Tag: hygiëne

Zwatelen en zweten

Het is me een raadsel waar ik — nederig van snit zijnde — de euvele moed vandaan haal, om niet in eerbied voor een bekende Vlaming te verstikken, maar hem onverbloemd terecht te wijzen en hem mede te delen dat hij mijn ergernis opwekt. Jullie horen me niet beweren dat ik een trouwe en fervente fan van het televisieprogramma Blokken ben, want dat is niet zo. Niettemin bevindt de presentator ervan, Ben Crabbé, zich bijna dagelijks op de achtergrond van mijn bezigheden en telkens weer slaagt hij erin mij te irriteren.

Hij heeft namelijk de bijzonder vervelende gewoonte om het eenvoudige woordje ’sport’ met een Engelse tongval uit te spreken, gebruik makend van de befloerste, Angelsaksische r. In het Nederlands hoort men zich echter van de rollende r — ook tongpunt-r genoemd — te bedienen, of desnoods de huig-r — alias brouw-r of uvulaire r — aan te wenden. Hij bezondigt zich vrijwel iedere dag aan deze fout en telkens steekt er dan een licht onbehagen in me op, want ik kan op dat gebied weinig hebben. Als hij in de boosheid volhardt, zal ik hem de toegang tot mijn woning ontzeggen, hetgeen vanzelfsprekend nefast zou zijn voor zijn kijkcijfers en zijn daarmee gepaard gaande populariteit.

Ik maak van deze gelegenheid gebruik om er hem op te wijzen dat hij voortaan misschien beter een jasje of een trui kan aantrekken als hij op het scherm moet verschijnen. Presenteren in hemdsmouwen of sportief shirt mag dan misschien vlot overkomen, maar in zijn geval levert dat binnen de kortste keren een onappetijtelijke, om niet te zeggen wansmakelijke aanblik op, vanwege de fenomenale okselvijvers die hij tentoonspreidt. Daar zit geen televisiekijkend mens op te wachten, vooral ook omdat zijn programma en de herhalingen ervan steevast rond etenstijd op de buis komen.

Ik hoop dat hij het me niet al te kwalijk zal nemen dat ik de beer geen jurk aantrek en hem niet met galante woorden omstrengel, maar van een presentator verwacht ik dat hij zijn taal beheerst en zijn uiterlijk verzorgt. Anders moet hij maar een nieuw beroep kiezen. Drummer bijvoorbeeld. Of Kreuner. Of drummer bij De Kreuners.

Kwispelstaarten

Asperges me! Het zijn de eerste woorden van het lied dat men in katholieke kerken ten beste geeft net voor de zondagse hoogmis begint. De priester schrijdt ondertussen van voor naar achter door het gebedshuis en keert vanzelfsprekend ook op zijn stappen terug, want als hij van die gelegenheid gebruik maakte om snel naar buiten te glippen, zou er van die hoogmis niets in huis komen natuurlijk. Tijdens die wandeling laat hij zich vergezellen door een meestal jonge slaaf, die een met gewijd water gevuld vat draagt, waarin zijn meester af en toe een grote kwast onderdompelt, om vervolgens met zwiepende bewegingen het wijwater over de zingende aanwezigen te verspreiden. Tja, als men uit volle borst asperges me staat te kwelen, hetgeen besprenkel mij betekent, mag men zich aan zoiets verwachten. Dan vraag je erom. Ik kan jullie slechts één raad geven: mochten jullie ooit van plan zijn om een hoogmis bij te wonen, dan kunnen jullie maar beter niet al te dicht bij het gangpad plaatsnemen, want zo’n kwispel kan behoorlijk veel water bevatten …

Maar nu ter zake! Jongens en mannen hebben ook een kwast — het formaat laten we hier even buiten beschouwing — waarmee ze water kunnen sprenkelen en die — o toeval! — enigszins het uitzicht van een asperge heeft. Is het misschien daarom dat talloze piemeldragers zich geroepen voelen om met hun asperge een eigen versie van het Asperges me ten beste te geven?

