Categorie: Kroeglopen

Meneer spreekt talen 3

Toen ik aan de tapkast van de dorpskroeg een Spaans telefoongesprek beëindigde, sprak de jongen die naast me zat me aan. Hij vertelde me dat hij Thomas heette en graag de taal van Cervantes wilde leren, waarna hij met de onderstaande anekdote op de proppen kwam. 

Tijdens de voorbije zomer was hij met een aantal kameraden op een caféterras in de Brugse binnenstad neergestreken. Aan een belendende tafel hadden vier Spaanssprekende meisjes plaatsgenomen. Met bakvisgedrag — gefluister, blikken, lachjes en gegniffel — verried een van die huppelkutjes dat ze de knappe Thomas zag zitten, dus vonden zijn gabbers dat hij zich die kans niet mocht laten ontglippen. Hoe kon hij toenadering zoeken? Dat wist Olivier, die al zijn vakanties aan Iberische costa’s doorbracht en volgens zijn zeggen een aardig mondje van de aldaar gebezigde taal sprak. Een vuurtje vragen was in Spanje de gebruikelijke manier om met een onbekende een gesprek aan te knopen. Mag ik een vuurtje van je? luidde daarginds: ¡Quiero que me la chupes! Dat werd even gerepeteerd en vervolgens had Thomas zich, voorzien van een charmante glimlach en een sigaret, bij dat wicht aangemeld, om ten aanschouwen van de hele terrasbevolking en wat voorbijgangers een pletsende lel van die señorita te krijgen. Zelfs Olivier begreep haar woedende reactie niet en schreef die toe aan een hartgrondige afkeer voor roken.

Voor degenen die net als Thomas en zijn vrienden geen Spaans begrijpen, zal het wellicht volstaan om per Google de betekenis van het werkwoord chupar op te zoeken, als je die al niet kunt raden.

Beloofd is beloofd!

Er verscheen een politicus in de dorpskroeg. Er zijn volgende maand verkiezingen en hij kwam ongetwijfeld stemmen ronselen, want hij gaf een rondje. Even later sprak hij me aan:
─”Zul je op 14 oktober even aan me denken?” wilde hij weten.
─”Ja hoor!” zei ik ferm.

Nu is dat bij mij allerminst een loze belofte. Ik ben een man van mijn woord. Als ik over enkele weken in het stemhok sta, zal ik zeer zeker een vluchtige gedachte aan dat heerschap wijden. Daarna zal ik het bolletje kleuren naast de naam van de persoon die mijn voorkeur wegdraagt.

Zwemmen op het droge

Ik belandde onverhoeds op een luidruchtig feest. Vandaag de dag heet dat een fuif, meen ik te weten. Knoerdharde muziek ─ rampestampen en puinbakken ─ schudde aan de lichamen van een bende halfgaren, die ongebonden zelfexpressie tentoonspreidden en zelfs tot het uiterste dreven. Drie meisjes stonden met delicate voetbewegingen denkbeeldige torretjes te vermorzelen, terwijl de jongens in hun buurt schijnbaar piepers tot puree trappelden. Enkele huppelkutjes moesten blijkbaar nodig, maar alle wc’s waren bezet. Een kwikzilverige snaak zeilde heen en weer alsof hij voortdurend koeienflatsen moest ontwijken en een andere snuiter caprioleerde alsof de vloerverwarming op honderd graden stond.

Ik ontsprong evenwel de dans en beperkte me tot toekijken, want ik wilde me niet belachelijk maken. Vroeger heb ik me nochtans aan zulke moderne bewegingsvormen overgegeven. Daar ben ik echter finaal mee gestopt nadat men me confronteerde met een filmpje dat men daarvan gemaakt had. Mijn tenen krullen nog als ik eraan denk. Tegenwoordig beperk ik me tot de klassiekers. Zo heb ik bijvoorbeeld een nogal spectaculaire, want authentieke Argentijnse tango in de benen. Als je even doorklikt naar het stukje dat ik daarover schreef, Swingend als een tiet, zul je daar een video van zo’n uitvoering aantreffen. Nee, die danser ben ik niet, maar mijn voetenwerk is bijna net zo goed.

Op het feest waarvan hierboven sprake weerklonk er evenwel geen enkele keer tangomuziek. Nu ja, waarschijnlijk was er toch geen partner aanwezig die deze dans samen met mij kon bolwerken, want die zijn dun gezaaid. Ik denk dat ik binnenkort maar eens de oversteek naar Argentinië zal maken.

Zullen we daar even om knokken?

Ik zou een smartelijk boek kunnen schrijven over hetgeen ik in kroegen allemaal te zien en te horen kreeg, maar ik blijf liever optimistisch, hoezeer ik mezelf daarvoor ook geweld moet aandoen. Er zijn ongetwijfeld vervullender bezigheden dan op een kruk aan een tapkast zitten en soms vraag ik me inderdaad af waarom ik niet thuisgebleven ben, maar goeie verhalen zijn vaak het gevolg van foute beslissingen. Dat is ook vandaag het geval.

