Tag: horror

Geef haar eens ongelijk!

vliegtuigcrashIk heb eindelijk uitsluitsel gekregen omtrent een kwestie die de mensheid al ruim een eeuw en mij in het bijzonder al jaren bezighoudt:

Waar zit je het best om een vliegtuigcrash te overleven?

Zelfs het rijkelijk van allerhande weetjes gestoffeerde internet vermag daar geen afdoend antwoord op te geven.

De vraag kwam gisteren aan bod tijdens een televisiequiz, waarin al eens gelachen mag worden. De aan de beurt zijnde kandidate hoefde niet eens lang na te denken om ons met haar antwoord te verrassen.
─”Thuis!” zei ze op een toon die geen tegenspraak zou dulden.

Als een vliegtuig niet op de gebruikelijke manier op de begane grond afstevent, kun je inderdaad beter thuis zitten, op voorwaarde dat het neerstortende gevaarte niet op het dak van jouw thuis terechtkomt natuurlijk, maar dat zou een aan het ongelofelijke grenzende tref zijn.

Koudwatervrees

asteroideVanmorgen joeg een als krantenkop vermomde onheilstijding me de koude koorts op het lijf: A giant asteroid is set to buzz Earth next week.

De asteroïde Toutatis, die op een reusachtige pinda lijkt en zomaar eventjes 4,46 kilometer lang en 2,5 kilometer breed is, zal naar verluidt volgende week ─ meer bepaald op 12 december ─ rakelings langs onze aardkloot scheren. Deze mare haalde een lelijke streep door mijn rekening. Volgens de Maya’s zou de wereld het nog tot 21 december uitzingen, maar nu wilde een vermaledijde en overmaatse pinda ons van die laatste week beroven. Er stak een licht onbehagen in me op, want ik heb nog zoveel te doen.

Ik las verder en vernam zodoende dat het feitelijk zo’n vaart niet zou lopen. Toutatis zal ons tot op ongeveer 6,9 miljoen kilometer benaderen en dat is meer dan 18 keer de afstand van de aarde naar de maan. Dat noemen astronomen rakelings scheren. Het zal eenieder duidelijk zijn dat zij de dingen nogal groots zien en bovendien licht ten prooi vallen aan overdrijving.

Zo, en nu nog even het appeltje van die Maya’s schillen.

Gekochte moordenaars

Op donderdag breng ik steevast een bezoek aan het kerkhof, om even naar mijn ouwelui en mijn zusje te zwaaien. Ze wuiven nooit terug en dat is maar goed ook, want als ze dat wel deden, zou ik wellicht de benen uit mijn reet lopen, om me thuis in tobberijen te verliezen en me ernstig zorgen te maken over mijn geestelijke gezondheid.

konijnHet gebeurt zelden dat ik daar mensen ontmoet. Sinds enkele maanden dartelen er wel enkele schattige konijntjes tussen de dooie boel van de kille graven en die brengen wat leven in de brouwerij. De woordspelingen waren in de aanbieding. Vanmorgen echter was het er een drukte van je welste. Met de gedenkdagen in het verschiet, heeft de gemeente blijkbaar een legertje schoffelaars uitgezonden om de tuin van de eeuwige vakantie wat te verfraaien.

Ze lagen netjes op een rij uitgestald: zeven vermoorde konijntjes. Ik ontstak gelijk in grote verontwaardiging en stapte op hoge poten naar het opperhoofd van de plantsoendienst. De woorden die ik tot hem richtte waren met protest geladen. Hij haalde de schouders op.
─”Ze vreten de bloemen en de planten op”, foeterde hij.
─”En wat dan nog?” wilde ik zeggen, maar ik vond het nodig om me wat aan te stellen en zei: “Et alors?”
─”Ip me kop, onder m’n oksels en rond me flute”, snoof hij. Op mijn hoofd, onder mijn oksels en rond mijn fluit.

Het duurde even voor ik begreep dat hij mijn ‘et alors?’ in het West-Vlaamse ‘eej ol oar?’ vertaald had: heb je al haar? Ik begon vettig te grinniken, maar toen struikelde mijn oog opnieuw over de konijnenlijkjes en de glimlach verwelkte op mijn mond. Ik ben weggegaan, want in dergelijke omstandigheden brengt het ene woord nogal licht het andere mee en op de keper beschouwd waren die luiden niet meer dan gekochte moordenaars, die handelden in opdracht van hogerhand.

Mijn snaren zijn danig ontstemd. Ik ben er zeker van dat mijn moeder, mijn vader en zonder twijfel ook mijn zusje, net als ikzelf, het rondhuppelende gezelschap op prijs stelden en er geen bezwaar tegen hadden dat die beestjes zich volstouwden met de vegetatie waarmee ik hun rustplaats opsmuk.

