Tag: vogels

Hongerwinter

kauwenZe zijn met belachelijk veel, de kauwen die door het zwerk klieven. Zwerk is een ouderwets en enigszins literair aandoend woord dat in onbruik dreigt te raken en dat ik daarom in zijn eer wil herstellen. Ik mag graag een lans breken voor bedreigde diersoorten, dus kan ik het net zo goed opnemen voor in het nauw gedreven woorden zoals zwerk, dat hemel betekent, of uitspansel. Maar ik dwaal af, zij het niet met tegenzin.

Ik blijf me verbazen over het grote aantal kauwen dat zich in ons luchtruim ophoudt. Zelf heb ik heb daar allerminst bezwaar tegen, hoewel ik me soms over hun luidruchtigheid opwind, maar toch maakt enige bezorgdheid zich van me meester. Zullen die tijdens de komende winter allemaal voldoende mondvoor… eh … bekvoorraad vinden? Ik vrees van niet. Kauwen zijn bovendien niet echt wat je sympathieke vogels kunt noemen. Veel mensen zien liever hun hielen dan hun tenen, al ben ik er eigenlijk niet helemaal zeker van dat deze beeldspraak overeind blijft, want ik denk dat onze gevederde vrienden niet over hielen beschikken. Of toch? Wat ik probeer duidelijk te maken is dat weinigen bereid zijn om voedsel aan die inhalige veelvraten te verstrekken en dientengevolge de eetgelegenheden zo inrichten dat die ontoegankelijk zijn voor die nogal opdringerige spring-in-’t-velden.

Ik vrees dat veel kauwen tijdens de komende maanden ─ ik kan de verleiding niet weerstaan om even een koddige woordspeling te gebruiken ─ niet veel te kauwen zullen hebben en gedoemd zijn om de hongerdood te sterven. Dat vind ik absoluut geen opwekkende gedachte. Het is eigenlijk te treurig voor woorden, dus hul ik me nu maar in een nimbus van peinzend zwijgen.

Bedreigd

draagvalkEen paar dagen geleden ontving ik een wervende folder van het Vlaams Belang. Hoewel dat allesbehalve een ornithologische vereniging is, wijdden ze toch een artikel aan de heikele situatie van de draagvalk. Door de willekeur waarmee men in Vlaanderen hot en her mestverwerkingsinstallaties neerpoot, zou die arme vogel namelijk verkleinen. Een mens kan het zich haast niet voorstellen!

Nu ben ik weliswaar geen vogelkenner, maar ik weet dat er onder meer slechtvalken, torenvalken en giervalken bestaan. Van een draagvalk heb ik echter nog nooit gehoord. Ik mag dus wel opschieten met het bijschaven van mijn kennis, want als die draagvalk aan het verkleinen is, zit het er dik in dat die binnen afzienbare tijd niet meer met het blote oog waarneembaar zal zijn, of zelfs helemaal verdwijnt zonder dat ik die gezien heb …

… en dat zou jammer zijn natuurlijk.

We schrijven 8 september

Het is vandaag weliswaar zwaluwenafscheidsdag, maar de logeetjes die sinds de lente onder mijn dakgoot huizen, maken allerminst aanstalten om te vertrekken. Waarom zouden ze ook zonniger oorden opzoeken als we hier van een voortreffelijke nazomer kunnen genieten?

Vandaag is het ook exact acht jaar geleden dat ik mijn eerste, ietwat schuchtere stappen op internet zette en een blog opstartte. Ik heb ondertussen al behoorlijk wat bijeengeschreven, maar helaas is veel daarvan verloren gegaan, omdat ik het aanvankelijk niet nodig vond om mijn geesteskinderen te klonen en veilig op te bergen. Gedane zaken nemen geen keer en ik zou er spijt van kunnen hebben, maar ik doe niet zo aan spijt.

Ik heb opeens ontzettend veel zin in mosselen. Is er iemand die mij vanmiddag of vanavond naar een eethuisje kan brengen waar ze zulke schelpdieren op uitmuntende wijze serveren? Ik trakteer!

mossel

Praatjesmaker

Ik stel met genoegen vast dat er zich in de door de natuur gekoloniseerde omgeving van mijn woning tal van diersoorten ophouden en niet in het minst vogels van diverse pluimage, want net als Guido Gezelle hoor ik zo geern de vogeltjes schuifelen.

Nu hebben er zich echter een stelletje Turkse tortels in mijn tuin gevestigd en het mannetje daarvan vindt het nodig om van ’s morgens heel vroeg, als het daghet in den oosten, tot het invallen van de duisternis, als men aan de kust de zon in de zee ziet zakken, te zitten ouwehoeren op mijn dak: oehoe-hoe oehoe-hoe. Die gozer weet echt niet van ophouden en soms krijg ik er dusdanig de riebels van, dat ik in arren moede alle ramen dichtgooi, maar zelfs dan …
─”Hou nu toch eindelijk eens je kop!” roep ik soms.

