Tag: hebbelijkheden

Op naar de tienduizend!

Ik weet niet of jullie het gehoord of er wat van gemerkt hebben, maar gisteravond iets over zessen slaakte ik een grondeloos diepe zucht. Op dat moment legde ik immers de laatste hand aan een titanenwerk, waaraan ik tijdens de voorbije jaren heel veel van mijn vrije tijd opofferde. Ik heb namelijk per computer een databank aangelegd van al de boeken die ik bezit. Die catalogus kan men zowel alfabetisch als systematisch raadplegen en omvat niet enkel de titel en de naam van de auteur, maar ook het internationale standaardboekennummer, de eventuele afbeelding van de stofomslag en al de gegevens die men op het achterplat en de flappen aantreft.

De meesten van jullie kan het wellicht geen ene moer verblotekonten waarom ik daar zoveel tijd aan spendeerde, maar degenen die zich dat zouden afvragen wil ik gaarne van antwoord dienen. Ik blijk eigenaar te zijn van zo maar eventjes negenduizend driehonderd eenentachtig boeken. Ja, ik schrijf en jullie lezen het goed: 9381. Schijthuizen kun je ermee dekken. Er is een hele kauw aan en dan ben je lekker bezig, hoor. Ga d’r maar aan staan!

Nu ik eindelijk klaar ben met mijn databank zal ik misschien de tijd vinden om wat van die lectuur tot me te nemen. Uit mijn catalogus blijkt immers dat ik hopeloos achteropgeraakt ben en het overgrote deel van mijn verzameling ongelezen in de kast staat. Daar krijg ik het nog druk mee. Allez vooruit, wakker aan de slag dan!

boekuil

Nu vraag ik jullie!

vitalineaIk heb het er hier vrijdag nog over gehad. Omdat ik zes weken geleden danig in de versukkeling raakte en nog steeds lichamelijk benadeeld ben, dien ik voor mijn boodschappen af en toe een beroep te doen op de bereidwillige medemens. Dat loopt lang niet altijd van een leien dakje. Als ik bijvoorbeeld vraag om een bokaal mayonaise van Devos-Lemmens voor me te kopen, moeten ze niet met Calvé komen aandragen en als ik Crème Dessert van Vitalinea op mijn lijstje zet, kunnen ze me beter niet met puddinkjes van Danette proberen te paaien.

Ik weet het: ik moet niet zo zeuren en mag blij zijn dat er mensen bestaan die zich om me bekommeren, maar … eh … gebeurt het soms dat ze luisteren als ik spreek? Neen dus!

Een vriendin wipte zondagmorgen bij me binnen, al is wippen een iets te vrolijk werkwoord voor de manier waarop ze te mijnent arriveerde. Ze keutelde en ze was op weg naar het dorp. Desgewenst kon ze wat voor me meebrengen. Nou, graag hoor! Ik bestelde zes sneden gekookte natuurham en zes witte pistolets. Ze keerde terug met vijf sneden ham, want het waren zulke grote, en zes volkorenbroodjes, want die waren veel gezonder. Kijk, ik krijg daar langzamerhand goed balen, om niet te zeggen stenen kloten van, al denk ik dat ik er meesterlijk in geslaagd ben om die ergernis te verbergen, zij het niet van harte. Is het nu zo moeilijk om zich naar mijn wensen te voegen?

Ik moet eind deze week ter controle naar het ziekenhuis toe. Ik hoop de ziel uit mijn lijf dat ik daar te horen krijg dat ik mijn onderdaan opnieuw mag gebruiken. Het is welletjes geweest. Ik lust geen bruine broodjes! En geen mayonaise van Calvé! En geen puddinkjes van Danette! En zes is geen vijf! Mens toch!