Jammer dat de verkiezingen voorbij zijn. Anders had ik mijn hart op mijn stembrief kunnen luchten.

Dubbelzinnigheden

Hoe kan de tijd de wonden helen als de herinnering ze openkrabt?
Cees Nooteboom

Elf september zal ongetwijfeld voor altijd een gedenkwaardige dag blijven. Ik heb er hier al eerder over geschreven. Vandaag wil ik het echter niet over bezwijkende torens in Manhattan hebben, maar deze gebeurtenis als kapstok gebruiken om er een ongenoegen, indien al niet een ergernisje van me aan op te hangen.

Elf september is voor ons 11/9 en voor de Amerikanen 9/11. Het weze mij toegestaan om dat zeer verwarrend te vinden. Ik kan me voorstellen dat deze verschillende manier van dateren al menig misverstand heeft veroorzaakt. Als je vriendinnetje of je vriendje uit de Joenaaitut Steets laat weten dat zij of hij op 7/8 komt logeren, zullen ze niet op zeven augustus, maar al een maand eerder, op acht juli, aan je deur staan en dat kan in voorkomend geval voor verwikkelingen, ja zelfs voor onaangename verrassingen zorgen.

Ik pleit er dus voor om het dateren te standaardiseren, teneinde voortaan alle twijfel uit de wereld te helpen. De volgorde die wij gebruiken, dag/maand/jaar, lijkt me alleszins logischer dan de maand/dag/jaar van de overkant, dus stel ik voor dat de Amerikanen voor een keertje hun pedante zelfgenoegzaamheid opzijzetten, zodat we in de jaren die komen op 11/9 de duizenden slachtoffers van de teloorgang der New Yorkse Twin Towers kunnen gedenken.

Mag ik even vangen?

Drie studenten van een filmacademie trekken de onherbergzame bossen van Maryland (USA) in om een documentaire te maken over een lokale legende: een heks. Hoewel ze binnen de kortste keren hopeloos verdwalen, blijven ze hun wedervaren filmen, ook als ze op allerhande voodootoestanden stuiten en langzamerhand door vage vrees bevangen raken. ’s Nachts worden ze zelfs aangegrepen door redeloze, onbedwingbare angst als overal hallucinante geluiden opklinken en een van verdwijnt. De anderen horen hem roepen en huilen, maar kunnen hem niet vinden. Tijdens hun zoektocht stuiten ze op het huis waar volgens de legende ooit iemand veertig kinderen vermoordde. Ze gaan er binnen, afgaand op het geschreeuw van hun vermiste gezel, maar verliezen elkaar het oog … en dan valt de camera op de grond.

Een jaar later vond men de videoband in het bos. Van de drie studenten werd nooit meer wat vernomen.

Het zal dan ook niemand verbazen dat de film The Blair Witch Project van Daniel Myrick en Eduardo Sánchez een regelrechte hype ontketende toen men die ruim tien jaar geleden uitbracht, want het betreft inderdaad een mockumentary: een in scène gezette documentaire. Het budget van de film bedroeg nauwelijks $ 22.000, maar de opbrengst liep op tot zo maar eventjes $ 247.803.000. Ja, wie maakt het mee?! Zulke interessante geldbedragen mag men mij in onbeperkte mate blijven aandragen …

… en nu wil het toeval dat ik eveneens in een bos woon en dat ik uitgerekend tijdens de voorbije nacht naargeestig krakende takken en twee ijselijke kreten gehoord heb. Niet dat ik zo bang was als een ballon op een stekelvarkenconventie, maar het scheelde toch niet veel. Ook mijn poezen vielen ten prooi aan jagende angst. Ik houd voor alle zekerheid een videocamera binnen handbereik, want ik ben van plan om daar een slaatje uit te slaan. Beginnen jullie zich maar mentaal op bloederige taferelen voor te bereiden en trek alvast de portemonnee.

Blijven plakken

Mijn lezers van het eerste uur zullen zich misschien het wedervaren met treurige afloop van Filomeentje herinneren. Om jullie geheugen wat op te frissen, maar ook om niemand in het ongewisse te laten omtrent de laatste levensdagen van dat gezelschapsdiertje, citeer ik hieronder even wat ik daar toen, in Huisgenootje, over geschreven heb:

Onlangs dook er in mijn woonvertrekken plots een vlieg op. Jawel, een ordinaire huisvlieg. Aanvankelijk voelde ik me enkel vereerd dat het taaie insect mijn leefruimte uitgekozen had om te overwinteren, maar allengs raakte ik danig door het beestje gecharmeerd en maakte vertedering zich van me meester. Hoewel ik niet in staat was het geslacht van mijn gevleugelde huisgenootje te achterhalen, bedacht ik haar, of hem, met een welluidende naam: Filomeentje. Ons Filomeentje danste welgemoed door de kamers en streek af en toe neer bij de pantagrueleske maaltijd — een schoteltje met honing en aardbeienjam — die ik speciaal voor haar op de keukentafel neergepoot had. Nee, het ontbrak haar aan niets. Ik speelde zelfs met de gedachte om een leibandje voor haar te kopen, om haar mee uit wandelen te nemen, maar het heeft helaas niet mogen zijn.  Vanmorgen lag Filomeentje dood op de vensterbank. Waarschijnlijk heeft ze zich naar een hartinfarct toegevreten.

