Hansje in Bosbessenland

Ik was op de kuier en ontmoette een schare van acht hummeltjes, die samen met twee begeleidsters uit een kinderdagverblijf ontsnapt waren, om zich wat te vertreden in de frivoliteiten van de ontluikende lente.

Ongeveer op hetzelfde moment dook er eveneens een hond op, van het merk cockerspaniël, die vermoedelijk weggelopen was en paniek zaaide met zijn plotse, ietwat druilorige verschijning. Een van de dreumesen zette me daar een keel van je welste op en de zeven anderen volgden gezwind zijn voorbeeld. Het pandemonium dat volgde, deed de onverschrokken en bestralenkranste ridder, die al jaren in me huist, maar zich zelden kan laten gelden, ontwaken. Ik ben een geheel uit voortreffelijkheid opgetrokken persoon en, zeker in vergelijking met Adolf Hitler, de kwaadste niet. Als het erop aankomt, ontpop ik me tot een man van stavast die met het optimisme van een missiepater bloedjes van kinderen beschermt, om van hun begeleidsters nog te zwijgen. De hond zag meteen dat er met mij niet te spotten viel en droop af.

Ik wilde mijn weg vervolgen, maar toen weerklonk er een onthutste gil, die aan de boezem van een der begeleidsters ontsnapte. Ze kwam namelijk tot de ontdekking dat een van de pagadders op onnaspeurbare wijze zijn schoenen kwijtgespeeld was en zich op zijn sokjes voortbewoog. Ze vermaande het joch dat hij dat had moeten zeggen en van de weeromstuit ging de jongen aan het janken, waardoor ook zijn metgezellen in grote droefheid raakten en in ongeordende samenzang de huilmuil uithingen. Christene zielen! Dat was me wat.

De ene begeleidster vertrok op speurtocht en aan de andere vroeg ik of ik haar misschien assistentie kon verlenen. Ze aarzelde even, maar accepteerde toen mijn aanbod, want als die hond onverhoeds terugkeerde, zou ze allicht niet in staat zijn om in haar eentje de gemoederen te bedaren. Haar collega bleef bijna een kwartier weg, want de schoenen hadden zich al helemaal aan het begin van de wandeling van hun eigenaar ontdaan.

Ze bedankten me uitvoerig en als een koene ridder toog ik gezwind naar andere oorden, waar men mijn dienstvaardigheid verbeidde.

The Author