Tag: vogels

Jongensdromen

Ik weet niet hoe het zo komt, maar er behoren nogal wat al dan niet bewust ongehuwde moeders tot mijn kennissenkring. Die mogen graag een beroep doen op mijn inmiddels roemruchtige kinderoppastalent. Ik ben natuurlijk een makkelijke prooi, want ik woon in mijn uppie en hoef zelfs om den brode mijn woning niet te verlaten. Daardoor is men geredelijk de mening toegedaan dat ik nauwelijks beslommeringen aan mijn hoofd heb, zodat ik ruimschoots aandacht kan besteden aan de kroost die men tijdelijk bij me stalt.

Wegens omstandigheden mag ik nu al een paar dagen een jonge logeergast met vaderlijke zorg omringen. Olivier is net acht jaar geweest en hij stuitert hier rond als een vleesgeworden pingpongballetje, overigens tot groot en zichtbaar ongenoegen van mijn katten, die duidelijk laten merken dat ze absoluut niet blij zijn met de aanwezigheid van zo’n kwikzilverige deugniet.

Vanmorgen zaten we aan de ontbijttafel en uit de radio huppelde een belegen meezinger van ene Tim Visterin: Ach meneer een mooie vogel wil ik zijn … Tot mijn verbazing zong Olivier het hele liedje mee en toen hij daarmee klaar was, vroeg ik niet zonder vertedering:
─”Zou je graag een vogel willen zijn?”
Hij knikte heftig en zijn snoet glansde als een lamp van duizend watt.
─”Dan zou ik hier wat komen rondvliegen”, verzekerde hij me en in gedachte zag ik hem al vertrouwvol op mijn schouder neerstrijken. “En dan schijt ik op je kop!” proestte hij het uit.

Stank voor dank. Meer moet je in dit leven niet van iemand verwachten.

schijtvogel

Voorjaar

Vanavond, vannacht of uiterlijk morgen kunnen we met zijn allen weer uitgebreid aan de slag met klokken, horloges, uurwerken, pendules en wat dies meer zij. De zomertijd is aangebroken en dat zullen we geweten hebben. Ik blijf er een fervente tegenstander van, maar ik leg er mij bij neer en ook te mijnent zal het vannacht om twee uur plots drie uur zijn, als ik tenminste het daarmee gepaard gaande klimmen en klauteren overleefd heb.

Ik kan jullie tevens mededelen dat ik in blijde verwachting ben. Daar kijken jullie van op, hè? Nee, ik zal de wereld en de wetenschap niet verbazen door een klein mensje uit mijn lichaam te persen, want ik heb geeneens een baarmoeder, maar morgen, 25 maart, is het zwaluwendag. Volgens de overlevering zouden deze fraaie vogels rond deze tijd uit het zuiden terugkeren, al leert de ervaring dat dit meestal enkele weken later gebeurt. Ik koester desalniettemin goede hoop dat de drie nesten onder mijn dakgoot eerlang weer bewoond zullen zijn. Het verheugt mij ieder jaar weer. Ik was eigenlijk van plan om mijn gevleugelde gasten een feestelijk welkom te verschaffen, door hun woninkjes met wat versierselen op te smukken, maar vanwege mijn hoogtevrees durf ik geen ladder op. Daarom heb ik besloten om me dit jaar tot een welkomstlied te beperken dat ik, met mijn poezen als achtergrondkoortje, zal aanheffen zodra mijn logés hier neerstrijken. We zijn al volop aan het repeteren.

De vroede vaderen van mijn woonplaats hebben beslist een toelage te geven aan wie onderdak verschaft aan zwaluwgezinnetjes. Wie tot drie nesten huisvest, strijkt 25 euro op; voor vier tot tien nesten ontvangt men 50 euro en meer dan tien nesten is goed voor 100 euro. Men stelt tevens kunstnesten ter beschikking van wie graag zijn steentje wil bijdragen om de populatie te verhogen. Ik vind dit een lovenswaardig initiatief en niet alleen omdat ik er beter van word.

Een romantisch ongevalletje

Spelevarende zwanen beschilderen de Brugse reien met witte sier en dat levert romantische beelden op, wat ook de bedoeling is. Brugge is immers het toevluchtsoord bij uitstek voor mensen die met een smachtend hart toegerust zijn en zich aan het zoet genot der tranen durven overgeven, zelfs als daar eigenlijk geen reden voor is.

Gisteren zag ik een kwieke Japanner over een afsluitinkje stappen, om een close-up van zo’n vogel in zijn fototoestel te vangen en mee te nemen naar het land van de rijzende zon. Hij had niet in de gaten dat de vrouwelijke zwaan, die zich schuin achter hem bevond en waarschijnlijk last had van koppijn of een pijnlijke maandstond, zijn toenadering tot haar geliefde hoegenaamd niet op prijs stelde en een aanval voorbereidde, die ze even later uitvoerde. Met gestrekte hals, de vleugels gespreid en sissend als een opgevoerde cobra stortte ze zich kamikazegewijs op haar prooi. Die schrok zich letterlijk een ongeluk, want hij zette het weliswaar op een lopen, maar hij misrekende zich bij het afsluitinkje en bleef met zijn voet haperen. Terwijl hij armenzwaaiend ten gronde stortte, glipte het kodakje uit zijn handen. Het beschreef een keizerlijke boog in het luchtruim en dook vervolgens met een nauwelijks hoorbaar plonsje het water van de reien in.