Het is dat ik er prat op ga dat ik een dierenvriend ben, maar er zijn grenzen. Waar is mijn schietepoef?

Het sprookje van de uil en de kauw

Het tracé van de spoorweg tussen Torhout en Oostende is tegenwoordig een fietspad: De Groene 62. Ik mag er graag gebruik van maken. Men kan bezwaarlijk beweren dat het weggetje doorheen opwindende landschappen koerst, maar het is er rustig, meestal is er alleen maar verte te zien en de mysterieus om zich heen woekerende natuur heeft het er voor het zeggen.

Ter hoogte van het dorp Eernegem pleeg ik halt te houden op een idyllische plek: een ruisend park van zwaar en oud geboomte, vijvers waarop waterlelies spelevaren en die grote goudvissen herbergen, leestafels met poëtische ontboezemingen … Ik vestigde me op een bank en verorberde een worstenbroodje, want wie zich per fiets voortbeweegt, dient bij tijd en wijle de inwendige mens te versterken, om niet aan een flauwte ten prooi te vallen. Als ik me niet vergis, noemt men dat een hongerklop in het wielerjargon.

Opeens ontdekte ik een vreemdsoortig monument, dat daar onlangs moest verrezen zijn, want ik had het nooit eerder opgemerkt: in slagorde opgestelde ijzerstaven die kasseien met afbeeldingen van als echte flandriens* bekend staande wielrenners torsen. Ik trad naderbij om met mijn mobieltje een foto van dat merkwaardige peloton te maken …

flandriens

… en toen ik even later naar mijn bank terugkeerde, zag ik nog net hoe twee kauwen de rest van mijn worstenbroodje buitmaakten en ermee in het struikgewas verdwenen.

*Wielrenners die behalve door een grote fysieke kracht, gekenmerkt worden door het vermogen om in ongunstige (weers)omstandigheden hun strijdlust te behouden, en daardoor uitermate geschikt zijn voor het rijden van de Vlaamse voorjaarsklassiekers.

Arenden vallen aan

Een paar dagen geleden stuiterde een vriendin van me danig geagiteerd mijn woning binnen.
─”Ik ben aangevallen door een arend!” riep ze, hijgend als een juffershondje.
Ik stond op het punt om in de lach te schieten, maar kon me nog net inhouden, want dat zou ze me zeker niet in dank afgenomen hebben.
─”Doe even rustig”, probeerde ik haar aan te lijnen. “Ben je zeker dat het geen mus of een merel was?”
Ze sloeg gelukkig geen acht op de ietwat schalkse toon die ik aansloeg.

Ik wist immers wat voor vlees ik in de kuip had. Enige zin voor overdrijving is haar niet vreemd en wat ze verkondigt, moet je soms met een grove korrel zout nemen. Nog geen jaar geleden verscheen ze eveneens in alle staten te mijnent, bij hoog en laag zwerend dat ze een beer gezien had. Het roofdier in kwestie kan een eekhoorntje geweest zijn, maar ik tip op de verdwaalde en niet eens zo grote hond die men een paar dagen later in de buurt aantrof.

─”Weet ik veel wat voor merk het was”, nijdaste ze. “’t Was in alle geval een hele grote vogel en hij vloog een paar keer rakelings langs mijn hoofd.”

Vanmorgen ben ik tijdens mijn ochtendwandeling aangevallen door een buizerd. Nu ja, aangevallen … Om zijn broedplaats te verdedigen scheerde hij herhaaldelijk zo dicht langs mijn kop dat hij me zowaar met zijn vleugeltip aanraakte. Daar bleef het bij. Als die vriendin van me langskomt, zal ik die confrontatie natuurlijk wat aandikken en laat ik zijn drieste klauwen dusdanig mijn wang openkrabben, dat het bloed uit de wonde gutste.

Ik kan haar echter niet helemaal ongelijk geven: het is inderdaad een grote vogel en zijn schijnaanval benauwt flink.

buizerd

Ze zijn er!

Het verheugt me dat ik jullie kan mededelen dat mijn logeetjes hier goed en wel aangekomen zijn.

Nee, dit keer heb ik het niet over kostgangers uit verre buitenlanden, maar over de zwaluwen die hoofdkwartier plegen te houden in de drie nesten die onder mijn dakgoot hangen te hangen. Ik had eergisteren al een eerste stelletje opgemerkt en vanmorgen blijken ook de overige twee optrekjes bewoond te zijn.

Om deze gebeurtenis enige luister bij te zetten, zal ik mijn gasten vanavond op een feestelijk souper trakteren. Op het menu staan:

  • muggenbilletjes in slakkenslijm;
  • kokette coloradokeverkoteletjes in een melodieuze bloedzuigersaus;
  • een sorbet van maden en lentelarven.

Dat wordt smikkelen en smullen!

Daarna zal ik vast borstel en blik klaarzetten, om gedurende zes maanden hun smerige stronten op te ruimen.

Dat wordt kaken en kokhalzen.