Zeurpiet en tettertrien

Uit hoofde van mijn beroepsbezigheden dien ik af en toe een partijtje te lullepotten met een man, die er een eigenaardigheid op nahoudt waaraan ik me in niet geringe mate erger. Men zou het een mondelinge tic kunnen noemen. Ik vermoed dat hij zichzelf graag hoort praten, want als ik aan het woord ben, pleegt hij me te pas en te onpas te onderbreken, om zijn gedachten te formuleren of een commentaar te plaatsen. Ik krijg het telkens weer behoorlijk op mijn teringtietjes van de nogal onbeschofte manier waarop hij dat doet. 
“Je moed e kiè luustern!” zegt hij dan in het West-Vlaams en op stellige toon met een gelijkhebberige bijklank, hetgeen men in keuriger Nederlands als ‘je moet eens luisteren!’ kan vertalen.
Ik krijg er het spetterend van en ik heb me voorgenomen om hem bij een volgende gelegenheid te vragen In welke hoek hij wil liggen?

Ik had wat problemen met mijn internetverbinding en telefoneerde met een klantendienst, waar een rad kwekkend meisje me van antwoord diende. Nu ja, van antwoord … Ze begreep er van ganser harte niets van, maar dat probeerde ze met een verbale musette te verhullen. Er was haar geen spinnenweb voor de mond gewassen en ze had het ene snibbige praatje na het andere in de aanbieding, maar wat ze zei sloeg als een tang op een varken, dus probeerde ik herhaaldelijk haar kwieke stroom van opgeruimd gebabbel te stuiten. Tevergeefs!
“Je moed e kiè luustern!” gaf ik plots lucht aan mijn irritatie.

En toen zweeg ze.

Buikspreker

tolkenIk bevond me in het gezelschap van twee nette heren en ik mengde me voortdurend in het gesprek dat ze met elkaar voerden. Dat werd trouwens van me verwacht en ik kreeg er nog voor betaald ook. Ik was namelijk als tolk ingehuurd. Wat de ene in de taal van Cervantes verkondigde, vertaalde ik in die van Molière en wat de andere in het Frans zei, verbouwde mijn mond naar het Spaans.

Net voor we aan ons triootje begonnen, had ik ietwat onbedachtzaam een citron pressé tot me genomen. Dat klinkt vrij chic, maar het is niet meer dan vers geperst citroensap met ijs en suiker. Naar men beweert, beschouwen onze kelen dat als ambrozijn, een goddelijke en verkwikkende lafenis, maar andere lichaamsdelen zijn er kennelijk veel minder mee in hun nopjes, toch zeker bij mij. Het duurde dan ook niet lang of mijn buik begon een woordje mee te spreken en allemaal rare geluiden voort te brengen, gaande van een dof gerommel tot bijna sensuele gilletjes van verrukking. Ik schaamde me diep, maar de beide heren waren zo keurig opgevoed dat ze stoorzender compleet negeerden, of toch die indruk wekten.

Opeens slaakte mijn buik een luide kreet die als een langgerekte ‘fuck you!’ klonk. Het gesprek leek even te stokken, maar opnieuw zwegen we met zijn allen de bemoeial dood. Ik prees me gelukkig dat mijn gesprekspartners de taal van Shakespeare niet machtig waren. 

Baat het niet, het schaadt ook niet

Vanavond om halfacht is het drie jaar geleden dat ik de brand zoog in een sigaret, die ik vervolgens gemoedelijk opstookte. Het was mijn laatste pafke, want sindsdien heb ik het Nicotiaanse kruid compleet afgezworen. Het breken met die jarenlange verslaving veroorzaakte bij mij geen noemenswaardige problemen. Men stelde lichamelijk ongemak, slaande deuren, humeurigheid en zelfs woede-uitbarstingen in het vooruitzicht, maar ik had nauwelijks last van ontwenningsverschijnselen en diende zelfs geen enkele keer een beroep te doen op hulpmiddelen zoals daar zijn pleisters, kauwgum en zuigtabletten.

Mensen die heel lang naar school geweest zijn, zoals bijvoorbeeld mijn dokter, voorspelden me een lange adem, een fitter gevoel, de smaakpapillen van een driesterrenchef, de teint van een pasgeplukte perzik en een gezondheidstoestand van het agrarische soort. Ik heb van dat alles slechts weinig gemerkt. Toen ik gisteren tegen een helling opfietste, hijgde ik nog steeds als een postpaard, al zullen de zeven kilootjes die ik sinds mijn rookstop aangekomen ben daar ongetwijfeld een rol in spelen.

