Tag: zelfspot

Hansje in Bosbessenland

Ik was op de kuier en ontmoette een schare van acht hummeltjes, die samen met twee begeleidsters uit een kinderdagverblijf ontsnapt waren, om zich wat te vertreden in de frivoliteiten van de ontluikende lente.

Ongeveer op hetzelfde moment dook er eveneens een hond op, van het merk cockerspaniël, die vermoedelijk weggelopen was en paniek zaaide met zijn plotse, ietwat druilorige verschijning. Een van de dreumesen zette me daar een keel van je welste op en de zeven anderen volgden gezwind zijn voorbeeld. Het pandemonium dat volgde, deed de onverschrokken en bestralenkranste ridder, die al jaren in me huist, maar zich zelden kan laten gelden, ontwaken. Ik ben een geheel uit voortreffelijkheid opgetrokken persoon en, zeker in vergelijking met Adolf Hitler, de kwaadste niet. Als het erop aankomt, ontpop ik me tot een man van stavast die met het optimisme van een missiepater bloedjes van kinderen beschermt, om van hun begeleidsters nog te zwijgen. De hond zag meteen dat er met mij niet te spotten viel en droop af.

Ik wilde mijn weg vervolgen, maar toen weerklonk er een onthutste gil, die aan de boezem van een der begeleidsters ontsnapte. Ze kwam namelijk tot de ontdekking dat een van de pagadders op onnaspeurbare wijze zijn schoenen kwijtgespeeld was en zich op zijn sokjes voortbewoog. Ze vermaande het joch dat hij dat had moeten zeggen en van de weeromstuit ging de jongen aan het janken, waardoor ook zijn metgezellen in grote droefheid raakten en in ongeordende samenzang de huilmuil uithingen. Christene zielen! Dat was me wat.

De ene begeleidster vertrok op speurtocht en aan de andere vroeg ik of ik haar misschien assistentie kon verlenen. Ze aarzelde even, maar accepteerde toen mijn aanbod, want als die hond onverhoeds terugkeerde, zou ze allicht niet in staat zijn om in haar eentje de gemoederen te bedaren. Haar collega bleef bijna een kwartier weg, want de schoenen hadden zich al helemaal aan het begin van de wandeling van hun eigenaar ontdaan.

Ze bedankten me uitvoerig en als een koene ridder toog ik gezwind naar andere oorden, waar men mijn dienstvaardigheid verbeidde.

Weetlust

RobinHoodGisteren kwam ik tot de ontdekking dat mijn digicorder onder een zware last gebukt ging en zelfs op het punt stond om te bezwijken, of althans het opnemen te staken. Ik prop die immers vol met allerhande programma’s, die ik op een later tijdstip wil bezienswaardigen, wat ik echter telkens weer uitstel, tot het toestel me met zijn limieten confronteert. Ik besloot de film Robin Hood uit zijn gevangenschap te bevrijden.

De beelden dompelden me onder in de volle middeleeuwen en dat waren niet alleen wrede tijden, maar ze wierpen ook vragen bij me op, of beter gezegd één vraag, die opeens recht overeind veerde.  Als we er gemakshalve van uitgaan dat de middeleeuwen zich tussen de jaren 500 en 1500 voltrokken, kunnen we inderdaad van de middelste eeuwen van onze tijdrekening gewagen. Als ik echter een sprong in de toekomst maak en een van mijn reïncarnaties in pakweg het jaar 3000 laat terechtkomen, zullen de middeleeuwen op dat moment eigenlijk geen middelste eeuwen meer zijn. Wat zullen de reïncarnaties van historicus Bart De Wever en andere geschiedkundigen dan met die benaming aanvangen?

Kijk, met zulke pietluttigheden houden mijn hersens zich bezig. Daar wordt een mens toch helemaal gestoord van!    

Dan probeer je goedkoop uit te zijn

Ik speel al langer met de gedachte om me een fototoestel, die naam waardig, aan te schaffen. Tot nu toe gebruik ik het kameraadje … eh … het cameraatje dat zich aan boord van mijn gsm bevindt, maar dat is behelpen natuurlijk. Zo kan ik bijvoorbeeld niet over een flitser beschikken, om maar iets te noemen, en bovendien loop ik het risico dat de batterij van mijn mobieltje door al dat gefotografeer dusdanig uitgeput raakt dat ik niet meer telefonisch bereikbaar ben. Dat zou in mijn geval niet meteen een drama zijn, want we bellen of sms’en zelden en als het toch een keer gebeurt, is het nooit van dringende aard. We leven in de luwte.