Ik ben een zindelijk mens en ik besteed grote zorg aan het kleinste kamertje in mijn woning. Je hoort me niet beweren dat je er van de grond kunt eten, want dat zou een tikkeltje overdreven zijn, maar je kunt er altijd komen. Het is er kraaknet en het ruikt er lekker naar lelietjes-van-dalen. Bovendien heb ik er een olijk tegeltje opgehangen, dat ik hier al eens eerder opgevoerd heb, met name in Tegeltjeswijsheid, en dat meteen in het oog springt als men zich voor de pot opstelt om op mannelijke wijze de blaas te ledigen. Het vertoont een pisbak die met twee wenkende handen toegerust is en het opschrift luidt: Kom gerust dichterbij, want hij is korter dan je denkt.

Niettegenstaande deze waarschuwing heeft een bezoeker zich daar gisteren toch weer aan een Asperges me van je welste overgegeven, de hele boel ondergepist en het kokhalzende opruimen aan mij overgelaten. Ik zal die smeerkees straks eens e-mailtje sturen en vragen of hij dat thuis ook doet.

Gesloopt

Ik lig in de lappenmand. Gisteren, rond een uur of zes, stak plots ziedende koorts op en nauwelijks een minuut later had ik zo’n tremor, dat ik binnen de paar seconden een ingewikkelde cocktail kon mixen. Met het geklapper van mijn tanden vermocht ik moeiteloos de hele ritmesectie van een orkest te vervangen.

Ik zat behoorlijk in de piepzak en inviteerde mijn lijfarts. Toen die voorreed, flirtte de koortsthermometer al met het streepje van veertig graden, dus kreeg ik gelijk een spuit in mijn keskedie. Ondertussen diende ik ook al met hevige buikkrampen af te rekenen, waardoor de dokter vermoedde dat ik iets gegeten had dat niet helemaal koosjer was. Zijn diagnose verbaasde me eigenlijk niet. Ik had bij de slager wat van die kuipjes met sausachtig beleg gekocht en toen ik ’s middags een broodje met krabsalade nuttigde, vond ik die een vreemde, ondeugdelijke smaak hebben. Dat belette me niet om het hele vlootje leeg te ratsen en wellicht daardoor … De arts wilde me stante pede naar het ziekenhuis brengen, maar dat weigerde ik resoluut. Mijn katten waren op stap en ik wilde niet dat ze bij hun thuiskomst voor een gesloten deur stonden.

Ik hoopte stilletjes dat ik vanmorgen monter en blij het ledikant zou ontstijgen, maar dat is ijdele hoop gebleken. Ik voel me nog steeds alsof ik door een kanon afgeschoten ben en zie eruit alsof ik uit een gieter gedronken heb. De symptomen zijn die van een levensgrote kater, hoewel ik geen druppel alcohol tot me genomen heb. Mijn lichaam heeft duidelijk een lelijke knauw gekregen en ik ben vastbesloten om al die geprepareerde salades voortaan links te laten liggen. Ik heb nochtans een maag als een ijzeren pot en de spijsvertering van een struisvogel, dus moet er iets serieus fout geweest zijn met dat beleg, maar hoe bewijs je zoiets?

Voor het eerst sinds lang heb ik geen ochtendwandeling gemaakt. Ik kon het echt niet opbrengen. Ik zal het moeten uitzitten en je hoort me absoluut niet beweren dat ik dat van harte doe. Als mijn gezondheid het laat afweten, ben ik een ongenietbaar en zelfs lastig mens. Omdat er niemand aanwezig is tegen wie ik aan kan liggen zeuren, zit ik mezelf maar wat te beklagen. Van mijn poezen moet ik ook geen mededogen verwachten. Ze merken geeneens dat ik er beroerd aan toe ben.