Ik heb al met al weinig voordeel ondervonden van mijn prestatie. Ter opbeuring heb ik vanmorgen even een kleine berekening gemaakt. Aangezien ik een verstokte roker was, die gemiddeld vijftig sigaretten per dag de lucht inblies, moeten de voorbije drie jaren me zo’n vijfduizend euro opgebracht hebben en dat is lang niet mis. We doen dus voort, want ik spaar voor een Bugatti Veyron.

“Alle beetjes helpen”, zei de mug en ze piste in de zee.

bugatti

De Joenaaitud Steeds

Een columnist van een tamelijk lokaal weekblad van het zevende knoopsgat ─ dat is Vlaams voor minderwaardige kwaliteit ─ heeft de rare gewoonte om aardrijkskundige namen steevast in de originele taal op papier te gooien. Zo heeft hij het bijvoorbeeld over de Eiffeltoren van Paris, de hogesnelheidstrein naar London, het Rode Plein in Moskva, het Prater van Wien, het Colosseum van Roma, de wateroverlast in Venezia … enzovoort enzoverder.

chinaHoewel hij bekend staat als een eigenzinnige en ongezeglijke man, wiens haan altijd koning moet kraaien, waagde ik het om hem gisteren in de kroeg daarover aan te spreken en fijntjes mede te delen dat men zoiets eigenlijk niet hoort te doen. Hij was het natuurlijk niet met me eens en begon me zelfs met luider stem te schofferen:
─”Onze professor zal ook eens wat zeggen”, smaalde hij, terwijl ik helemaal geen professor ben. Spaar me!
Om erger te voorkomen probeerde ik hem met een slimmigheidje af te kappen:
─”Als je vindt dat je gelijk hebt,” zei ik, “moet je de lijn wel doortrekken. Dan had je het in je stukje van verleden week niet over China moeten hebben, maar over Zhõngguó.”

Hij keek me aan alsof ik ieder moment over hem heen kon kotsen. Ik dronk mijn glas leeg en taaide af. Gelachen dat ik heb! Nu ja, ik overdrijf misschien een beetje, maar ik heb er toch een binnenpretje aan overgehouden.

Daar sta je dan met je goeie gedrag

boekenuilIk had besloten om de Antwerpse boekenbeurs dit jaar straal te negeren. Ik ben namelijk een verwoed liefhebber van zulke druksels en als men de kat op het spek bindt … Juist! Boekenbeurzen zijn een Bermudadriehoek voor de betaalkaarten van mensen als ik. Gisterenochtend kreeg ik echter telefoon van een vriend. Hij stond op het punt om naar Antwerpen te vertrekken, maar zijn gezellin had plots een appelflauwte gekregen en liet het afweten. Of ik haar soms wilde vervangen?

Een halfuurtje later kwam hij me halen en ik was al met de beste voornemens bezield, om niet te zeggen vastbesloten om de hand op de knip te houden. Ik slaagde wonderwel in mijn opzet. Toen we rond vier uur de drenkplaats bij de uitgang van het tentoonstellingsgebouw binnentraden, teneinde daar een speels besluit aan ons bezoek te breien, bevatte het plastic tasje dat ik meedroeg slechts drie nieuwe boeken. Kunnen jullie nagaan hoe fier ik op mezelf was.

Door een combinatie van de mij aangeboren verstrooidheid en de verwarring die ontstond omdat iemand van de kegels viel, ontdekte ik pas op de parkeerplaats dat ik het plastic tasje met mijn aanwinst in de drankgelegenheid achtergelaten had. We hebben nog geprobeerd om het ding te recupereren, maar dat is ons niet gelukt.

En zo komt het dat ik er voor de allereerste keer in geslaagd ben om zonder nieuwe boeken van de boekenbeurs thuis te komen. Men zegge het voort! 

Verkleurmannetje

De man heet Mohammed en hij is een hevig voorvechter van de islam, zowel figuurlijk als letterlijk: hij aarzelt niet om voor zijn religieuze overtuiging in het strijdperk te treden en schrikt er zelfs niet voor terug om dat geloof met slaande argumenten te verdedigen.