Gelachen dat we hebben! Nu ja, pas als het slachtoffer ons niet meer kon zien, want we blijven beleefd, maar zoals Samuel Beckett al schreef:

“Niets is komischer dan het ongeluk (van anderen natuurlijk).”

Kijk eens naar het vogeltje!

Iedere keer dat ik mijn terras een geduchte schrobbering met de bezem gaf, stuitte ik op een aantal lege slakkenhuisjes. De voormalige bewoners ervan waren in geen velden of wegen te bespeuren, hetgeen mij zeer bevreemdde. Gisteren kreeg ik eindelijk uitsluitsel omtrent dit toch wel zonderlinge fenomeen.

Met de mij aangeboren onhandigheid had ik een flesje met onwelriekende inhoud laten vallen, dus zette ik wat deuren en vensters open om te spuien. Zo kwam het dat opeens een tikkend geluid, dat ik niet thuis kon brengen, vanaf het terras tot me doordrong. Omdat ik, ook weer van nature, zo nieuwsgierig als een ekster ben, ging ik vanzelfsprekend even poolshoogte nemen. Mijn uitvorsende blik aanschouwde een vogel, meer bepaald een zanglijster, die een huisjesslak in de bek torste en de schulp op een plavuis bleef smakken, tot die barstte of brak en hij zich aan de inhoud ervan kon verlustigen.
─”Wat ben jij een pienter baasje!” riep ik opgetogen.

Ik was in de wolken met mijn ontdekking, waarmee ik wellicht de wereld der wetenschap in beroering zou brengen. In gedachten zag ik mijn kop te pronk staan in gerenommeerde tijdschriften en mocht ik de speciaal voor mij in het leven geroepen Nobelprijs voor biologie in ontvangst nemen. Helaas bleek men het merkwaardige gedrag van de zanglijster al eerder opgemerkt en gedocumenteerd te hebben. Zelfs Wikipedia vertelt in geuren en kleuren hoe deze vogel huisjesslakken naar een vaste plek met harde ondergrond ─ de smidse ─ brengt, om die daar te stuk te gooien en te verslinden.

Ik zal iets anders moeten verzinnen om de krantenkoppen te halen.

In het bos daar staat mijn huisje

We schrijven 8 september en dat is zwaluwen-afscheidsdag, althans volgens de folklore en de volksoverlevering. Aangezien ik opnieuw onderdak verleen aan drie nesten en de bewoners ervan geen aanstalten maken om nu al af te taaien ─ ik mag dan misschien een sterke verbeelding hebben, maar ik zie ze nog niet vliegen ─ kan ik volstaan met een verwijzing naar hetgeen ik hier verleden jaar in Vaert wel ende levet scone over deze heuglijke dag en mijn gevederde huisgenoten verkondigde.

Gisteren, tijdens mijn ochtendwandeling door de bossen die me meestal barmhartig omringen, maar soms ook omsingelen, zag ik tussen de bomen een rode schittering die daar volgens mij niet thuishoorde. Ik ging even poolshoogte nemen en stuitte op een zware motorfiets, die iemand daar enigszins gecamoufleerd had achtergelaten. Ik bracht de politie op de hoogte van mijn ontdekking en spoedig bleek dat de machine inmiddels als gestolen opgegeven was. Er verscheen prompt een agent om de boel in de gaten te houden. Lang hoefde hij niet te wachten. Rond de klok van tienen dook een jonge kerel op, die arglistig het bos insloop, waar men hem op heterdaad betrapte en meenam.

Ongelofelijk wat er allemaal in het wild rondloopt en zich bij nacht en ontij in bossen ophoudt. Al in lang vervlogen tijden maakten geduchte roversbenden deze contreien onveilig en kennelijk dwaalt hier nog steeds allerhande tuig van de richel rond: mensen die alleen ’s nachts voor de dag durven komen ─ de woordspeling is als zodanig bedoeld ─ en zich dan nog het liefst in uitbundige vegetatie verschuilen. Het zal nog eens zo gaan dat …

Ik heb voor alle zekerheid een soortement knuppel achter de deur staan. De boeven en moordenaars die me bedreigen, het gajes en de schoften, ja, zelfs de seksmaniakken die me willen verkrachten en aldus mijn jongensachtige onschuld bezoedelen, zullen allemaal met mijn grote knots kennismaken. Geen genade! Ik geef ze een hengst voor hun schalen, ik ruk ze de knieschijven af om ze als puck te gebruiken, ik mep ze tot pindastrooisel, ik …

Nee, ik moet er vooral niet aan denken of ik doe geen oog meer dicht en daar wordt een mens toch zo moe van, hè!