Tag: dierenleed

Vanmorgen miauwde het nog

Ik mag hier niet schrijven dat ik verleden zaterdag over berg en dal fietste, want dan neem ik een loopje met de waarheid. In West-Vlaanderen verrijzen er immers geen geografische ongemakken die de naam berg verdienen en waar geen bergen zijn, ontbreken logischerwijze ook de dalen. Nu hoor ik in het zuiden van de Belgische kustprovincie gelijk enig protest opklinken. Daar gaat men immers prat op enkele uitstulpingen in het landschap, waaraan men in een vlaag van grootheidswaan, om niet te zeggen verstandsverbijstering, de kwalificatie berg verleend heeft. Wie ooit een majestueuze Alp of een indrukwekkende Pyrenee aanschouwd heeft, zal echter meewarig het hoofd schudden als deerniswekkende keutels zoals de Rode Berg, de Zwarte Berg, de Scherpenberg, de Monteberg en de Kemmelberg aan de horizon opdoemen.

Maar goed, ik bevond me helemaal niet in het zuiden van West-Vlaanderen, maar in noordelijker gebied, meer bepaald in de lommerrijke bossen van het Brugse Ommeland. Al fietsend passeerde ik een aan een boom bevestigde boodschap, die ik vanwege de fenomenale snelheid die ik ontwikkelde niet vermocht te lezen.

poesje1

Ik was al bijna een kilometer verder toen de mij aangeboren nieuwsgierigheid de kop opstak. Ik hoef heus niet van alles het fijne te weten, maar het scheelt toch niet veel. Ik keerde op mijn stappen … eh … ik keerde terug om het bericht te bezienswaardigen.

poesje2

Tja, wat moet een mens daar nu van zeggen? Denkt de schrijver ervan nu echt dat de dader zich kenbaar zal maken, of is het gewoon een retorische vraag van iemand die even woede wil spuien en verdriet van zich afschrijven?

Toen ik mijn weg vervolgde, hoorde ik de boom zachtjes kreunen: “Wie heeft er die ellendige haken in mijn bast geschoten?”

In welke hoek wil je liggen?

Gewapend met een schroevendraaier liep ik naar de brievenbus, om daar een kleine herstelling uit te voeren. Een van mijn katten volgde me op de voet en terwijl ik repareerde, ten volle blijk gevend van de mij eigen onhandigheid, zat ze naast me neer en maakte ze van de gelegenheid gebruik om zich uitgebreid te wassen.

Opeens verscheen er een wandelaar ten tonele: een kerel met een nogal ongunstig uiterlijk, die in het gezelschap was van een aangelijnde hond waarop een zadel niet zou misstaan. Het indrukwekkende beest ontwaarde mijn vrij onbeduidende huisdier, kreeg gelijk het heen en weer, begon te blaffen en voortvarend aan zijn leiband te rukken. Mijn kat keek even verstoord op, maar ging toen doodgemoedereerd door met het likken van haar poot en het wassen van haar snoet. Ondertussen sleurde de hond zijn baas bijna de struiken in en kreeg dientengevolge plots zo’n keiharde vuistslag op zijn snoet, dat hij jankend tot bedaren kwam.
─”Dat was nu ook niet nodig”, gaf ik lucht aan mijn ergernis.
─”Bemoei je met je eigen zaken”, snauwde de dierenbeul en hij leek plots gevaar uit te wasemen.
─”Het welzijn van mensen en dieren is allemans zaak”, repliceerde ik gortdroog.
─”Zal ik je ook een peut verkopen?” vroeg hij terwijl hij zijn vuist balde en een pugilistische pose aannam.
Ik haalde de schouders op, schudde het hoofd en liep naar mijn woning. De kat dobberde onaangedaan in mijn kielzog.

Ik weet het: ik zou er me inderdaad beter niet mee bemoeien, maar dergelijk gedrag kan ik gewoon niet billijken, zelfs niet met de beste wil van de wereld. Wat ik niet begrijp, is dat mensen tegenwoordig naar aanleiding van de kleinste kleinigheid gelijk ruig worden en tot handtastelijkheden willen overgaan. 

Grote kak op een klein potje

Nog geen maand geleden uitte ik hier, in Zwijnenboel, mijn ongenoegen omtrent de slachtpartij die men in de omgeving van mijn hoofdkwartier onder de everzwijnen aanrichtte. Gisteren waren de stille Kempen aan de beurt, meer bepaald het gehucht Postel in de buurt van Mol.

