Tag: hebbedingen

Een kind kan de was doen

God van de hoge hemel! Wat is dat toch iedere keer weer een gekleuter als ik iets met plasticfolie of bladaluminium wil omhullen. Een mens kan ermee sukkelen. Het is alleszins mijn fort niet. Ik heb in mijn leven allicht al kilometers van die verpakkingsmaterialen naar de filistijnen geholpen en ik bak er nog steeds niets van.

wraptasticEen vriendin van me heeft al enkele keren hoofdschuddend gadegeslagen hoe onhandig ik met die rollen zit te klooien. Gisteren kwam ze op ziekenbezoek en in plaats van een fruitmand of lectuurpakket bracht ze niet één, maar twee wonderbaarlijke machientjes voor me mee: een Wraptastic met plasticfolie en een andere met bladaluminium. Christene zielen! Wat is dat een buitengewoon handig apparaat.

Ze was nog niet helemaal buiten of ik ben verlekkerd aan het verpakken gegaan, want met zo’n keukenhulpje is dat werkelijk een fluitje van een cent. Ondertussen heb ik ongeveer mijn hele hebben en houden met folie omgord en omdat ik er maar geen genoeg van kreeg, probeerde ik vanmorgen zelfs om voor de lol een van mijn poezen in te pakken. Ze was daar absoluut niet mee gediend en dreef haar klauwen diep in mijn hand.     

Desalniettemin kan ik jullie de Wraptastic van harte aanbevelen.

Speeltje

Als ik me op internet begeef, doe ik dat meestal met het bladerprogramma van Opera, dat ik al gebruikte in de dagen van olim, toen men er nog voor moest betalen. Helaas liet mijn favoriete browser recentelijk wat steken vallen, die dusdanig mijn ergernis opwekten dat ik af en toe mijn heil zocht bij Google Chrome.

Onlangs kwam men daar op de proppen met spraakgestuurd zoeken. Men hoeft een zoekopdracht dus niet langer in te tikken, maar die gewoon te dicteren, ook in het Nederlands. Het spreekt vanzelf dat ik me met dat speeltje wilde vermeien, want magie is zeer zeker aan mij besteed.
“Brugge!” zei ik nadrukkelijk en als bij toverslag kreeg ik te zien wat internet te bieden heeft aangaande deze stad.
“Watervallen van Iguazú”, sprak ik en de browser nam me moeiteloos mee naar de grens van Argentinië en Brazilië, waar men dit fenomeen kan bezienswaardigen.
“Uilenvlucht!” commandeerde ik, want ik kreeg de smaak te pakken.

De browser verslikte zich evenwel en begreep mijn opdracht als eieren bevrucht. Een nieuwe poging resulteerde in ijle lucht en vervolgens respectievelijk in veilige vlucht, eileen vlucht, uienvlucht, uilenvliet en dan eindelijk bij uilen vlucht.

Mijn blog mag dan misschien minder bekend zijn dan ik hoopte, maar ik heb me toch goed geamuseerd.

Als iemand van jullie Google Chrome gebruikt en het ook eens wil proberen, dan helpt deze link jullie op weg: Google Voice Search

Zadeltje dek je, ezeltje strek je

zadelpijnIk mag graag fietstochten ondernemen, maar dat is geen nieuws voor wie hier regelmatig langskomt. Wat jullie echter niet weten, is dat ik vrij snel last heb van zadelpijn. Vrij snel betekent in mijn geval na ongeveer vijftien kilometer. Het ongemak is van dien aard dat het best wel een domper op mijn fietsvreugde zet.

Op aanraden van een vriend, die doctor in de rijwielkunde is, heb ik me een TEMPUR®-Zadeldekje aangeschaft. Ik ben het met jullie eens dat dit niet bepaald een gelukkige naam is en allesbehalve stoer klinkt, maar de zadelpijn die het naar men beweert zou verzachten, indien al niet volledig wegnemen, is ook niet echt een manhaftig verschijnsel. Echte mannen hebben namelijk geen delicate bips.

