal koeien ophielden, maar die lagen allemaal neer. Allemaal!

Waarom, zo vraag ik me af, staan zwartbonte koeien van het merk Holstein-Friesian, op hetzelfde tijdstip van dezelfde dag en op bijna dezelfde plek, in de ene weide stuk voor stuk overeind en liggen ze in een andere weide eensgezind plat op hun buik? Dat kan toch geen toeval zijn, wel?

De vraag zal vermoedelijk tot in lengte van dagen door mijn kop blijven malen, want ik vrees dat ik er nooit een antwoord op zal krijgen. Of toch?

Straatschenderij

Ik stap of fiets vrijwel dagelijks voorbij een majestueuze treurwilg, die zwaarmoedig staat te druiloren in het midden van een zilverig groen grasveld.

Dat gedrild gazon oefent een grote aantrekkingskracht uit op dieren in het algemeen en honden in het bijzonder, in die mate zelfs dat de lokale overheid er een verbodsbord heeft laten neerpoten, dat aan iedereen, ja zelfs aan ongeletterden, duidelijk moet maken dat men het plantsoen vooral niet als een openbaar toilet voor viervoeters moet beschouwen.

We leven helaas in een tijd waarin het vandalisme hand over hand toeneemt. Het bord heeft er welgeteld twee dagen onaangeroerd gestaan. Het staat er nu nog steeds, maar baldadige handen hebben het naar de filistijnen geholpen door er platvloerse boodschappen op aan te brengen in onuitwisbare viltstiftletters. 

Honden mogen het gras niet bevuilen, maar sommige mensen schrikken er niet voor terug om andermans goed onherroepelijk te beschadigen. Zou je ze niet!

vandalisme

Hansje in Bosbessenland

Ik was op de kuier en ontmoette een schare van acht hummeltjes, die samen met twee begeleidsters uit een kinderdagverblijf ontsnapt waren, om zich wat te vertreden in de frivoliteiten van de ontluikende lente.

Ongeveer op hetzelfde moment dook er eveneens een hond op, van het merk cockerspaniël, die vermoedelijk weggelopen was en paniek zaaide met zijn plotse, ietwat druilorige verschijning. Een van de dreumesen zette me daar een keel van je welste op en de zeven anderen volgden gezwind zijn voorbeeld. Het pandemonium dat volgde, deed de onverschrokken en bestralenkranste ridder, die al jaren in me huist, maar zich zelden kan laten gelden, ontwaken. Ik ben een geheel uit voortreffelijkheid opgetrokken persoon en, zeker in vergelijking met Adolf Hitler, de kwaadste niet. Als het erop aankomt, ontpop ik me tot een man van stavast die met het optimisme van een missiepater bloedjes van kinderen beschermt, om van hun begeleidsters nog te zwijgen. De hond zag meteen dat er met mij niet te spotten viel en droop af.

Ik wilde mijn weg vervolgen, maar toen weerklonk er een onthutste gil, die aan de boezem van een der begeleidsters ontsnapte. Ze kwam namelijk tot de ontdekking dat een van de pagadders op onnaspeurbare wijze zijn schoenen kwijtgespeeld was en zich op zijn sokjes voortbewoog. Ze vermaande het joch dat hij dat had moeten zeggen en van de weeromstuit ging de jongen aan het janken, waardoor ook zijn metgezellen in grote droefheid raakten en in ongeordende samenzang de huilmuil uithingen. Christene zielen! Dat was me wat.

De ene begeleidster vertrok op speurtocht en aan de andere vroeg ik of ik haar misschien assistentie kon verlenen. Ze aarzelde even, maar accepteerde toen mijn aanbod, want als die hond onverhoeds terugkeerde, zou ze allicht niet in staat zijn om in haar eentje de gemoederen te bedaren. Haar collega bleef bijna een kwartier weg, want de schoenen hadden zich al helemaal aan het begin van de wandeling van hun eigenaar ontdaan.

Ze bedankten me uitvoerig en als een koene ridder toog ik gezwind naar andere oorden, waar men mijn dienstvaardigheid verbeidde.