Twee mannen die zich aan mijn linkerzijde ophielden, waren in een onderhunsje verwikkeld dat plots verzandde, omdat ze het met elkaar eens waren. Ze keken om zich heen, smeerden de keel met bier en toen loosde een van hen een zucht.
─”Goed, ander onderwerp”, stelde hij voor.
─”De hoeren”, verkneukelde de ander zich, allicht omdat hij een grapje klaarzitten had. “Hoe is het nog met je vrouw?”

Zijn woorden waren nog niet koud of hij kreeg zo’n ongenadige peut in het midden van zijn gezicht, dat hij daar een bloedneus aan overhield. Binnen de kortste keren ontstond er een vechtpartij van je welste, want anderen moesten zich natuurlijk met de zaak bemoeien. Terwijl stoelen en tafels met ongepaste sierlijkheid heen en weer vlogen, naaide ik er tussenuit.

We moeten het leven nu ook niet al te serieus nemen, want we brengen het er toch niet levend af … maar laten we vooral optimistisch blijven, zoals ik hierboven al schreef.

Dokter Zhivagina

Was sich überhaupt sagen läßt,
läßt sich klar sagen;
und wovon man nicht reden kann,
darüber muß man schweigen.*
Ludwig Wittgenstein

Ik vertel jullie waarschijnlijk geen nieuws, maar er bestaan mensen die echt niet weten wanneer of waarover ze hun snavel moeten houden. Zo werd ik tijdens een zakenlunch benaderd en aangesproken door een vrouw die ik weliswaar niet herkende, maar die volgens haar zeggen in lang vervlogen tijden mijn buurmeisje geweest was.

─”Weet je dat niet meer?” verbaasde ze zich. “We hebben samen nog doktertje gespeeld.”
─”Doktertje?” hikte de man die in haar kielzog dobberde en een agrarisch soort stevigheid over zich had.
Hij keek me aan alsof hij ieder moment over me heen kon kotsen.
─”Eigenlijk eerder gynaecoloogje”, wist zij niet van ophouden en ik niet waar ik me bergen moest. Ze wendde zich olijk knipogend tot mijn disgenoten: “Hij had een drukke praktijk, want hij was heel vakbekwaam, maar meer vertel ik daar niet over, al zweep je de vellen van mijn rug af.”

Het zal niemand verbazen dat de beide heren aan mijn tafel tijdens het verdere verloop van de maaltijd plaagstootjes bleven uitdelen en me zelfs op spottende wijze als Dokter Zhivagina aanspraken. De gezel van mijn vroegere buurmeisje daarentegen bleef me vanaf zijn zitplaats mesblikken toewerpen.

Een mens moet staan voor wat hij gedaan heeft, maar die oude koe hoefde men wat mij betreft echt niet uit de sloot op de dreggen.

* Wat gezegd kan worden, kan duidelijk gezegd worden, en waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen.

Uitbrander

Vanaf mijn zitplaats in een café zag ik ongeveer een dozijn mentaal en meervoudig gehandicapte jongens met hun begeleiders in ietwat krakkemikkige en luidruchtige stoet voorbijtrekken. Ze waren allicht gehuisvest in het nabijgelegen dienstverleningscentrum, maar men had ze kennelijk mee uit wandelen genomen. Alle aanwezigen gingen gewoon door met wat ze bezig waren — biljarten, vogelpikken, tafelvoetballen, hijsen — behalve een gotsammelazarus-type dat al de hele tijd het hoge woord voerde. Hij trok de onwelriekende snater open en verkondigde:
“Moet je daar nu toch eens kijken! Zouden ze dat niet beter meteen na de geboorte doodknijpen?”

Alle activiteit stopte en er viel een stilte die in de beste rouwkamer niet zou misstaan.
“Je houdt zulke praatjes maar voor je, want hier zijn we er niet van gediend”, sprak de kastelein waardig. “Daar is de deur! Hijs je karkas ergens anders heen en kom nooit meer terug.”

De kerel wilde nog wat zeggen, zag echter dat alle blikken op hem gevestigd waren en besloot dat het beter was om dat niet te doen. Hij moest als het ware spitsroeden lopen naar de deur en toen hij die achter zich dichttrok, deed iedereen voort met wat men bezig was.

Deskundoloog

Gisteren met vrolijk aplomb geafficheerd door een onbekende aan de tapkast van een plaatselijke drenkplaats:

Een blindedarm mag zich eigenlijk gelukkig prijzen dat hij blind is, want anders zou hij nogal wat zien langskomen.

Ik oordeel het raadzaam om daar niet op voort te borduren. Bovendien heb ik vannacht bijzonder slecht geslapen, vanwege ongenode wezens die mijn dromen bevolkten, waardoor mijn oogopslag op dit moment slechts een minimum aan hersenactiviteit laat vermoeden en er me niet direct een geschikt slimmigheidje te binnen schiet.

