Tag: recreatie

Een pak rammel

ribbelstrookEr is nogal wat ophef ontstaan over de zogeheten ribbelstroken. Dat zijn betonnen minihobbels, die men op jaagpaden langs waterlopen aanbrengt om fietsers af te remmen en te verhinderen dat ze de maximumsnelheid van 30 km/u aan hun laars lappen.

Volgens Hans Vandeweghe, algemeen directeur van wielerbond Vlaanderen, gebeurt het niet zelden dat pelotons van wielertoeristen, zoals men recreatieve fietsers in Vlaanderen noemt, over de jaagpaden komen aanstormen als een kudde losgeslagen bizons, die zich weinig of niets aantrekken van wandelaars en fietsers die zich wel aan de snelheidslimiet houden, met alle gevolgen van dien. Het ligt voor de hand dat zij, de uitverkorenen der aardkloot, hoegenaamd niet blij zijn met deze hindernissen.

Ik heb verleden zondag ongeveer veertig kilometer over jaagpaden langs kanalen gefietst en mocht aan den lijve ondervinden dat er inderdaad gevaarlijke en dus ontoelaatbare dingen gebeuren. Hoewel de meeste wielertoeristen te snel reden, hielden ze toch in meer of mindere mate rekening met de andere weggebruikers. Ik ben slechts één keer letterlijk de berm ingejaagd door een horde onbeschofte en luidkeels brullende bizons en dat is één keer te veel natuurlijk. Daarom ben ik een voorstander van obstakeltjes die dat moeten verhinderen, zoals bijvoorbeeld ribbelstroken. Jammer dat de goeden het weer met de slechten moeten bekopen. Is het ooit anders geweest?

Het verbaast me enigszins dat de Vlaamse minister-president, Kris Peeters, meent zich in het debat te moeten mengen en verklaart dat ze de aanleg van die ribbelstroken toch even opnieuw moeten bekijken. Wat een bemoeial! Zijn schoothondje, mobiliteitsminister Hilde Crevits, is natuurlijk ook al bezig haar kar te keren. En de wereldberoemde wielrenner, Thomas de Gendt, winnaar van talloze ronden, tours, giro’s, vuelta’s, kampioenschappen en kermiskoersen, die de jaagpaden gebruikt om te trainen, moet ook nodig zijn ongenoegen uiten. Is hij de zaligmaker misschien? Zou hij zich tijdens het trainen aan die maximumsnelheid houden?

Het sprookje van de uil en de kauw

Het tracé van de spoorweg tussen Torhout en Oostende is tegenwoordig een fietspad: De Groene 62. Ik mag er graag gebruik van maken. Men kan bezwaarlijk beweren dat het weggetje doorheen opwindende landschappen koerst, maar het is er rustig, meestal is er alleen maar verte te zien en de mysterieus om zich heen woekerende natuur heeft het er voor het zeggen.

Ter hoogte van het dorp Eernegem pleeg ik halt te houden op een idyllische plek: een ruisend park van zwaar en oud geboomte, vijvers waarop waterlelies spelevaren en die grote goudvissen herbergen, leestafels met poëtische ontboezemingen … Ik vestigde me op een bank en verorberde een worstenbroodje, want wie zich per fiets voortbeweegt, dient bij tijd en wijle de inwendige mens te versterken, om niet aan een flauwte ten prooi te vallen. Als ik me niet vergis, noemt men dat een hongerklop in het wielerjargon.

Opeens ontdekte ik een vreemdsoortig monument, dat daar onlangs moest verrezen zijn, want ik had het nooit eerder opgemerkt: in slagorde opgestelde ijzerstaven die kasseien met afbeeldingen van als echte flandriens* bekend staande wielrenners torsen. Ik trad naderbij om met mijn mobieltje een foto van dat merkwaardige peloton te maken …

flandriens

… en toen ik even later naar mijn bank terugkeerde, zag ik nog net hoe twee kauwen de rest van mijn worstenbroodje buitmaakten en ermee in het struikgewas verdwenen.

*Wielrenners die behalve door een grote fysieke kracht, gekenmerkt worden door het vermogen om in ongunstige (weers)omstandigheden hun strijdlust te behouden, en daardoor uitermate geschikt zijn voor het rijden van de Vlaamse voorjaarsklassiekers.