Gisteren hield ik echter halt bij de feestelijke etalage van een fotozaak. Daar viel mijn oog op een alleraardigst maaksel van Samsung, dat zich aanbood voor een prijs die een zuinig persoon als ik niet kon laten lopen. Ik nam een kloek besluit, stapte resoluut de winkel binnen en ging over tot de aankoop van een weliswaar niet bepaald blits, maar toch zeker oogstrelend mooi kodakske. De verkoper, die vermoedelijk de Griekse beginselen toegedaan was, omschreef het als een snoezig, ja zelfs een honneponnig ding. Wie ben ik dat ik hem ongelijk zou geven?

Aangezien ik te mijnent geen kerstboom opgericht heb, waaronder ik honneponnige geschenken in snoezige verpakkingen kan onderbrengen, besloot ik om me maar meteen over de aanwinst te ontfermen. Christene zielen! Fotograferen is nooit een eenvoudige zaak geweest, maar vandaag de digitale dag is het allemaal nog ingewikkelder. Ik behoor weliswaar niet tot de mensen die zelfs voor kauwgum een gebruiksaanwijzing nodig hebben, maar ik diende me toch in de meegeleverde snelstartgids te verdiepen. Nu ja, wat heet verdiepen? Een paar lijntjes tekst, verlucht met enkele tekeningetjes … de raadselen van een fototoestel zul je er in alle geval niet meteen mee ontsluieren. Gelukkig kon men voor meer informatie op hun website een uitgebreidere gebruiksaanwijzing in pdf-formaat raadplegen en binnenhalen, als men tenminste over een internetverbinding beschikte.

Ik heb dat bestand niet alleen gedownload, maar ook afgedrukt, want dat leek me handiger. Honderdvijfenvijftig pagina’s in meerkleurendruk. 155! Als jullie weten wat papier en printerinkt tegenwoordig kosten, zul jullie begrijpen dat ik opeens geen koopje meer had aan mijn kodakske van Samsung. Sam has sung, maar ’t was een beetje vals.

Waar is de tijd dat je bij ieder toestel een lijvige gebruiksaanwijzing aantrof?  

Zoetekauw

Mijn onverbiddelijke lijfarts heeft me op het hart gedrukt dat ik uiterst spaarzaam met suiker om moet springen en het snoepen eigenlijk beter helemaal uit mijn leven kan schrappen. Dat valt me vies tegen, want je suis très dessert et très sucré, om het even op culinaire wijze te zeggen. Mijn mond eet graag zoetigheden.

Ik kreeg gisterenmiddag visite. Aangezien ik geen affectieve relatie met mijn nochtans vrouwelijke bezoekers onderhield, vond ik het niet nodig om met een taart of gebakjes uit te pakken. Ik volstond met koffie en versnaperingen. Toen de dames vertrokken waren en ik de resterende lekkernij naar een trommel overbracht, brak ik expres … eh … door een verkeerde manipulatie een natuurboterwafel van Destrooper doormidden. Die West-Vlaamse lukken waren altijd al mijn favorieten, maar ze zijn helaas buitengewoon bros. Ik stond voor een dilemma. Dat kapotte wafeltje kon ik niet meer als traktaat gebruiken. Van de dokter mocht ik het echter niet opeten, maar anderzijds pleeg ik nooit ofte nimmer enig voedsel weg te gooien. Ik diende dus noodgedwongen te zondigen.

Het was zo lekker dat ik in al mijn enthousiasme een tweede wafeltje brak. Ik heb het in de trommel opgeborgen, voor als er nog eens bezoek komt.    

Op naar de tienduizend!

Ik weet niet of jullie het gehoord of er wat van gemerkt hebben, maar gisteravond iets over zessen slaakte ik een grondeloos diepe zucht. Op dat moment legde ik immers de laatste hand aan een titanenwerk, waaraan ik tijdens de voorbije jaren heel veel van mijn vrije tijd opofferde. Ik heb namelijk per computer een databank aangelegd van al de boeken die ik bezit. Die catalogus kan men zowel alfabetisch als systematisch raadplegen en omvat niet enkel de titel en de naam van de auteur, maar ook het internationale standaardboekennummer, de eventuele afbeelding van de stofomslag en al de gegevens die men op het achterplat en de flappen aantreft.