Vanavond zou ik op uitnodiging van vrienden moeten aanschikken in een restaurant, maar vooralsnog voel ik me echt niet in de stemming om het op een geweldig eten te zetten. Daar kan niets heuglijks van komen. Ach, het leven is een kommer en een kwel en ik wil jullie eigenlijk niet meesleuren in mijn sores.

Unilever versus Colgate

Gisteren was het nationale tandenpoetsdag, al zal dat voor de meesten van jullie waarschijnlijk onopgemerkt gebleven zijn. Tja, je kunt het zo gek niet verzinnen of er is een nog grotere gek die het niet alleen verzint, maar het ook in het leven roept.

Van alle bewustmakingsdagen die ons jaarlijks te beurt vallen, is dit wellicht het exemplaar dat bij mij het minste effect sorteert, want per etmaal schuier ik minstens drie keer mijn beitels, hetgeen me een welriekende adem en een fonkelend tandklavier oplevert. Ik druk me zelfs ietwat te bescheiden uit. Aangezien ik Signal White Now van Unilever als pasta gebruik, beschik ik over een gebit waarmee men brand kan stichten. Mijn tanden blikkeren als die van een roofdier en strekken zich als kleine gletsjers uit in het rode ravijn van mijn mond.

Nu ik toch dat thema bij de kop heb, wil ik er graag even op voortborduren en mijn ongenoegen uiten over de tubes waarin men tegenwoordig tandpasta verpakt. Vroeger kon men die keurig oprollen, zodat men wist waar men aan toe was, maar vandaag de dag zijn die vervaardigd van een slap soort materiaal, waardoor ze hun oorspronkelijke vorm bewaren en derhalve voller lijken dan ze werkelijk zijn. Onlangs nam ik een tube ter hand die ogenschijnlijk nog driekwart vol was. Toen ik erop drukte, hoorde ik een zoevend geluidje en ontsnapte er een soort scheetje uit de tuit, waardoor er me plots een bijna platte tube met nog maar heel weinig pasta restte. Ze hadden die tube toch wel grotendeels met lucht gevuld zeker! Ongebakken lucht!

Als Unilever me dat nog een keer lapt, zal ik me tot de concurrentie wenden en meteen overstappen op MaxWhite van Colgate.

Snotjandorie!

Wie regelmatig mijn weblog bezoekt en dat al een tijdje doet, zal weten dat ik naast het stiekem afluisteren van conversaties ook vaak bezig ben op heimelijke wijze het uiterlijk en het gedrag van mensen te observeren. Ik heb hier al mijn bevindingen kenbaar gemaakt omtrent reukorganen en oorlellen, maar vandaag wil ik het hebben over een merkwaardige handeling, die me gisteren eigenlijk voor het eerst opgevallen is.

Ik had wat met iemand te bespreken en omdat die persoon in hoge mate allergisch voor katten bleek te zijn, begaven we ons naar een plaatselijke herberg. Het was er tegen alle verwachting in behoorlijk druk. Ook viel het mij op dat er daar stevig geniesd, gekucht, gehoest, gerocheld en gesnoten werd. De kwakkelige zomer en het wispelturige weer van de laatste weken zal ongetwijfeld menigeen met een koutje opgezadeld hebben, met alle gevolgen van dien.

Het duurde dan ook niet lang of ik raakte in de ban van het snuitritueel, niet zozeer door de geluiden die daar meestal mee gepaard gaan, maar door een bijkomstigheid waar ik nooit eerder op gelet had. Bijna iedereen kijkt na het snuiten in de zakdoek naar wat hij of zij gevangen heeft. Sommigen doen dat met een snelle blik. Anderen nemen er rustig de tijd voor. Raar is dat, vooral omdat hetgeen uit je neus komt, volgens mij allerminst een appetijtelijke aanblik biedt, maar toch wil men het gezien hebben.