TEMPUR is een drukverlagend materiaal dat oorspronkelijk door NASA ontwikkeld is. Het zadeldekje is een van dat materiaal vervaardigd kussentje dat men op het fietszadel bevestigt, dat zich vervolgens gezwind naar de contouren van de getorste kont vormt, om zodoende maximale ondersteuning en comfort te bieden. Nu koester ik gewillig argwaan als het zulke tovermiddelen betreft, vooral als ze dan ook nog € 40 kosten. Ik moet echter volmondig toegeven dat het zadeldekje toch zeker in mijn geval zijn belofte nakomt. Ik heb absoluut geen last meer van zadelpijn, zelfs niet na veertig of vijftig kilometer.

Drie weken geleden heeft een onverlaat mijn zadeldekje gestolen, terwijl ik in het postkantoor een pakketje verstuurde. Ik heb meteen een nieuw exemplaar gekocht, want ik ben ondertussen een beetje verslaafd aan dat ding. Gisteren is het echter opnieuw verdwenen door toedoen van een lid van de langvingerige gilde. Die kussentjes zijn kennelijk zeer in trek.

Ik ben inmiddels tachtig euro armer en nog steeds overgeleverd aan zadelpijn.  

Baat het niet, het schaadt ook niet

Vanavond om halfacht is het drie jaar geleden dat ik de brand zoog in een sigaret, die ik vervolgens gemoedelijk opstookte. Het was mijn laatste pafke, want sindsdien heb ik het Nicotiaanse kruid compleet afgezworen. Het breken met die jarenlange verslaving veroorzaakte bij mij geen noemenswaardige problemen. Men stelde lichamelijk ongemak, slaande deuren, humeurigheid en zelfs woede-uitbarstingen in het vooruitzicht, maar ik had nauwelijks last van ontwenningsverschijnselen en diende zelfs geen enkele keer een beroep te doen op hulpmiddelen zoals daar zijn pleisters, kauwgum en zuigtabletten.

Mensen die heel lang naar school geweest zijn, zoals bijvoorbeeld mijn dokter, voorspelden me een lange adem, een fitter gevoel, de smaakpapillen van een driesterrenchef, de teint van een pasgeplukte perzik en een gezondheidstoestand van het agrarische soort. Ik heb van dat alles slechts weinig gemerkt. Toen ik gisteren tegen een helling opfietste, hijgde ik nog steeds als een postpaard, al zullen de zeven kilootjes die ik sinds mijn rookstop aangekomen ben daar ongetwijfeld een rol in spelen.

Ik heb al met al weinig voordeel ondervonden van mijn prestatie. Ter opbeuring heb ik vanmorgen even een kleine berekening gemaakt. Aangezien ik een verstokte roker was, die gemiddeld vijftig sigaretten per dag de lucht inblies, moeten de voorbije drie jaren me zo’n vijfduizend euro opgebracht hebben en dat is lang niet mis. We doen dus voort, want ik spaar voor een Bugatti Veyron.

“Alle beetjes helpen”, zei de mug en ze piste in de zee.

bugatti

Sensatie in de poepdoos

Onlangs zat ik me te vergapen aan een nogal hysterisch gemonteerd reclamefilmpje van Harpic Power Plus: een product waarmee men naar verluidt op onnavolgbare wijze toiletpotten kan schoonmaken. Ik aanschouwde hoe dat in zijn werk ging en de mannelijke commentaarstem op de achtergrond mat zich een bijna jubelende toon aan toen hij mededeelde dat de gel onder water van kleur veranderde, alsof er zich op dat moment een soort wereldwonder voltrok.