De meesten van jullie kan het wellicht geen ene moer verblotekonten waarom ik daar zoveel tijd aan spendeerde, maar degenen die zich dat zouden afvragen wil ik gaarne van antwoord dienen. Ik blijk eigenaar te zijn van zo maar eventjes negenduizend driehonderd eenentachtig boeken. Ja, ik schrijf en jullie lezen het goed: 9381. Schijthuizen kun je ermee dekken. Er is een hele kauw aan en dan ben je lekker bezig, hoor. Ga d’r maar aan staan!

Nu ik eindelijk klaar ben met mijn databank zal ik misschien de tijd vinden om wat van die lectuur tot me te nemen. Uit mijn catalogus blijkt immers dat ik hopeloos achteropgeraakt ben en het overgrote deel van mijn verzameling ongelezen in de kast staat. Daar krijg ik het nog druk mee. Allez vooruit, wakker aan de slag dan!

boekuil

Eigen schuld, dikke bult

Ik ben naar de boekenbeurs in Antwerpen geweest.

In al mijn nochtans niet meer zo jeugdige overmoed dacht ik het zonder hulpmiddelen te kunnen klaarspelen. Het zonder hulpmiddelen klaarspelen … Wat is ons Nederlands toch een dubbelzinnige taal! Ik heb het hier natuurlijk niet over ontuchtige speeltjes die een orgasme kunnen teweegbrengen, maar over de ondingen van krukken, die in niet geringe mate je bewegingsvrijheid belemmeren en die, als je ze even opzijzet om een rustpauze te nemen, de neiging hebben om omver te vallen, wat dan ook nog met overdreven veel kabaal gepaard gaat, zodat iedereen een beetje verontwaardigd naar je kijkt en je dus meteen in het middelpunt van de belangstelling staat, hetgeen ik, in mijn hoedanigheid van ingeknepen ziel, liever vermijd. Tjonge, wat was dat een ouderwets lange zin! Ik moet nu toch even naar adem happen, hoor.

In al mijn nochtans niet meer zo jeugdige overmoed heb ik mezelf overschat. Ik diende mijn krukloze bezoek te onderbreken toen ik nog niet eens halverwege was, omdat een lancinerende pijn me het lopen vrijwel onmogelijk maakte. Ik viel ten prooi aan grote en enigszins bittere teleurstelling. Ik mocht wel denken dat ik weer helemaal de oude was. Mijn lijf en meer bepaald mijn been dachten daar anders over.

De nacht heeft nauwelijks soelaas gebracht. Ik zou me wel voor het hoofd kunnen slaan, maar zodoende zou ik me ongetwijfeld bezeren en pijn heb ik zo al genoeg.

Ik ben in een humeur dat me naar een drankhol kan drijven. Waar zijn mijn krukken?

Eind goed, al goed

Ik heb nog maar eens een zestal uren zoekgemaakt in het ziekenhuis, waarvan ik ruim vijf uur aan wachten heb verspild … maar ik heb goed nieuws. Dat zou er nog aan ontbreken. Ik ben op mijn lappen en kan opnieuw over al mijn lichamelijke vermogens beschikken. Hoe het met mijn geestelijke vermogens gesteld is, laat ik liever in het midden. Daar heeft de arts trouwens met geen woord over gerept.

Ik mag dus weer naar hartenlust lopen, stappen, wandelen, drentelen, flaneren, sjokken, fakkelen, rennen, hollen, flodderen, zwabberen, kuieren, dabberen,  hosklossen, huppelen, springen, keveren, stiefelen, stommelen, druilen, pantoffelen, zompvoeten … ja, zelfs fietsen en wat weet ik al niet meer.

Nu alles achter de rug is en ik jullie voor de laatste keer omtrent de wederwaardigheden van mijn wreed accident informeer, plaats ik hieronder een afbeelding van hoe het allemaal begonnen is. Eigenlijk is er sedertdien slechts weinig veranderd. Ik ben nog steeds eigenaar van al dat beslag. Enkel het kunstzinnige ritssluitinkje ter rechterzijde is verdwenen. Dat waren namelijk de hechtingen.

Allez, vooruit met de geit en gaan met de banaan! Ik klim even op de fiets. Als dat maar goed afloopt. 

dijbeen