Zo’n 140 drijvers en 60 jagers namen deel aan de festiviteiten, hetgeen natuurlijk met veel bombarie en stoer wapenvertoon gepaard ging. Na een urenlange drukjacht hadden die tweehonderd krachtpatserige helden slechts 1 (één) everzwijn kunnen vermoorden, maar ze hadden er minstens 60 gezien.

Ik kan het ook niet helpen, maar als me zo’n bericht ter ore of ter oge komt, is dat genieten geblazen en zit ik me te verkneukelen dat het een aard heeft. Ik ben namelijk een groot supporter van wild in het algemeen en everzwijnen in het bijzonder, ook al hebben laatstgenoemden al eens lelijk in mijn tuin huisgehouden. En jagers … ik kan ze voor mijn ogen niet geschilderd zien! Ze moesten ze met een kotszakje leveren.

Marmottendag

groundhog

Vandaag, 2 februari, vieren ze Groundhog Day in de Verenigde Staten en Canada. Men wacht af wat er in Pennsylvania, en meer bepaald in het stadje Punxsutawney — ja, zeg het eens na zonder dat je tong kadul slaat — zal gebeuren.

Ieder jaar verzamelen zich duizenden toeschouwers op Gobbler’s Knob: een bebost heuveltje aan de rand van de stad. Daar immers woont Phil in een elektrisch verwarmd hol. Phil is een groundhog, hetgeen wij een marmot noemen en geleerde luiden een Marmota monax. Bij zonsopgang ─ om 7.20 uur lokale tijd en 13.20 uur bij ons ─ wordt Phil brutaal uit zijn winterslaap gerukt, omdat een vertegenwoordiger van het in galakleding uitgedoste feestcomité hem ten aanschouwen van alle aanwezigen en tientallen televisiecamera’s tevoorschijn sleurt. Phil kan immers voorspellen hoelang de winter nog zal aanslepen. If the groundhog sees his shadow, we will have six more weeks of winter.

Met andere woorden: als de zon zich vandaag bij het opgaan ook werkelijk vertoont in Punxsutawney en zich niet achter wolken of mist verschuilt, zal Phil zijn schaduw zien en blijft de winter nog zes weken duren. Dat is pas wereldschokkend nieuws. De spanning is dan ook te snijden in de U.S.A.

En vanavond zal ik naar aloud lichtmisgebruik pannenkoeken bakken. Dat hoort men volgens de volksoverlevering op 2 februari te doen, om het hele jaar door rijk en gelukkig te zijn. Ik wil de folklore levendig houden, vooral als het me iets opbrengt, maar ik heb nog steeds moeite met die tussen-n in pannenkoeken. Het lijkt nergens op en het klinkt ook niet lekker.

Zwijnenboel

zwijnDe bossen die mij gemoedelijk en vaak zelfs barmhartig omringen waren gisteren het toneel van een meedogenloze slachtpartij. Hoewel de jacht momenteel gesloten is, vanwege het door de barre winteromstandigheden ernstig verzwakte wild, greep er een door het Agentschap voor Natuur en Bos georganiseerde drukjacht op everzwijnen plaats, omdat de dieren op dit moment het makkelijkst te verschalken zijn. Er zijn er zo’n veertig afgeschoten.

─”Voor niet-experts is het moeilijk te begrijpen, maar deze actie kadert binnen de bestrijding van de everzwijnenpopulatie en valt niet onder de opschorting van de jacht die door Vlaanderen werd aangekondigd omwille van de aanhoudende vrieskou”, beweert een woordvoerder van het Agentschap voor Natuur en Bos.

─”De drukjacht op everzwijnen was met minstens dertig geschoten evers een groot succes”, zegt een andere woordvoerder van hetzelfde agentschap. “De jacht was nodig omdat de overpopulatie al maanden zorgt voor economische schade aan landbouwgewassen.”

Ik ben absoluut niet blij met deze gang van zaken. Ik mag dan misschien een niet-expert zijn volgens de hogervermelde woordvoerder, maar ik weet heel zeker dat de everzwijnen hier eertijds uitgezet zijn door jagersverenigingen en jachtliefhebbers. Met alle gevolgen van dien. Dat men dieren in de natuur vrijlaat om die vervolgens ter vermaak te doden, beschouw ik als ontoelaatbaar en ik wil daar dan ook met klem tegen protesteren.  

