Arenden vallen aan

Een paar dagen geleden stuiterde een vriendin van me danig geagiteerd mijn woning binnen.
─”Ik ben aangevallen door een arend!” riep ze, hijgend als een juffershondje.
Ik stond op het punt om in de lach te schieten, maar kon me nog net inhouden, want dat zou ze me zeker niet in dank afgenomen hebben.
─”Doe even rustig”, probeerde ik haar aan te lijnen. “Ben je zeker dat het geen mus of een merel was?”
Ze sloeg gelukkig geen acht op de ietwat schalkse toon die ik aansloeg.

Ik wist immers wat voor vlees ik in de kuip had. Enige zin voor overdrijving is haar niet vreemd en wat ze verkondigt, moet je soms met een grove korrel zout nemen. Nog geen jaar geleden verscheen ze eveneens in alle staten te mijnent, bij hoog en laag zwerend dat ze een beer gezien had. Het roofdier in kwestie kan een eekhoorntje geweest zijn, maar ik tip op de verdwaalde en niet eens zo grote hond die men een paar dagen later in de buurt aantrof.

─”Weet ik veel wat voor merk het was”, nijdaste ze. “’t Was in alle geval een hele grote vogel en hij vloog een paar keer rakelings langs mijn hoofd.”

Vanmorgen ben ik tijdens mijn ochtendwandeling aangevallen door een buizerd. Nu ja, aangevallen … Om zijn broedplaats te verdedigen scheerde hij herhaaldelijk zo dicht langs mijn kop dat hij me zowaar met zijn vleugeltip aanraakte. Daar bleef het bij. Als die vriendin van me langskomt, zal ik die confrontatie natuurlijk wat aandikken en laat ik zijn drieste klauwen dusdanig mijn wang openkrabben, dat het bloed uit de wonde gutste.

Ik kan haar echter niet helemaal ongelijk geven: het is inderdaad een grote vogel en zijn schijnaanval benauwt flink.

buizerd

The Author