Zeurpiet en tettertrien

Uit hoofde van mijn beroepsbezigheden dien ik af en toe een partijtje te lullepotten met een man, die er een eigenaardigheid op nahoudt waaraan ik me in niet geringe mate erger. Men zou het een mondelinge tic kunnen noemen. Ik vermoed dat hij zichzelf graag hoort praten, want als ik aan het woord ben, pleegt hij me te pas en te onpas te onderbreken, om zijn gedachten te formuleren of een commentaar te plaatsen. Ik krijg het telkens weer behoorlijk op mijn teringtietjes van de nogal onbeschofte manier waarop hij dat doet. 
“Je moed e kiè luustern!” zegt hij dan in het West-Vlaams en op stellige toon met een gelijkhebberige bijklank, hetgeen men in keuriger Nederlands als ‘je moet eens luisteren!’ kan vertalen.
Ik krijg er het spetterend van en ik heb me voorgenomen om hem bij een volgende gelegenheid te vragen In welke hoek hij wil liggen?

Ik had wat problemen met mijn internetverbinding en telefoneerde met een klantendienst, waar een rad kwekkend meisje me van antwoord diende. Nu ja, van antwoord … Ze begreep er van ganser harte niets van, maar dat probeerde ze met een verbale musette te verhullen. Er was haar geen spinnenweb voor de mond gewassen en ze had het ene snibbige praatje na het andere in de aanbieding, maar wat ze zei sloeg als een tang op een varken, dus probeerde ik herhaaldelijk haar kwieke stroom van opgeruimd gebabbel te stuiten. Tevergeefs!
“Je moed e kiè luustern!” gaf ik plots lucht aan mijn irritatie.

En toen zweeg ze.

The Author