Jongensdromen

Ik weet niet hoe het zo komt, maar er behoren nogal wat al dan niet bewust ongehuwde moeders tot mijn kennissenkring. Die mogen graag een beroep doen op mijn inmiddels roemruchtige kinderoppastalent. Ik ben natuurlijk een makkelijke prooi, want ik woon in mijn uppie en hoef zelfs om den brode mijn woning niet te verlaten. Daardoor is men geredelijk de mening toegedaan dat ik nauwelijks beslommeringen aan mijn hoofd heb, zodat ik ruimschoots aandacht kan besteden aan de kroost die men tijdelijk bij me stalt.

Wegens omstandigheden mag ik nu al een paar dagen een jonge logeergast met vaderlijke zorg omringen. Olivier is net acht jaar geweest en hij stuitert hier rond als een vleesgeworden pingpongballetje, overigens tot groot en zichtbaar ongenoegen van mijn katten, die duidelijk laten merken dat ze absoluut niet blij zijn met de aanwezigheid van zo’n kwikzilverige deugniet.

Vanmorgen zaten we aan de ontbijttafel en uit de radio huppelde een belegen meezinger van ene Tim Visterin: Ach meneer een mooie vogel wil ik zijn … Tot mijn verbazing zong Olivier het hele liedje mee en toen hij daarmee klaar was, vroeg ik niet zonder vertedering:
─”Zou je graag een vogel willen zijn?”
Hij knikte heftig en zijn snoet glansde als een lamp van duizend watt.
─”Dan zou ik hier wat komen rondvliegen”, verzekerde hij me en in gedachte zag ik hem al vertrouwvol op mijn schouder neerstrijken. “En dan schijt ik op je kop!” proestte hij het uit.

Stank voor dank. Meer moet je in dit leven niet van iemand verwachten.

schijtvogel

The Author