Zelf dien ik me uiterst zelden aan snuiten over te geven. Alleen als ik met de fiets rijd, kan het gebeuren dat mijn neus volloopt. Ik heb een paar keer geprobeerd om me op een professionele manier van dat overtollige vocht te bevrijden, door het met een krachtig gesnuif uit te stoten zoals wielrenners dat doen, maar ik kan dat kennelijk niet. Het snot verspreidt zich over mijn gezicht, landt op mijn schouder of mijn mouw en blijft soms zelfs als een elastische dreutel aan mijn neus hangen. Bah, wat vies! Ik gebruik dus een zakdoek … en ja hoor! Ik kijk ook wat ik gevangen heb. Ik wist het niet van mezelf, maar ik heb het vanmorgen ontdekt.

Buikspreken

Als ik krachtig in de weer ben met iets, of ook nog als ik gewoon geen zin heb in melodieus gekokkerel, durf ik weleens mijn toevlucht te nemen tot een snelle hap van witte bonen in tomatensaus. Je gooit die in een pannetje, zet ze gedurende een paar oogwenken op het vuur of in de microgolfoven en … binnen de kortste keren staan ze in je maag en kun je er weer even tegen.

Het grote nadeel van bonenprut is — ik vertel jullie waarschijnlijk geen nieuws — dat die aanleiding geeft tot buitengewoon veel achterklap. Gotsamme! Wat krijg je daar een gigantische broekhoest van! Dat is op zich natuurlijk geen probleem … als je alleen bent. Effe lekker knallen, onbeheerst winden uit je kont kegelen, het op een klaterend scheten laten zetten … ik mag het graag doen en ik kan het jullie van harte aanbevelen … als niemand zich in je directe omgeving ophoudt.

In het andere geval, wanneer je in gezelschap vertoeft, zou ik het ten stelligste afraden, want het wordt uiterst zelden gewaardeerd en jullie zullen er zich vermoedelijk niet sympathiek mee maken, behalve dan misschien tijdens een vergadering van een petomanenclub, maar die zijn dun gezaaid.

Wie zich binnen de gehoorsafstand van anderen bevindt — de reukafstand laat ik hier even in het midden, want ik wil het voegzaam houden — dient zich tot kousenlopers en sluipveesten te beperken. We zijn allemaal in staat tot het laten van enkele delicate scheetjes, maar als je bezig bent witte bonen in tomatensaus te verteren, zijn dat er honderden … en dan zit het er dik in dat er een aantal mislukken, door toch op luidruchtige wijze het luchtruim te kiezen.

Nadat ik eergisteren mijn logeergast afgehaald had en van de luchthaven huiswaarts keerde, bleven de winden zich in mijn darmen opstapelen. Ik kon die onmogelijk laten ontsnappen, zelfs niet op discrete wijze, want in de beslotenheid van een auto vermag je geen geuren te verdoezelen. Het duurde dan ook niet lang of mijn ingewanden begonnen te protesteren met een stemmetje dat in een tekenfilm bij een grieperig knaagdiertje van onbestemd ras zou horen. Het gekreun zwol aan en klonk weldra alsof er zich in mijn buik een heuse pornofilm afspeelde. Het was mijn Argentijnse passagier en tijdelijke huisgenoot die deze vergelijking maakte, want zelf heb ik natuurlijk nog nooit zo’n film gezien.

We hielden halt bij een wegrestaurant. Ik verwijderde me even, trok me in een toilet terug en gaf ‘m van jetje, in de veronderstelling dat ik daar alleen was.
─”Het is niet waar, hè!” riep de man die zich kennelijk onopgemerkt in het hokje naast me ophield. “Is er oorlog in ’t spel?”

Viespeuken

Waarschijnlijk zullen jullie vandaag een aantal nieuwe woorden ontmoeten in mijn schrijfsel, want ik behandel iets dat zo vies is, dat het meestal onbesproken en onbeschreven blijft. Ik ga echter geen enkel onderwerp uit de weg, dus kunnen jullie zich maar beter op het ergste voorbereiden.