Het sprookjesbos

peuterDe peuter zat vooraan op de fiets van de man die waarschijnlijk zijn opa was. Ze naderden de rand van het bos.
“En nu moet je goed kijken!” hoorde ik hem zeggen. “En naar de vogeltjes luisteren!”
Het kind zette gelijk stuitergrote ogen op en keek om zich heen als een stokstaartje. Toen ze het donkere bos inreden, hoorde ik hem een kreetje slaken. Het was een geluid dat enkel door verrukking kon ontstaan. Pure verrukking.

En zie, ook mijn hart zong op van vreugde.

Bekijk de wereld met de ogen van een kind en je zult zien hoe mooi die is.

Met een baard

autopedDe leden van een fietsclub zaten op een door de zon beschenen terras van in hoofdzaak brave vloeistoffen te genieten, toen er plots een manspersoon verscheen die zich op een step voortbewoog, hetgeen me een nogal belachelijke manier van zich verplaatsen lijkt. Ik vind step trouwens een lelijke benaming voor het tuig in kwestie. Autoped eveneens. Ik verkies het in mijn Vlaamse dialect gangbare trottinette.

Het was allesbehalve kinderspeelgoed dat hij behoedzaam aan het fietsenrek toevertrouwde, maar een volwassen trottinette. Getooid met de ronduit ridicule uitmonstering die recreatieve fietsers en kennelijk ook trottinetters omgorden om zich op weg te begeven, betrad hij het terras. Ik zat met gespitste oren te wachten op wat komen moest, want het was opgelegd pandoer dat het zou gebeuren. Even leek het erop dat het zou uitblijven, maar nee hoor!

─”Ik zou toch maar oppassen als ik jou was”, sprak een van de fietsers. “Straks is je ene been langer dan je andere.”
─”Vandaag moet je de zesde zijn die me dat zegt,” antwoordde de trottinetter, “maar toch bedankt voor de waarschuwing.”

Het was zo voorspelbaar.

Dovemansoren

Het bospad dat langs mijn woning koerst, is eigenlijk een privaat weggetje. Dat staat ook in lapidaire letters vermeld op een bord bij de oorsprong ervan. Desalniettemin passeren hier dagelijks tientallen wandelaars, joggers, bezadigde fietsers en driestere mountainbikers, ja zelfs ridders … eh … ruiters. Ik heb daar nooit bezwaar tegen gehad, maar nu begin ik me toch omstandig op te winden over een nevenverschijnsel ervan, met name over hetgeen sommigen hier menen te mogen achterlaten: plastic tassen, petflessen, drankkartons, blikjes, papierflarden, snoepverpakkingen, voedselresten, zakdoeken, ondergoed, hondendrollen, paardenkeutels …

opruimenTwee weken geleden heb ik met grote tegenzin anderhalve vuilniszak met overtolligheden bijeengeraapt, maar ik vecht blijkbaar tegen de bierkaai, want gisteren kon ik al opnieuw een zak vullen en dan moet het recreatieseizoen eigenlijk nog beginnen. Het weze mij toegestaan om daar beleefd van te balen. Als het zo doorgaat, zal ik op mijn strepen staan en niet langer veroorloven dat men het pad gebruikt. Ik voel me daar onbehaaglijk bij, want de goeden bekopen het weer met de slechten, maar ik ben heus niet van plan om de hele zomer andermans troep op te ruimen.

Ik ben een tamelijk rekkelijk type en ik laat heel lang over me lopen, maar op een dag is het uit.

Dante achterna

Per stalen … eh … aluminium ros fietste ik door het bos waar Maria van Bourgondië ooit aan haar laatste rit per authentiek ros van vlees en bloed begon. Niet veel later zou ze op tamelijk onelegante wijze van dat paard tuimelen en dat met haar leven bekopen.

Zoals het me wel vaker overkomt als ik me onder pathetische boomgewelven ophoud, begon ik plots van dichterlijk vuur te blaken en declameerde ik een vermaard vers uit La Divina Commedia van de Florentijnse dichter Dante Alighieri:

Nel mezzo del cammin di nostra vita
mi ritrovai per una selva oscura,
ché la diritta via era smarrita.

Op het midden van mijn levensweg
bevond ik mezelf in een donker woud
want de rechte weg was verloren gegaan.

Wie een beetje belezen is, zal weten dat Dante vervolgens bij de hellepoort terechtkwam met het niet bepaald uitnodigende opschrift:

Lasciate ogni speranza, voi ch’intrate.

Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt.