Zowel de heren van Natuur en Bos als alle jagers mogen van deze niet-expert korte armpjes krijgen, zodat ze zich niet kunnen krabben als er mieren in hun kloten bijten.

Oprotten!

Zo! We kunnen overgaan tot de wanorde van de dag, want we hebben de feestelijkheden achter de rug … of toch ongeveer, want overmorgen dien ik nog te vieren dat ik jarig ben, maar het is niet mijn gewoonte om daar veel aandacht aan te besteden,

rotjeHier te mijnent is het hele eindejaarsgedoe relatief rustig verlopen. Dat ik het adjectief relatief gebruik, is te wijten aan een verre buurman van me, die zich tijdens de oudejaarsnacht allicht afvroeg wat hij ter vermaak eens kon gaan doen en zich toen geroepen voelde om een portie vuurwerk af te steken. Al om halftien weerklonk de eerste ontploffing en vervolgens liet hij ongeveer om het kwartier enig geknal horen, tot de klok naar twee uur kuierde: meer dan vier uur! Ja zeg, ga een stilleven schilderen!

Ik kreeg er het spetterend van en ook mijn katten kaatsten als hyperkinetische neuroten door het huis. Als hij ons dat bij een volgende gelegenheid nog een keer lapt, steek ik hem gegarandeerd zo’n projectiel in het gat en dan zal er ter afwisseling eens geen gillende keukenmeid door de lucht klieven, maar een jodelende buurman. Dat heb ik hem vanmorgen medegedeeld, zij het in iets gezapiger bewoordingen, en hij is dus een gewaarschuwd man.

Ik gun iedereen zijn pleziertje, maar als dat gebeurt ten koste van anderen, mens en dier, ja dan …

Confrontaties

Nee, ik heb niet echt een hekel aan de kerst, maar ik ontsteek ook niet in laaiend enthousiasme als dat gehannes met bomen en lampjes en lichtjes er weer zit aan te komen. Ik ben vermoedelijk niet voor feestneus in de wieg gelegd. Bijeenkomsten, smulpartijen en drinkgelagen zijn niet aan mij besteed, om van dat opgefokte en derhalve stresserende gedoe met cadeautjes nog te zwijgen.

Kerstmis heet een familiefeest te zijn, maar nu wil het geval dat ik slechts over weinig verwanten kan beschikken. Degenen die ik overhoud zijn dan ook nog familie van Adamswege, of van het zevende knoopsgat zoals we in Vlaanderen zeggen, en ze wonen allemaal in heel verre buitenlanden, zodat het onmogelijk is om even bij ze aan te wippen, gesteld dat ik dat al zou willen. Ik vierde kerstavond in mijn eentje. Nu ja, vieren …

Ik rukte voor mijn katten een blikje zalm open en flanste voor mezelf een gerechtje samen, waarin garnalen de boventoon voerden, want ik ben een groot liefhebber van die schaaldiertjes. Op de televisie waren duizenden wildebeesten bezig een rivier over te steken, hetgeen de steile oevers in niet geringe mate bemoeilijkten. Het duurde dan ook niet lang of honderden dode gnoes dobberden als grauwe marshmallows in het water, hetgeen allerminst bevorderlijk was voor mijn eetlust.
“Maak het een beetje!” riep ik verontwaardigd en ik zapte.

In Madagaskar liet een ringstaartmakimoeder haar baby in de steek, omdat het arme beestje te zwak was om zich aan haar vast te klampen. De camera zorgde ervoor dat ik niettegenstaande ogenzilt heel goed konden zien hoe dat sukkelaartje crepeerde.
“Wel godverdomme hier en gunter!” riep ik verontwaardigd en ik zapte.

Een vrouwelijk jachtluipaard verschalkte een antilopekindje en bracht het dier levend en wel naar haar drie welpen, zodat die spelenderwijs konden leren hoe ze een prooi moesten doden. Dat trio amuseerde zich kostelijk. Ik aanzienlijk minder.
“Krijg toch het slingerschijt!” riep ik verontwaardigd en ik zapte.

Een luchtaanval op een bakkerij in de Syrische stad Halfaya zaaide daar dood en vernieling. Ten prooi aan grote ontsteltenis aanschouwde ik de gorgonische taferelen. Ik zette het televisietoestel af.

Even later legde ik Chopin onder het laseroog en liet me meevoeren met de muziek.

Ik denk nochtans dat ze van goede wil waren, de negentig mensen die bij die bakkerij op hun beurt wachtten en nu dood zijn.