Ongetwijfeld zal ik jullie al eens medegedeeld hebben dat ik het sjieken een afschuwelijke gewoonte vind. Ik knoop zelden vrijwillig een gesprek aan met personen die zich met kauwgom onledig houden, omdat ik het danig op mijn teringtietjes krijg van die voortdurend in beweging zijnde monden en de onaangename geluiden die daar veelal mee gepaard gaan. Dat onophoudelijk geknabbel veroorzaakt immers een speekselvloed, door geleerde mensen salivatie genoemd, en men dient zich van dat overtollig vocht te ontdoen door het in te slikken. Men zou het natuurlijk ook kunnen uitspuwen, maar gelukkig doen slechts weinigen dat.

Wat ik eveneens zeer node aanschouw, is het pulken en peuteren in allerhande lichaamsopeningen. Men steekt er vaak de draak mee, maar de bewering dat dit vooral tijdens het filerijden gebeurt, klopt als een zwerende vinger. Een paar dagen geleden zag ik zelfs iemand zijn tanden flossen achter het stuur. Nu heb ik vanzelfsprekend niets tegen hygiënische werkzaamheden van welke aard ook, maar als het even kan wil ik daar toch liever geen getuige van zijn. Natuurlijk moet ik ook af en toe een klad uit een ooghoek verwijderen, mijn neus van podde bevrijden en mijn oren van overtollig smeer ontdoen, maar dat doe ik meestal in de beslotenheid van een sanitaire ruimte en ik zal alleszins nooit iemand met zulke intieme bezigheden confronteren.

Een kastelein waar ik gisteren mee sprak, vertelde me dat hij heel vaak onder stoelen en tafels geplakte kauwgom en purken — dat zijn harde stukken snot — diende te verwijderen. Volgens zijn zeggen zouden er zelfs mensen bestaan die met de inhoud van hun neus bolletjes rollen, om die vervolgens met een soort vingerknip weg te schieten. De hemel kere het! Huiveringen glibberden schielijk langs mijn rug, al wist ik niet zeker of die veroorzaakt werden door hetgeen hij zei dan wel door hetgeen hij deed. Hij rochelde namelijk een fluim uit zijn borst omhoog en zat daar onder het spreken door lustig op te kauwen. Af en toe zag ik het bruingroene ding in zijn mondopening verschijnen, tot hij het met een slobberend geluidje inslikte, alsof het een oester was. Meteen daarna opnieuw kwalsterde hij opnieuw en begon van voren af aan. Ik maakte dat ik wegkwam.

Vuilbekken

Ik aanschouwde een reclamefilmpje dat een onuitwisbare indruk bij me achterliet. Colgate, een firma die zich sinds jaar en dag met mondhygiëne onledig houdt, introduceerde een nieuwe tandenborstel. Ik zie jullie schokschouderen en hoor jullie “nu ja, een tandenborstel” mompelen, maar het betreft hier geen ordinaire tandenborstel. Ah nee! Het is een tandenborstel met een ingebouwde … tongreiniger! Een tongreiniger?! De oorschelpen vielen me van het hoofd, mijn ogen rolden uit hun kassen en ik kneep even in mijn dij, maar ik hallucineerde werkelijk niet en ik was tevens bloednuchter.

Ik ben onmiddellijk naar de badkamer gehold, ontrolde daar kameleonsgewijs mijn tong en inspecteerde die vleeslap nauwgezet in de spiegel. Ik kon niets ontdekken dat het aanwenden van een tongreiniger noodzakelijk maakte. Gerustgesteld begaf ik even later naar de kroeg en vestigde me daar aan de tapkast. Toen zag ik hoe een jongen op speelse wijze een boze tong naar zijn meisje uitstak … en die tong was beslagen met een geelachtige … Bah, wat vies!

Ik ben snel naar huis teruggekeerd om hier neer te schrijven dat er nu een tandenborstel met een ingebouwde tongreiniger bestaat. Doe er jullie voordeel mee!