Hup met de beentjes!

Door een nogal ongelukkige samenloop van omstandigheden kwam ik onverhoeds op het supportersbal van een naar verluidt veelbelovend wielertalent terecht. Het was zo’n primitief dansfeest waar zowel de vogeltjesdans als de polonaise herhaaldelijk aan bod komen. Dat ik dit soort volksvermaak liever aan me laat voorbijgaan, staat zo vast als een muts met zeven keelbanden. Niet dat ik me beter voel dan een ander, maar ik ben nooit een uitbundig type geweest en zal het vermoedelijk ook nooit zijn.

Rond de klok van elven greep de trekking plaats van een met talloze prijzen begiftigde tombola. De lokale middenstanders hadden kennelijk hun winkeldochters voor het goede doel afgestaan. Begrijp me vooral niet verkeerd. Men verhandelde daar absoluut geen blanke slavinnen. Winkeldochters zijn immers niet enkel vrouwelijke bedienden, maar ook artikelen die men al lang te koop aanbiedt, maar aan de straatstenen niet kwijt kan. Ik bedoel vanzelfsprekend de laatste categorie.

Ene Rosa won de hoofdprijs. Rosa was een fors koebeest van een vrouw met blozende konen, die behoorlijk van slag raakte door het dofje dat haar te beurt viel en opgegeten door de zenuwen het trapje naar het podium beklom. De omroeper van dienst vroeg een applaus voor de winnares en toen dat uitdoofde riep hij in de microfoon:
─”Rosa heeft een reis gewonnen! Te voet door Vlaanderen, voor twee personen.”
Rosa zwijmelde weg en sukkelde bijna in extase.
─”Dank u, dank u”, mompelde ze zo blij als een kermiskind, want het drong geeneens tot haar door dat men haar in de zeik zette.
─”U mag met een partner naar keuze te voet door Vlaanderen reizen”, drong de omroeper aan.

We waren er met zijn allen getuige van hoe het besef bij Rosa binnensijpelde. Ze keek als een kind dat net zijn ballon zag klappen en het scheelde echt niet veel of er kwamen tranen aan te pas, wellicht niet zozeer van teleurstelling, maar vooral omdat ze ten aanschouwen van allen daar aanwezig voor paal stond. Toen kreeg ze alsnog haar prijs: een reis voor twee personen naar een eiland dat zich in het zuiden van Europa boven de zeespiegel verheft.

Gelachen dat we hebben! Je leven zo niet!

Snotjandorie!

Wie regelmatig mijn weblog bezoekt en dat al een tijdje doet, zal weten dat ik naast het stiekem afluisteren van conversaties ook vaak bezig ben op heimelijke wijze het uiterlijk en het gedrag van mensen te observeren. Ik heb hier al mijn bevindingen kenbaar gemaakt omtrent reukorganen en oorlellen, maar vandaag wil ik het hebben over een merkwaardige handeling, die me gisteren eigenlijk voor het eerst opgevallen is.

Ik had wat met iemand te bespreken en omdat die persoon in hoge mate allergisch voor katten bleek te zijn, begaven we ons naar een plaatselijke herberg. Het was er tegen alle verwachting in behoorlijk druk. Ook viel het mij op dat er daar stevig geniesd, gekucht, gehoest, gerocheld en gesnoten werd. De kwakkelige zomer en het wispelturige weer van de laatste weken zal ongetwijfeld menigeen met een koutje opgezadeld hebben, met alle gevolgen van dien.

Het duurde dan ook niet lang of ik raakte in de ban van het snuitritueel, niet zozeer door de geluiden die daar meestal mee gepaard gaan, maar door een bijkomstigheid waar ik nooit eerder op gelet had. Bijna iedereen kijkt na het snuiten in de zakdoek naar wat hij of zij gevangen heeft. Sommigen doen dat met een snelle blik. Anderen nemen er rustig de tijd voor. Raar is dat, vooral omdat hetgeen uit je neus komt, volgens mij allerminst een appetijtelijke aanblik biedt, maar toch wil men het gezien hebben.

Zelf dien ik me uiterst zelden aan snuiten over te geven. Alleen als ik met de fiets rijd, kan het gebeuren dat mijn neus volloopt. Ik heb een paar keer geprobeerd om me op een professionele manier van dat overtollige vocht te bevrijden, door het met een krachtig gesnuif uit te stoten zoals wielrenners dat doen, maar ik kan dat kennelijk niet. Het snot verspreidt zich over mijn gezicht, landt op mijn schouder of mijn mouw en blijft soms zelfs als een elastische dreutel aan mijn neus hangen. Bah, wat vies! Ik gebruik dus een zakdoek … en ja hoor! Ik kijk ook wat ik gevangen heb. Ik wist het niet van mezelf, maar ik heb het vanmorgen ontdekt.