Nu ben ik een nogal kritische consument, dus vroeg ik me af wat voor nut deze kameleontische eigenschap wel kon hebben, want daaromtrent gaf de enthousiaste man in het filmpje geen uitsluitsel. Door een ongelofelijk toeval ontmoette ik korte tijd later een persoon die in connectie stond met Reckitt Benckiser: het bedrijf dat onder veel meer ook Harpic onder zijn vleugels heeft. Die wist me te vertellen dat de kleurverandering eigenlijk geen enkel nuttig effect heeft en louter bedoeld is als lokkertje.
“De mensen willen graag van iets magisch dromen”, verduidelijkte hij. “Ufo’s, het monster van Loch Ness, de Yeti … en een wc-gel die als bij toverkracht verkleurt. Daar kunnen ze mee uitpakken, dus willen ze ’t hebben.”

Men moet tegenwoordig inderdaad aan alles een kleurtje geven, want anders krijgt men geen hond achter zich aan.

Ik heb helaas enkel de Engelstalige clip op internet aangetroffen en die verschuilt zich onder deze link.

Allemaal kosten op het sterfhuis

Er breken gevaarlijke tijden voor me aan. Nu ja, gevaarlijk voor mijn portemonnee dan. Er is namelijk een gebeurtenis op til die me ieder jaar weer klauwen geld kost. Ik bedoel het startschot van het nieuwe schooljaar, dat in deze contreien vandaag over week zal knallen.

Hoewel het scholierenleven al een figuurlijke eeuwigheid achter me ligt, besteed ik telkenjare een niet te onderschatten bedrag aan benodigdheden die ik, in weerwil van het woord, absoluut niet nodig heb, zoals bijvoorbeeld papier, schriften en pennen, om van andere gereedschappen nog te zwijgen. Ik heb hier al eerder gemeld dat ik inmiddels alle inwoners van een arm Afrikaans land van schrijfgerief kan voorzien en nog wat voor mezelf overhouden, maar ik blijf me die dingen aanschaffen, om ze vervolgens nooit te gebruiken. Van een geldverslindende verslaving gesproken!

Het is ongetwijfeld een nadeel dat de plaatselijke krantenboer over een uitgebreid assortiment school- en kantoorspullen beschikt, waardoor ik vrijwel dagelijks de verlokkingen moet trotseren. Dat houdt geen mens vol. Misschien dat ik mijn lectuur toch maar beter aan huis kan laten bezorgen. Helaas is de postbode die mijn woning bedient een danig door dorst gekwelde man, die noodgedwongen aan alle kapelletjes aanlegt. Als ik mijn dagblad pas om vier uur ’s middags in handen krijg, is hetgeen ik lees oud nieuws natuurlijk.

Wat kunnen bagatellen me toch een allemachtige hoop ongemak bezorgen.

Manusje-van-alles

Ik ken mijn pappenheimers. Toen een van mijn katten een smartelijke kreet slaakte, begreep ik meteen welk signaal ze uitstuurde. Nog voor het kotsen een aanvang nam, bevond ik me reeds in haar buurt met de keukenrol in de aanslag.

Een mens staat er eigenlijk nooit bij stil, maar zo’n cilinder absorberend papier is, met enige overdrijving, van onschatbare waarde. Hoewel ik slechts een bescheiden huishouden beredder, verbruik ik maandelijks toch een viertal van die rollen. Ik ben er me ten zeerste van bewust dat ik daardoor het sneuvelen van bomen teweegbreng, maar kan iemand me een milieuvriendelijker alternatief aan de hand doen? Water is ook een kostbaar goed. Tot nader order neem ik dus mijn toevlucht tot die papieren factotums.