Gelukkig was de rechte weg voor mij niet helemaal verloren gegaan, want toen ik erin slaagde me uit het bos te bevrijden, kwam ik terecht bij het soort etablissement dat men een landelijke herberg pleegt te noemen. Ik liet de hoop niet varen dat ik daarbinnen lafenis zou aantreffen, stalde mijn ros en duwde aarzelend de deur open …

Als jullie willen weten wat er toen gebeurde ─ en dat loont de moeite ─ moeten jullie morgen naar hier terugkeren. Nu ik eindelijk door de muzen omhelsd word, zal ik me eerst aan het schrijven van een koningslied wijden. Ik vermoed namelijk dat Berten en Fluppe binnenkort naar Nederlands voorbeeld ook een wisseldans zullen uitvoeren … Changez!

Spaar ons!

Een zittend gat

Volgens mijn lijfarts heb ik een zittend gat. Nu ja, hij is keurig opgevoed en gebruikte deze ietwat ordinaire uitdrukking niet, maar hij sprak me wel vermanend toe, op het flemerige, op iets te veel inleving wijzende toontje, dat ook verplegend personeel in bejaardenhuizen zich weleens permitteert. Hij vond namelijk dat ik te weinig beweeg en wie ben ik dat ik hem zou tegenspreken of ongelijk geven? Ik slijt een groot gedeelte van mijn leven op een bureaustoel en dat kan niet gezond zijn.

Daarom heb ik besloten om iedere ochtend een wandeling van een paar kilometer te maken en, als het weer een beetje meezit, ook ’s middags nog even op de fiets te klauteren, om wat rond te peddelen … en me telkens weer verschrikkelijk te ergeren aan een streekgenote van me: Hilde Crevits, de Vlaamse ministerin van Mobiliteit en Openbare Werken. Op haar website vertoeft ze weliswaar in een soortement plastische pose in het zadel van een rijwiel, maar ik denk niet dat ze er zich van bewust is in wat voor abominabele toestand de Vlaamse fietspaden zich bevinden, verondersteld dat die er al zijn, wat vaak niet het geval is.

fietspadHet is een regelrechte schande, in sommige gevallen zelfs ronduit gevaarlijk en er is vooralsnog geen beterschap in zicht. Wel integendeel! Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de toestand met de dag verslechtert. Wie zich in deze contreien per fiets verplaatst, zal op zijn weg talloze gaten, putten, bulten en hellende vlakken moeten trotseren, om aan het einde van de rit met beurse billen en compleet dooreengeklutste ingewanden de bestemming te bereiken. In plaats van ons belastinggeld aan noodlijdende banken te verkwanselen, kunnen ze het volgens mij veel beter besteden door wat aan deze regelrechte aanfluiting van mobiliteit te doen.

Ik nodig Hilde Crevits uit om eens een paar uurtjes met me mee te fietsen, zodat ze zich aan den lijve van deze onverkwikkelijke toestand kan vergewissen.

Een heuglijke tijding

Naast een fervente wandelaar ben ik ook een enthousiaste fietser. Ik mag me graag doorheen opwindende landschappen trappen, langs grazige weiden als wiegende zeeën en glooiende hooilanden, doorheen … welja, ik zal niet al te veel in detail treden ─ ik weet waar ik begin, maar niet waar ik eindig ─ en het bij de ruige ruimte van de natuur houden.

vabHet plezier dat ik aan het fietsen beleef, wordt echter altijd een heel klein beetje vergald door een gedachte die in mijn achterhoofd blijft rondwaren: wat moet ik doen als ik op een niet te belopen afstand van huis met panne kom te staan, zoals bijvoorbeeld een lekke band, een gebroken ketting, of nog een ander euvel? Gelukkig heeft de VAB ─ Vlaamse Automobilistenbond ─ daar nu een oplossing voor bedacht, door ook een pechverhelpingsdienst voor fietsers op poten te zetten. Zeven dagen op zeven, vierentwintig uur op vierentwintig, komt een van hun wegenwachters je uit de nood helpen als je ergens op het Belgische grondgebied met pech af te rekenen heb. Ik heb me meteen aangemeld. Voor slechts € 45 kan ik me een heel jaar lang zorgeloos aan het fietsen overgeven. Meer informatie krijg je hier: fietsbijstand

Als men nu ook nog een ziekenfonds voor huisdieren opricht, ben ik helemaal tevreden.