Hoewel ik dit jaar vooralsnog weinig last van vliegen heb, schafte ik me in de supermarkt toch een Vaponastrip aan. Dat dacht ik tenminste, want toen ik de verpakking openmaakte, bleek die niet het verwachte gele object te bevatten, maar de moderne versie van de ouderwetse vliegenvanger. Vroeger diende men zo’n bruingeel, uitermate kleverig lint uit een kokertje te trekken. Het ophangen daarvan eindigde meestal in een ontzettende kliederboel. Na een paar weken zag het ding zwart van de vliegenlijkjes en bood het allerminst een appetijtelijke aanblik. Afgrijselijk! In de nieuwste uitvoering is dat een strook met lijm bestreken karton en dat had ik dus gekocht. Als ik het niet gebruikte, kon ik net zo goed geld in de vuilnisbak gooien, dus heb ik het opgehangen … en gisteren heeft zich daar een vlieg op neergezet.

In doodsnood begon dat beestje te zoemen en uren later deed het dat nog steeds. Het was niet om aan te horen. Ik kreeg er wat van en vroeg me af hoe ik zou ik reageren als ik ergens in vastgelijmde toestand van honger en dorst dreigde om te komen. Wat zijn wij, mensen, bijwijlen toch wreedaardige schepsels.

Ik heb die vliegenvanger naar beneden gehaald en mee naar buiten genomen. Ik heb voorzichtig de vlieg losgemaakt en de vrijheid gegeven … en ik heb dat marteltuig gedumpt. Zo!

Weet je wat het is? Mijn inlevingsvermogen is te groot. Mijn moeder heeft voorspeld dat ik daar veel last zou van ondervinden.

Rampspoed … nu ja, spoed?

Met groeiend afgrijzen nam ik kennis van de jobstijding: het sterrenstelsel Andromeda stevent met een splijtende vaart van 400.000 kilometer per uur op onze Melkweg af en zal er frontaal mee in botsing komen. Deze gewelddadige confrontatie zal helaas niet zonder gevolgen blijven. De mogelijkheid bestaat immers dat de zon ─ onze steun en toeverlaat ─ uit haar baan wordt geslingerd naar een plaats waar ze ons niet meer kan bereiken, hetgeen het einde van alle leven op aarde zou betekenen en derhalve allesbehalve een prettig vooruitzicht is.

Nu hoeven jullie niet meteen paniekerig naar reisbureaus te hollen of voorbereidingen te treffen om per openbare raket naar een belendend galactisch stelsel uit te wijken, want de rampzalige gebeurtenis zal nog wel even op zich laten wachten …

… naar schatting vier miljard (4.000.000.000) jaar.

Tegen die tijd dragen de koeien een broek en kunnen de vissen fietsen.

Buitenspel gezet

Ik begaf me naar het dorp van de eeuwige vakantie, om er de rustplaats van mijn ouders en mijn zusje met wat van Flora’s kinderen op te fleuren. De lente trilde in de lucht, de zon gooide met goudstukken, bomen en struiken toonden trots hun pril gebladerte.

Verrichter zake besloot ik om ook nog even een bezoekje te brengen aan het graf van een vriend, die enkele jaren geleden onverhoeds uit het leven stapte en met wiens verscheiden ik nog steeds niet helemaal in het reine ben. Op weg daarheen stuitte ik plots op een doodkist, die midden op een pad stond en de doorgang enigszins versperde, terwijl er in geen velden of wegen iemand te bespeuren viel. Ik bleef er een wijle met ogen als schoteltjes naar kijken en keerde toen ijlings op mijn stappen terug, want ik vertrouwde het zaakje niet. Wellicht sloeg een onzichtbare camera me gade. Die zou vastleggen hoe ik terugdeinsde als een duivel die een veeg met een wijwaterkwast krijgt, als tijdens mijn passage het deksel plots openklapte en de vermeende dode verrees. Eerlang zou de televisie mijn nachtmerrie dan aanschouwelijk maken voor een breed publiek.

Nu ik thuis ben en erover nagedacht heb, vind ik dat toch maar een vreemde zaak. Wie heeft die kist daar achtergelaten? En waarom? Als men ondergeschoffeld ligt op een kerkhof, valt men licht ten prooi aan het grote vergeten, maar die brave mens hebben ze blijkbaar al vergeten voor hij of zij begraven is.