“Wie is er eigenlijk op dat lumineuze idee gekomen?” vroeg ik me af, terwijl ik me met een getourmenteerde gelaatsuitdrukking, om niet te zeggen een afgezakt smoel, over de kattenkots ontfermde.
Dat zou dus ene Arthur Scott zijn. Ruim een eeuw geleden ─ in 1907 ─ stond hij aan het hoofd van een papierverwerkend bedrijf ─ de Scott Paper Company ─ in het Amerikaanse Philadelphia. Op een dag maakte hij zich te sappel over een wagonlading papier, dat te dik bleek en derhalve ongeschikt was om er de beoogde closetrollen van te maken. Wat moest hij in vredesnaam met die klotezooi aanvangen? Toevallig kwam het initiatief van een lerares in een lokaal schooltje hem ter ore. Om te verhinderen dat verkouden kinderen elkaar zouden aansteken, mochten de zich onder haar hoede bevindende loopneuzen geen gebruik maken van de rolhanddoeken in de toiletten. Zij kregen een vel zacht papier, waarmee ze de handen konden droogwrijven. Arthur Scott liet er geen gras over groeien. Binnen de kortste keren was het ondeugdelijke papier verwerkt tot geperforeerde rollen met allemaal kleine handdoeken. De keukenrol was geboren.

Wel, van mij mogen ze voor die schrandere man een standbeeld oprichten. Daarna zullen wij, huissloven (m/v) aller landen, dat monument bezoeken en hem postuum lof toezwaaien, met een vel van de keukenrol.

Oude papieren

Zelfs in deze digitale tijden ben ik nog steeds een grootverbruiker van allerhande kantoorspullen. Sommige mensen blijken dat te weten en als die dan ook nog bij een bedrijf werken dat zulke artikelen fabriceert of verhandelt, sturen ze me catalogi, hopend dat ik na wat verlekkerd vlooien tot het bestellen van een aantal zaken zal overgaan, wat ik dan ook af en toe doe.

In zo’n boekje ontdekte ik vanmorgen een papiersoort met niet alleen superieure kwaliteiten, maar tevens minimale milieueffecten. Bovendien trotseren die vellen moeiteloos de tand des tijds, want veroudering is tweehonderd jaar kansloos. Tweehonderd jaar! Dat vind ik best wel lang. Ik ben dan ook van plan om een aantal pakken van dat robuuste papier aan te schaffen, om er mijn weergaloze manuscripten aan toe te vertrouwen, maar eerst moet ik iemand vinden die over twee eeuwen, in 2212, de toestand van mijn geschriften kan controleren en eventueel schadevergoeding kan eisen als de vooropgestelde houdbaarheidsdatum een listige verkooptruc blijkt te zijn.

Heet iemand van jullie Methusalem?

Daar kun je op rekenen

Ik heb een tip, of eigenlijk meer een weetje dat ik graag met jullie wil delen, met inachtneming van het nodige voorbehoud en zonder garantie mijnentwege dat hetgeen ik verkondig onomstotelijk vaststaat.

Een kennis van me heeft niet alleen een wiskundeknobbel, maar ook een zwak voor allerhande mechanische en elektronische tuigjes. Vanwege de aard van ’t beestje spitst zijn belangstelling zich natuurlijk vooral toe op japanners, want zo heten zakrekenmachines tegenwoordig. Hij vermag er allerhande vermeend grappige trucs mee uit te voeren en dan doe ik daar zwijmelig over, louter om hem te plezieren eigenlijk, want meestal vind ik zijn leukigheden hoegenaamd niet amusant en bovendien heb ik absoluut geen affiniteit met cijfers, getallen en wiskundige berekeningen, behalve als die van een euroteken vergezeld gaan.

Gisteren deed hij me echter een tip aan de hand. Hoe kan men een rekenmachine van uitstekende kwaliteit herkennen? Men dient de volgende eenvoudige bewerking uit te voeren: 7 : 3 x 3. Als de uitkomst 6,999999999 is, laat de betreffende calculator steken vallen en kun je die beter dumpen. Is het resultaat daarentegen een rond cijfer 7, dan is je machientje uit het goeie hout gesneden.

Ik heb meteen de proef op de som genomen. Van de drie rekenaars die ik de mijne mag noemen, toverde alleen de TI-31 Solar van Texas Instruments een zeven tevoorschijn. Mijn japannertje en mijn zuid-koreaantje brachten er niets van terecht. De winnaar is een in Italië geassembleerd verenigd statertje. Wie had dat ooit kunnen denken?!