Gekochte moordenaars

Op donderdag breng ik steevast een bezoek aan het kerkhof, om even naar mijn ouwelui en mijn zusje te zwaaien. Ze wuiven nooit terug en dat is maar goed ook, want als ze dat wel deden, zou ik wellicht de benen uit mijn reet lopen, om me thuis in tobberijen te verliezen en me ernstig zorgen te maken over mijn geestelijke gezondheid.

konijnHet gebeurt zelden dat ik daar mensen ontmoet. Sinds enkele maanden dartelen er wel enkele schattige konijntjes tussen de dooie boel van de kille graven en die brengen wat leven in de brouwerij. De woordspelingen waren in de aanbieding. Vanmorgen echter was het er een drukte van je welste. Met de gedenkdagen in het verschiet, heeft de gemeente blijkbaar een legertje schoffelaars uitgezonden om de tuin van de eeuwige vakantie wat te verfraaien.

Ze lagen netjes op een rij uitgestald: zeven vermoorde konijntjes. Ik ontstak gelijk in grote verontwaardiging en stapte op hoge poten naar het opperhoofd van de plantsoendienst. De woorden die ik tot hem richtte waren met protest geladen. Hij haalde de schouders op.
─”Ze vreten de bloemen en de planten op”, foeterde hij.
─”En wat dan nog?” wilde ik zeggen, maar ik vond het nodig om me wat aan te stellen en zei: “Et alors?”
─”Ip me kop, onder m’n oksels en rond me flute”, snoof hij. Op mijn hoofd, onder mijn oksels en rond mijn fluit.

Het duurde even voor ik begreep dat hij mijn ‘et alors?’ in het West-Vlaamse ‘eej ol oar?’ vertaald had: heb je al haar? Ik begon vettig te grinniken, maar toen struikelde mijn oog opnieuw over de konijnenlijkjes en de glimlach verwelkte op mijn mond. Ik ben weggegaan, want in dergelijke omstandigheden brengt het ene woord nogal licht het andere mee en op de keper beschouwd waren die luiden niet meer dan gekochte moordenaars, die handelden in opdracht van hogerhand.

Mijn snaren zijn danig ontstemd. Ik ben er zeker van dat mijn moeder, mijn vader en zonder twijfel ook mijn zusje, net als ikzelf, het rondhuppelende gezelschap op prijs stelden en er geen bezwaar tegen hadden dat die beestjes zich volstouwden met de vegetatie waarmee ik hun rustplaats opsmuk.

Jammer dat de verkiezingen voorbij zijn. Anders had ik mijn hart op mijn stembrief kunnen luchten.

The Author