Diezelfde Mohammed gaat prat op zijn inburgering. Hij heeft zich volgens zijn zeggen volledig aan onze levenswijze aangepast. Vandaar allicht dat hij zich iedere avond in de kroeg starnakelzat zuipt. Dan, als de alcohol een woordje meespreekt, zoekt hij met iedereen ruzie en zijn meisjes of vrouwen niet veilig voor zijn handtastelijkheden.

Het verbaast me niet dat Mohammed een eenzaam bestaan leidt, maar dat heeft hij louter aan zichzelf te wijten. Er valt vermoedelijk echt niet met hem te leven.

 

Spuien

Ik werd niet leuk wakker, knalde in alle vroegte tegen de werkelijkheid aan en heb daar een recalcitrante stemming aan overgehouden. Het overkomt me niet vaak, dus kan ik maar beter van deze gelegenheid misbruik maken om snel wat van mijn ongenoegens te spuien. Als ik mijn hart gelucht heb, staat niets nog een goed humeur in de weg. Daar gaan we!

Als je in mijn buurt vertoeft, kun je de hiernavolgende zinnetjes beter niet gebruiken, want ik krijg er het spetterend van:
– ik zou er een boek over kunnen schrijven
– dat dan weer wel
– en dat zullen we geweten hebben

Het stoort mij geweldig als men het woord mongool gebruikt als scheldwoord voor mensen die niet al te snugger lijken. Mijn zusje ─ mogen er engelen over haar waken ─ was een mongooltje en ze was weliswaar een beetje anders, maar hoegenaamd niet dom of idioot.

Dat gedeelde vreugde tegenwoordig met high fives gepaard gaat, vind ik een vreselijke gewoonte en ik heb er dan ook een grondige afkeer van.

Ik begin zowat te schuimbekken als zangers, sportlui en andere oelewappers zonder metier het over hun carrière hebben.

Als ik in een drankgelegenheid iets wil noteren en de bierviltjes blijken aan weerskanten bedrukt te zijn, dan kan ik me daar omstandig over opwinden.

Ik weet echt niet om te gaan met mensen die een flemerige, op iets te veel inleving wijzende toon aanslaan, die verplegend personeel in bejaardenhuizen zich weleens permitteert.

Zo, dat wilde ik even kwijt. En nu vooruit met de kluit! Als ik een kat was, zou ik nu spinnen.

Allemaal kosten op het sterfhuis

Er breken gevaarlijke tijden voor me aan. Nu ja, gevaarlijk voor mijn portemonnee dan. Er is namelijk een gebeurtenis op til die me ieder jaar weer klauwen geld kost. Ik bedoel het startschot van het nieuwe schooljaar, dat in deze contreien vandaag over week zal knallen.

Hoewel het scholierenleven al een figuurlijke eeuwigheid achter me ligt, besteed ik telkenjare een niet te onderschatten bedrag aan benodigdheden die ik, in weerwil van het woord, absoluut niet nodig heb, zoals bijvoorbeeld papier, schriften en pennen, om van andere gereedschappen nog te zwijgen. Ik heb hier al eerder gemeld dat ik inmiddels alle inwoners van een arm Afrikaans land van schrijfgerief kan voorzien en nog wat voor mezelf overhouden, maar ik blijf me die dingen aanschaffen, om ze vervolgens nooit te gebruiken. Van een geldverslindende verslaving gesproken!

Het is ongetwijfeld een nadeel dat de plaatselijke krantenboer over een uitgebreid assortiment school- en kantoorspullen beschikt, waardoor ik vrijwel dagelijks de verlokkingen moet trotseren. Dat houdt geen mens vol. Misschien dat ik mijn lectuur toch maar beter aan huis kan laten bezorgen. Helaas is de postbode die mijn woning bedient een danig door dorst gekwelde man, die noodgedwongen aan alle kapelletjes aanlegt. Als ik mijn dagblad pas om vier uur ’s middags in handen krijg, is hetgeen ik lees oud nieuws natuurlijk.

Wat kunnen bagatellen me toch een allemachtige hoop ongemak bezorgen.